ECLI:NL:RBROT:2025:13478

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
C/10/708008 / FA RK 25-7622
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in echtscheidingsprocedure met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2025 een beschikking gegeven in een voorlopige voorziening in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Hoogenraad, heeft verzocht om met uitsluiting van de man gerechtigd te zijn tot het gebruik van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H. de Jong, heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om het gebruik van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw de zorg heeft voor twee minderjarige kinderen, terwijl de man de zorg heeft voor zijn minderjarige dochter, die momenteel bij een tante verblijft. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de vrouw bij het gebruik van de woning groter is dan dat van de man, mede omdat de vrouw al sinds 2016 in de woning woont en daar met haar kinderen is geworteld. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw toegewezen en het verzoek van de man afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man de woning moet verlaten en dat de vrouw de goederen die strekken tot het dagelijks gebruik van de man aan hem moet afgeven. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/708008 / FA RK 25-7622
Beschikking van 25 november 2025 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. M.E. Hoogenraad te Maassluis,
t e g e n
[de man], hierna: de man,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. J.H. de Jong te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 08 oktober 2025;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 7 november 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 11 november 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2023 te [trouwplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan.
2.3.
De vrouw heeft de nationaliteit van Azerbeidzjan en de man heeft de nationaliteit van Oekraïne.

3.De beoordeling

3.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.1.
Deze zaak heeft een internationaal privaatrechtelijk karakter. Om die reden ligt zowel de rechtsmacht van deze rechtbank als het toe te passen recht ambtshalve ter beoordeling voor. De rechtbank stelt op grond van de omstandigheden van partijen vast dat zij bevoegd is op het verzoek te beslissen en dat op het verzoek Nederlands recht moet worden toegepast.
3.2.
Woning
3.2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de man te bevelen die woning te verlaten en hem te verbieden die woning verder te betreden.
Daarnaast verzoekt de vrouw om de man te bevelen aan haar af te geven de goederen die strekken tot haar dagelijks gebruik.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij wege van zelfstandig verzoek om te bepalen dat hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de vrouw te bevelen die woning te verlaten en haar te verbieden die woning verder te betreden.
3.2.3.
De rechtbank moet beoordelen wie van partijen het meeste belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw de zorg heeft voor twee minderjarige kinderen. Ook is niet in geschil dat de man de enige verzorger is voor zijn minderjarige kind [minderjarige] omdat haar moeder is overleden. De man stelt dat [minderjarige] momenteel bij haar tante in een woning op een opvanglocatie verblijft, maar dat zij die woning waarschijnlijk binnenkort moet verlaten. Dan wil [minderjarige] weer bij de man wonen en de man acht dit ook in haar belang. De vrouw stelt tijdens de mondelinge behandeling dat zij van Jeugdzorg heeft vernomen dat [minderjarige] door de kinderrechter uit huis is geplaatst bij haar tante voor de duur van een jaar. De man erkent in zijn verweerschrift dat zijn zus [minderjarige] in de zomer van dit jaar uit de tijdelijke opvang heeft gehaald op basis van een rechterlijke beslissing. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze omstandigheden aannemelijk is dat de minderjarige op basis van een rechterlijke machtiging op dit moment bij de zus van de man verblijft. De rechtbank gaat er daarom bij deze beslissing vanuit dat de man op dit moment niet de zorg heeft voor zijn dochter.
3.2.4.
Gezien de omstandigheid dat de vrouw de zorg heeft over twee minderjarige kinderen en de man alleen is, moet het belang van de vrouw bij het gebruik van de echtelijke woning groter worden geacht dan het belang van de man daarbij. De rechtbank weegt daarbij mee dat de vrouw de huurwoning al sinds 26 juli 2016, dus ver vóór het huwelijk van partijen, bewoont en dat zij dus met haar kinderen volledig in de betreffende leefomgeving geworteld is. De vrouw heeft een baan bij de gemeente [plaats] en er is vanuit de gemeente hulpverlening voor de zoon van de vrouw. Dat de man mogelijk het tijdelijk verblijf bij zijn moeder moet verlaten en hij ondanks zijn vluchtelingenstatus met urgentie geen onderdak kan krijgen, maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de vrouw worden toegewezen en het verzoek van de man worden afgewezen.
3.2.5.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling met betrekking tot haar verzoek tot afgifte van goederen verklaard dat zij daarmee bedoeld heeft te verzoeken om, in het kader van het gebruik van de woning, ook van de inboedel van de woning gebruik te mogen blijven maken. De rechtbank zal dit verzoek bij gebrek aan belang afwijzen, omdat dit gebruik is ingesloten bij het uitsluitend gebruik van de woning.
3.3.
Afgifte goederen
3.3.1.
De man verzoekt om de vrouw te bevelen aan hem af te geven de goederen die strekken tot zijn dagelijks gebruik.
3.3.2.
De vrouw voert geen verweer.
3.3.3.
Het verzoek van de man wordt, als niet weersproken en op de wet gegrond, toegewezen.
3.4.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van heden bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] te [plaats] ;
4.2.
beveelt de man met ingang van heden de echtelijke woning te verlaten en verbiedt de man deze verder te betreden;
4.3.
beveelt de vrouw de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van de man aan de man beschikbaar te stellen;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.W. Panhuizen, griffier, op 25 november 2025.