ECLI:NL:RBROT:2025:13484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
C/10/708331 / FA RK 25-7788
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 28 november 2025, is een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv afgewezen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. Kloppenburg, had verzocht om een zorgregeling voor zijn minderjarige kind, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Kartal, verweer voerde en een alternatieve zorgregeling voorstelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen na de mondelinge behandeling op 7 november 2025 tot overeenstemming zijn gekomen over een voorlopige zorgregeling, waarbij de minderjarige bij de man verblijft op woensdag na school en op zaterdag. De rechtbank heeft de voorlopige regeling in afwachting van definitieve afspraken goedgekeurd, maar heeft geen beslissing genomen over de proceskosten, aangezien de definitieve zorgregeling nog niet is vastgesteld. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 1 maart 2026, waarbij partijen en hun advocaten worden verzocht om de rechtbank te informeren over de stand van zaken. De rechtbank benadrukt het belang van de emotionele en fysieke veiligheid van de minderjarige in deze procedure.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/708331 / FA RK 25-7788
Beschikking van 28 november 2025 over de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) tevens houdende een verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van:
[de man], hierna: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam,
t e g e n
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat mr. G. Kartal te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 13 oktober 2025;
  • het verweerschrift met bijlagen, tevens houdende zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 3 november 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 7 november 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
1.3.
Na de zitting is – zoals tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken – nog ontvangen:
  • het F9 formulier van de zijde van de man van 17 november 2025;
  • het F9 formulier van de zijde van de vrouw van 19 november 2025;
  • het schrijven van de zijde van de man ingekomen op 19 november 2025.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt een zorgregeling vast te stellen inhoudende dat de minderjarige:
  • gedurende een cyclus van 2 weken telkens een week bij de man verblijft, met het wisselmoment op zaterdag 18.00 uur;
  • de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen, in onderling overleg te bepalen bij de man verblijft,
dan wel een zorgregeling zoals de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2.
De man verzoekt daarnaast een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv te treffen in de zin dat hij een voorlopige zorgregeling verzoekt waarbij de minderjarige tot de uitspraak in de bodemprocedure:
  • gedurende een cyclus van 2 weken telkens een week bij de man verblijft, met het wisselmoment op zaterdag 18.00 uur;
  • de helft van de schoolvakanties en de helft van de feestdagen, in onderling overleg te bepalen bij de man verblijft,
dan wel een zorgregeling zoals de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij bepleit afwijzing van het verzoek van de man, althans een zorgregeling vast te stellen als de rechtbank juist en redelijk acht.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw een zorgregeling vast te stellen die als volgt wordt opgebouwd:
  • te beginnen met een halve dag omgang per week in het weekend, onder begeleiding van een professionele instantie, waarbij ook de overdrachtsmomenten via de betreffende instantie plaatsvinden;
  • indien de omgang voor een langere periode goed verloopt, kan worden bezien of een geleidelijke uitbreiding van de contactmomenten mogelijk is waarbij telkens dient te worden gekeken naar: het gedrag en houding van de man richting de minderjarige; de mate waarin de man in staat is zijn agressie onder controle te houden en de emotionele behoefte en draagkracht van de minderjarige op dat moment;
  • dezelfde uitgangspunten dienen te gelden voor de vakantie- en feestdagenregeling.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Inzake het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
4.1.
Omdat de voorlopige voorziening gelijktijdig met de hoofdzaak wordt behandeld en in die procedure betreffend onderwerp ook aan de orde komt, heeft de man geen belang meer bij een voorlopige voorziening op dit punt. Zijn verzoek zal daarom worden afgewezen.
Inzake de bodemprocedure
4.2.
De relatie van partijen is in medio juli 2025 (naar zeggen van de man abrupt) beëindigd. Daarna heeft de man enkele weken geen contact met de minderjarige kunnen hebben. Vervolgens heeft de man de minderjarige gedurende twee maanden zes keer kunnen zien, waarbij de minderjarige dan telkens vier tot zes uur bij de man in de woning verbleef. Op 11 september 2025 heeft er een escalatie tussen partijen plaats gevonden. De stellingen over deze escalatie tussen partijen verschillen. De rechtbank stelt vast dat er in ieder geval een handgemeen is geweest tussen partijen waarna de man vervolgens hard op de motorkap van de auto van de vrouw heeft geslagen en zijn hand hierbij heeft gebroken. De vrouw heeft vervolgens aangifte gedaan en door de politie is een melding gemaakt bij Veilig Thuis.
Sedert bovengenoemd incident laat de vrouw geen contact meer toe tussen de man en de minderjarige en geeft aan slechts open te staan voor begeleide omgang door het Omgangshuis of een door Veilig Thuis ingeschakelde instantie.
4.3.
Alhoewel de man erkent dat er spanningen zijn tussen partijen op dit moment betwist hij schuldig te zijn aan enig huiselijk geweld. De man wil normaal contact met de minderjarige hebben. Daarbij hoeven deze spanningen volgens de man niet te betekenen dat hij slechts begeleide omgang zou kunnen hebben met de minderjarige. Daarbij stelt de man dat hij ook bereid is deel te nemen aan een hulpverleningstraject om de verstandhouding tussen partijen te normaliseren en waarbij partijen leren de verstoorde partnerrelatie om te zetten naar een normale ouderrelatie. Binnenkort heeft de man een afspraak bij Veilig Thuis en hij hoopt dat daar een en ander al in gang kan worden gezet, temeer omdat de minderjarige erg aan hem is gehecht en er volgens hem geen enkele reden bestaat waarom er uiteindelijk niet tot een zorgregeling kan worden gekomen op basis van gelijkwaardig ouderschap. De man heeft altijd een groot deel van de zorg over de minderjarige gedragen en beschikt naar eigen zeggen over voldoende pedagogische vaardigheden. Ook de ontwikkelingsachterstand van de minderjarige vormt volgens de man geen belemmering voor een ruime zorgregeling.
De man maakt zich daarbij zorgen over de minderjarige omdat de vrouw thans met de minderjarige in een huis bij een vriendin verblijft waar wordt geblowd.
4.4.
De vrouw erkent op haar beurt dat de man het recht heeft om de minderjarige te zien en zij ontkent ook niet dat de man veel van de minderjarige houdt en andersom. De vrouw vindt het ook belangrijk dat de minderjarige zijn vader ziet, maar daar hoort wel een haalbare en realistische zorgregeling bij die in het belang is van de minderjarige. Zij heeft er geen vertrouwen in dat de man voldoende kan voorzien in de behoeftes van de minderjarige. De minderjarige is een zeer kwetsbaar kind en is geplaatst op een behandelgroep van [zorgaanbieder] vanwege zorgen over zijn ontwikkeling en gedrag. De vrouw heeft zorgen over de emotionele veiligheid van de minderjarige wanneer die bij de man verblijft. De man werkt niet en heeft vanuit de gemeente een ontheffingsplicht, omdat hij zou kampen met psychische klachten. Ook de communicatie tussen partijen verloopt problematisch en escaleert nog wel eens. De vrouw vindt het verzoek van de man (uiteindelijk inhoudende een co-ouderschap) onrealistisch, omdat hij geen idee heeft wat er bij een co-ouderschapsregeling komt kijken. De man moet eerst bewijzen dat hij goed om kan gaan met de problematiek van de minderjarige en hij moet daarbij gaan werken aan zijn agressie-problematiek. In beginsel staat de vrouw open voor begeleide omgang en daarna kan verder gekeken worden of onbegeleide omgang ook tot de mogelijkheden behoort. Daarbij speelt mee dat de vrouw bang is dat de man de minderjarige gaat gebruiken om de relatie tussen hen te herstellen.
4.5.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.5.1.
Uit de stukken en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht blijkt het volgende.
Het betreft hier een minderjarige van nog geen vijf jaar oud die zeer kwetsbaar is. Hij is op [zorgaanbieder] geplaatst vanwege zorgen omtrent zijn ontwikkeling en gedrag, met als doel meer zicht te krijgen op zijn ontwikkeling en advies te krijgen over een passende vorm van onderwijs. Uit het verslag van Enver van 22 juli 2025 blijkt dat de minderjarige zowel non-verbale communicatie als taal gebruikt om zichzelf duidelijk te maken. Zijn taal bestaat uit losse woordjes en korte zinnetjes, waarbij de minderjarige vaak moeilijk te verstaan is. De werkhouding en concentratie van de minderjarige is nog niet passend bij zijn leeftijd. De scores van de minderjarige liggen overwegend op moeilijk lerend niet-verbaal cognitief niveau. De minderjarige heeft vergeleken met leeftijdsgenootjes meer ondersteuning nodig om tot leren te komen. Op dit moment lijkt regulier onderwijs niet haalbaar en vooralsnog wordt gedacht aan een kleuterklas in het speciaal basisonderwijs. De minderjarige heeft een overzichtelijke, gestructureerde omgeving nodig zowel thuis als elders waarin volwassenen beschikbaar, voorspelbaar en consequent zijn.
Vanaf januari 2026 zal de minderjarige naar een school voor speciaal onderwijs gaan in [plaats 2] .
4.5.2.
Met de raad oordeelt de rechtbank dat het anders kan dan dat de minderjarige last heeft van de slechte onderlinge verstandhouding van partijen. Zijn ouders zijn nog niet zo heel lang uit elkaar en de emoties tussen partijen lopen nog wel eens hoog op, hetgeen de minderjarige meekrijgt. De man en de minderjarige hebben een goede band. Hoewel de minderjarige recentelijk getuige is geweest van een hevig incident tussen zijn ouders, acht de rechtbank het niet in zijn belang dat hem nu ieder contact met zijn vader wordt onthouden.
Gelet op zijn ontwikkelingsachterstand is het voor de minderjarige moeilijk in taal uit te drukken wat hij heeft meegemaakt en meemaakt. Het is daarom de verantwoordelijkheid van de ouders om de wereld voor hem te vertalen en hem veiligheid te bieden. Op dit moment loopt er een onderzoek van Veilig Thuis. Het is belangrijk dat de onderlinge verstandhouding van partijen ter sprake komt bij Veilig Thuis zodat afspraken kunnen worden gemaakt hoe te handelen in het belang van de minderjarige.
4.5.3.
Beide partijen houden veel van hun kind en tijdens de mondelinge behandeling is met partijen en hun advocaten besproken of partijen een mogelijkheid zien om – in
afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van Veilig Thuis – in overleg tot een voorlopige zorgregeling kunnen komen, zodat er op korte termijn contactherstel tussen de man en de minderjarige zou kunnen plaatsvinden, hetgeen in het belang van de minderjarige is.
Beide partijen hebben aangegeven dat zij bereidt zijn om met behulp van hun advocaten te bezien of zij in onderling overleg tot een voorlopige omgangsregeling kunnen komen.
4.5.4.
Na de zitting zijn op respectievelijk 17 november 2025 en 19 november 2025 van de zijde van partijen brieven ontvangen, waaruit blijkt dat zij voor wat betreft de voorlopige omgangsregeling overeenstemming hebben bereikt.
4.5.5.
Deze voorlopige overeenstemming houdt in dat de minderjarige bij de man verblijft:
  • iedere woensdag na school tot 17.00 uur en
  • iedere zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur,
waarbij de man de minderjarige bij de vrouw ophaalt en weer terugbrengt en de overdracht van de minderjarige beneden (buiten) bij de woning van de vrouw zal plaatsvinden.
4.5.6.
De vrouw zou graag in de beschikking (de rechtbank leest: in het dictum van de beschikking) opgenomen willen zien dat partijen de afspraak hebben gemaakt dat de man geen beelden van de minderjarige plaatst op sociale media en de man de foto’s die hij in het verleden op sociale media heeft geplaatst verwijderd.
4.5.7.
De man wil dit niet opgenomen hebben in de beschikking omdat deze discussie geen onderdeel uitmaakt van de huidige procedure. Hij heeft wel toegezegd de foto’s te zullen verwijderen.
4.5.8.
De rechtbank heeft kennis genomen van de toezegging van de man over het plaatsen van foto’s van de minderjarige op sociale media. Door de vrouw is in haar petitum geen verzoek gedaan inzake zulke foto’s. De rechtbank zal daarom alleen de voorlopige onderlinge zorgregeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking. De rechtbank acht deze regeling in het belang van de minderjarige.
4.6.
Proceskosten
4.6.1.
Omdat ten aanzien van de definitieve zorgregeling nog geen eindbeslissing wordt gegeven, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank:
inzake het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
5.1.
wijst het verzoek van de man af;
inzake de bodemprocedure
5.2.
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de
voorlopigezorgregeling hebben getroffen, te weten dat de minderjarige bij de man verblijft:
  • iedere woensdag na school tot 17.00 uur en
  • iedere zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur,
waarbij de man de minderjarige bij de vrouw ophaalt en weer terugbrengt en de overdracht van de minderjarige beneden (buiten) bij de woning van de vrouw zal plaatsvinden.
5.3.
verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;
en voordat verder wordt beslist:
5.4.
bepaalt dat de behandeling van de zaak voor wat betreft de definitieve zorgregeling wordt aangehouden tot
1 maart 2026 PRO FORMA, met het verzoek aan de advocaten van partijen uiterlijk twee weken vóór laatstgenoemde datum schriftelijk aan de rechtbank te berichten over de huidige stand van zaken en daarbij tevens gemotiveerd aan te geven op welke manier volgens partijen moet worden voort geprocedeerd, waarbij zij gelijktijdig – en alleen indien nodig – de rechtbank hun verhinderdata verstrekken voor de maanden maart -, april -, mei- en juni 2026;
5.5.
bepaalt dat partijen en hun advocaten en de raad voor de kinderbescherming op de genoemde pro-formadatum niet hoeven te verschijnen;
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 28 november 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.