ECLI:NL:RBROT:2025:1346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/10/691956 / JE RK 25-4 en C/10/692149 / JE RK 25-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na zorgwekkende situatie

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 januari 2025, wordt de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], besproken. De kinderrechter heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft in een zorgwekkende situatie verkeerd, waarbij zij onder invloed van middelen verkeerde en betrokken was bij een conflict met de grootmoeder van de kinderen. Dit leidde tot een acute zorg voor de veiligheid van de kinderen, wat resulteerde in een voorlopige ondertoezichtstelling en machtigingen tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en besloten dat de machtigingen tot uithuisplaatsing voor de duur van vier weken in stand blijven, terwijl de Raad en de GI de situatie van de moeder en de kinderen blijven monitoren. De kinderrechter heeft ook een zitting gepland voor 23 januari 2025 om de voortgang te bespreken en verdere beslissingen te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/691956 / JE RK 25-4 en C/10/692149 / JE RK 25-23
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de Raad,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. L. van Baaren, kantoorhoudende in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 1 januari 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verweerschrift van de advocaat van de moeder van 7 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten dhr. [persoon A] ;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten mw. [persoon B] en
mw. [persoon C] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft bij de grootmoeder moederszijde en [voornaam minderjarige 2] verblijft in een neutraal pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 1 januari 2025 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op verzoek van de Raad voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 1 januari 2025 tot 1 april 2025 en is met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin, te weten tante (mz), verleend met ingang van 1 januari 2025 tot 29 januari 2025. Daarnaast is met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in het ziekenhuis, te weten het Maasstadziekenhuis te Rotterdam, en daaropvolgend in eerdergenoemd netwerkpleeggezin verleend met ingang van 1 januari 2025 tot 29 januari 2025 en is vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 2] , inhoudende een onderzoek door de FARR-arts. De behandeling van het verzoek ten aanzien van de machtigingen tot uithuisplaatsing voor het overige is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 1 januari 2025 is ook de GI vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 2] , inhoudende: een onderzoek door een Forensisch arts Rotterdam Rijnmond (FARR-arts).

3.De (aangehouden) verzoeken

Ten aanzien van C/10/691956 / JE RK 25-4

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in het ziekenhuis, te weten het Maasstadziekenhuis te Rotterdam en daarna in een netwerkpleeggezin, te weten tante (mz), te verlenen voor de duur van drie maanden. Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin. te weten tante (mz) te verlenen voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de kinderrechter ook om vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling van [voornaam minderjarige 2] . De Raad verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Er moet nog worden beslist over de resterende twee maanden van de verzochte machtigingen uithuisplaatsing.
3.2.
De Raad heeft ter zitting het resterende deel van het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Op 31 december 2024 is sprake geweest van een crisissituatie, waarbij de moeder niet meer aanspreekbaar was en onder invloed was van alcohol of drugs. De fysieke veiligheid van [voornaam minderjarige 2] lijkt in gevaar geweest te zijn, waardoor hij een nacht ter observatie in het ziekenhuis moest worden opgenomen. De komende periode moet met de inzet van hulpverlening duidelijk worden of sprake is geweest van een eenmalig incident, of de thuissituatie bij de moeder veilig is voor de kinderen en wat zij nodig heeft om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Ook moet een veiligheidsplan worden opgesteld. De moeder erkent dat zij problemen heeft en de hulpverlening is positief over de samenwerking met de moeder. De Raad staat er daarom voor open om het resterende deel van het verzoek aan te houden in afwachting van het verloop van de hulpverlening de komende weken. Een directe terugplaatsing, zoals namens de moeder ter zitting is verzocht, is echter niet in het belang van de kinderen.
Ten aanzien van C/10/692149 / JE RK 25-23
3.3.
De GI verzoekt (nogmaals) vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 2] . Deze medische behandeling betreft een onderzoek door de FARR-arts. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het volgende meegedeeld. Naar aanleiding van het incident op 31 december 2024 is [voornaam minderjarige 1] met een machtiging bij tante mz geplaatst en is [voornaam minderjarige 2] na een opname in het ziekenhuis in een neutraal pleeggezin geplaatst. Door haar medische toestand kon de tante [voornaam minderjarige 1] niet langdurig opvangen. Daarom is hij bij de grootmoeder moederszijde geplaatst.
De moeder is naar de GI toe open geweest over de oorzaak van en haar aandeel in de escalatie op 31 december 2024. Er is sprake geweest van een conflict met de grootmoeder, waarbij de moeder onder invloed van alcohol verkeerde. Toen de politie erbij kwam, riep dat bij de moeder eerder trauma op. De moeder bestrijdt dat sprake is geweest van drugsgebruik.
De moeder staat open voor de hulpverlening van Coachpoint, de reclassering en Antes en is bereid om mee te werken aan urinecontroles. De bezoeken van de moeder aan de kinderen verlopen positief. De GI verwacht dan ook dat een uithuisplaatsing voor de duur van vier weken voldoende zal zijn. In de tussentijd moet worden gekeken welke hulp de GI kan inzetten en moet worden onderzocht welke hulp verder nodig is. Tijdens het beschermingsonderzoek dient de Raad ook aandacht te hebben voor de andere kinderen van de moeder.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting het volgende aangevoerd. De moeder verzet zich niet tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. Wel heeft de moeder de wens dat de kinderen zo snel mogelijk thuis worden geplaatst. Een uithuisplaatsing is voor kinderen ingrijpend en kan traumatisch voor hen zijn. De moeder erkent dat de situatie door de moeizame band met de grootmoeder mz in de avond van 31 december 2024 is geëscaleerd en heeft veel spijt van haar gedrag in dat conflict, ook haar gedrag naar de politie toen zij erbij kwamen. De moeder bestrijdt echter het gooien en knijpen van [voornaam minderjarige 2] waarover de grootmoeder mz heeft verteld. Zij heeft de kinderen niet in gevaar gebracht. De moeder accepteert alle hulpverlening en is daar al jaren mee bezig. Zij heeft hulpverlening van Antes, de reclassering en van Coach Point. Ook maakt de moeder gebruik van weekendpleeggezinnen. Het is veilig bij de moeder thuis. Daar komt bij dat de ondertoezichtstelling voor de oudste twee kinderen van de moeder eerder positief is afgesloten, zoals blijkt uit de afsluitrapportage, die bij het verweerschrift is gevoegd.
4.3.
De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Op 31 december 2024 heeft de moeder de controle over haar gedrag verloren. Zij heeft zich te grof naar [voornaam minderjarige 2] opgesteld door hem in de handen van de grootmoeder mz te duwen, maar heeft hem niet gegooid en geknepen. De moeder heeft heel veel spijt van haar gedrag die dag. Zij kan nu alleen proberen om de situatie zo goed mogelijk op te pakken en het vertrouwen van de hulpverlenende instanties te krijgen zodat de kinderen weer thuis kunnen worden geplaatst. Op 16 januari 2025 zal een groot netwerkberaad met de betrokken hulpverlening plaatsvinden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is gebleken dat de moeder in de avond van 31 december 2024 in aanwezigheid van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder invloed van middelen verkeerde en in een ernstig conflict met de grootmoeder mz is geraakt in de woning van de grootmoeder. Volgens de grootmoeder mz heeft de moeder [voornaam minderjarige 2] in de richting van de grootmoeder gegooid en heeft zij [voornaam minderjarige 2] geknepen. Ook zou de moeder spullen naar de grootmoeder hebben gegooid, terwijl de grootmoeder [voornaam minderjarige 2] in haar armen had. Vervolgens is de politie ter plaatse gekomen. De moeder heeft toen een van de politieagenten aangevallen. Deze politieagent moest op de spoedeisende hulp worden behandeld. Uit informatie van de politie op 31 december 2024 is gebleken dat de moeder is aangehouden en op het politiebureau in de isoleercel is geplaatst, omdat zij een verwarde en agressieve indruk maakte en niet aanspreekbaar was. [voornaam minderjarige 2] is ter observatie in het ziekenhuis opgenomen voor een oogonderzoek en het maken van een skeletstatus.
5.2.
De moeder bestrijdt dat sprake is geweest van het gooien en knijpen van [voornaam minderjarige 2] en verzoekt de kinderen terug te plaatsen. Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter evenwel van oordeel dat hoe dan ook sprake is geweest van een zorgwekkende situatie waardoor de veiligheid van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op 31 december 2024 ernstig in het geding is geweest. Gezien de nog zeer jonge leeftijd van beide kinderen, moet de situatie op hen veel indruk hebben gemaakt. De kinderrechter is met de Raad en de GI van oordeel dat moet worden beoordeeld of de moeder voldoende in staat is om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Hiervoor dient er zicht te komen op de thuissituatie en de pedagogische vaardigheden van de moeder. Een terugplaatsing van de kinderen, zoals door de advocaat verzocht, acht de kinderrechter nog niet aan de orde. De kinderrechter ziet daarom geen aanleiding om de spoedmachtiging ter zake de uithuisplaatsing van de kinderen per direct te beëindigen.
5.3.
De GI hoopt wel dat de kinderen op korte termijn bij de moeder kunnen worden teruggeplaatst. De moeder erkent namelijk de zorgen rondom haar gedrag die avond en er is een goede samenwerking ontstaan tussen de moeder en de GI, waarbij de moeder hulpverlening accepteert. Op 16 januari 2025 zal de GI met alle betrokkenen om de tafel te gaan om te onderzoeken wat de moeder verder nodig heeft om een veilige situatie aan haar kinderen te kunnen bieden.
5.4.
Gezien het voorgaande zal de kinderrechter de beslissingen ter zake de voorlopige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de spoedmachtiging uithuisplaatsing voor de duur van vier weken ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in stand laten. De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek van de Raad aanhouden tot na te noemen zittingsdatum. De Raad wordt verzocht om uiterlijk drie werkdagen voor de zitting de kinderrechter in een briefrapportage of een e-mailbericht (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en de advocaat) te informeren over hoe het met de moeder en de kinderen gaat en of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van C/10/691956 / JE RK 25-4
6.1.
handhaaft de beslissing van 1 januari 2025 waarbij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voorlopig onder toezicht zijn gesteld met ingang van 1 januari 2025 tot 1 april 2025, een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin, te weten tante (mz), is verleend met ingang van 1 januari 2025 tot 29 januari 2025 en een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in het ziekenhuis, te weten het Maasstadziekenhuis te Rotterdam en daaropvolgend in het netwerkpleeggezin (mz), is verleend met ingang van 1 januari 2025 tot 29 januari 2025;
ten aanzien van C/10/692149 / JE RK 25-23
6.2.
handhaaft de beslissing van 1 januari 2025 waarbij vervangende toestemming is verleend voor de medische behandeling van [voornaam minderjarige 2] , inhoudende: een onderzoek door een Forensisch arts Rotterdam Rijnmond (FARR-arts);
ten aanzien van C/10/691956 / JE RK 25-4
6.3.
houdt het resterende deel van het verzoek aan.
En alvorens verder te beslissen:
6.4.
bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbende en de advocaat in deze zaak zal plaatsvinden op
23 januari 2025 te 9:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
6.5.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter.
6.6.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbende en de advocaat.
6.7.
Verzoekt de Raad uiterlijk drie werkdagen vóór de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbende en de advocaat.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door
mr. S. Riege, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa als griffier, en op schrift gesteld op 17 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.