ECLI:NL:RBROT:2025:13456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
20 november 2025
Zaaknummer
10-282307-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een driejarige dochter met vrijspraak voor hulpeloze toestand

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van mishandeling van haar driejarige dochter. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het mishandelen van haar dochter en het in een hulpeloze toestand brengen van haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar dochter in de periode van 1 januari 2024 tot en met 27 juli 2024 meermalen heeft mishandeld door haar te slaan en te trekken aan haar schaamlippen. De verdachte heeft dit gedrag gefilmd en naar haar ex-partner gestuurd. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte haar dochter alleen in de woning heeft achtergelaten, waardoor zij voor dit feit is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf van 100 uur, met bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische stoornis van de verdachte, die tijdens het begaan van het strafbare feit aanwezig was, en heeft geoordeeld dat het feit in verminderde mate aan haar kan worden toegerekend. De verdachte heeft spijt betuigd, maar neemt niet volledig de verantwoordelijkheid voor haar daden. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar stabiele leefomstandigheden en de behandeling die zij ondergaat bij Fivoor.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot een taakstraf en bijzondere voorwaarden heeft opgelegd om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-282307-24
Datum uitspraak: 5 november 2025
Datum zitting: 5 november 2025
Tegenspraak
Verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] 1995 in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres 1] ,
[postcode 1] [woonplaats] .
Advocaat van de verdachte: mr. H.L. Heemskerk
Officier van justitie: mr. E.M. Blanken

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij - samengevat - haar dochter heeft mishandeld en haar in een hulpeloze toestand heeft gebracht. De volledige tenlastelegging (hierna beschuldiging) houdt in dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 27 juli 2024 te Schiedam haar kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2021, heeft mishandeld door [voornaam slachtoffer] (meermalen)
  • op/tegen haar gezicht te slaan en/of
  • op/tegen haar lichaam te slaan en/of
  • (hard) aan haar schaamlippen te trekken en/of draaien en/of
  • aan te moedigen zichzelf hard te slaan en/of
  • de psychische gezondheid van [voornaam slachtoffer] heeft benadeeld door tegen [voornaam slachtoffer] te zeggen dat haar vader haar niet meer wil, althans woorden van gelijke strekking.
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 27 juli 2024 te Schiedam opzettelijk haar kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 dat zij verzorgde en/of
opvoedde tot wiens onderhoud en/of verzorging zij verplicht was, meermalen, althans eenmaal in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten door [voornaam slachtoffer] opzettelijk
  • alleen in de woning te laten en/of
  • buiten voor de gesloten voordeur achter te laten.

2.Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte moet worden veroordeeld voor beide feiten.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
1.
in de periode van 1 januari 2024 tot en met 27 juli 2024 te Schiedam haar kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2021, heeft mishandeld door [voornaam slachtoffer] meermalen
  • op/tegen haar gezicht te slaan en
  • op/tegen haar lichaam te slaan en
  • hard aan haar schaamlippen te trekken en draaien.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen vrijspraak bepleit. Daarom worden voor dit feit de bewijsmiddelen hieronder wel genoemd maar niet uitgeschreven. [1]
Bewijsmiddelen
1.
Verklaring verdachte op de zitting [2]
2.
Proces-verbaal van de politie [3]
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank niet bewezen dat de verdachte haar dochter alleen in haar woning heeft achtergelaten. Ook het buiten voor de gesloten voordeur van de woning van haar ex laten staan en daarmee haar dochter in hulpeloze toestand brengen of laten is niet bewezen. In onvoldoende mate is komen vast te staan dat de verdachte haar dochter daadwerkelijk voor de deur heeft achtergelaten. De verdachte wordt dus vrijgesproken van feit 2.

3.Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen haar kind.
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.
Straf
Eis van de officier van justitie
De verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 25 april 2025 en een taakstraf voor 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel met een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft haar destijds driejarige dochter mishandeld. Zij heeft meerdere keren op en tegen haar gezicht en lichaam geslagen. Ook heeft zij hard aan haar schaamlippen getrokken en gedraaid. De verdachte heeft de mishandelingen gefilmd en naar haar ex-partner gestuurd als een schreeuw om aandacht. Door haar handelen heeft de verdachte niet alleen pijn en angst veroorzaakt bij haar dochter, maar ook haar gevoel van veiligheid geschaad. Als moeder had de verdachte haar dochter een veilige omgeving moeten bieden. Door de mishandelingen is zij daarin ernstig tekortgeschoten.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad (uittreksel justitiële documentatie) van 2 oktober 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het strafblad van de verdachte leidt dus niet tot een hogere straf.
Rapporten van deskundige en de reclassering
In het rapport van de psycholoog drs. [persoon A] van 3 april 2025 staat onder meer het volgende.
Bij de verdachte is er sprake van een psychische stoornis in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Deze psychische stoornis was aanwezig tijdens het begaan van het strafbare feit. De verdachte was destijds in hoge mate overbelast geraakt. Zij was alleenstaande moeder en kreeg in haar beleving te weinig ondersteuning. Vanwege de psychische stoornis in combinatie met beperktere cognitieve mogelijkheden was de verdachte niet in staat om haar gedrag en gevoel te controleren en liet zij zich in deze periode leiden door deze heftige emoties. Daarbij is zij vanuit de antisociale trekken voorbij gegaan aan het welzijn van haar dochter. De verdachte was onvoldoende in staat om haar gedrag te overzien en de gevolgen daarvan in te schatten. Het recidiverisico wordt bij – ongewijzigde omstandigheden – matig tot hoog ingeschat.
De psycholoog adviseert om het strafbare feit aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht en ambulante behandeling.
De reclassering heeft op 25 april 2025 over de verdachte gerapporteerd. In het rapport staat onder meer het volgende. De verdachte heeft over het algemeen stabiele leefgebieden. Zij beschikt over werk, een vast inkomen, eigen huisvesting en een sociaal netwerk. De reclassering schat het recidivegevaar als gemiddeld-hoog in. De reclassering sluit aan bij het advies van de psycholoog en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Uit het voortgangsverslag van 29 oktober 2025 blijkt dat de reclassering zich nog steeds kan vinden in haar advies. De verdachte staat sinds december 2024 onder toezicht van de reclassering. De ambulante behandeling bij Fivoor is inmiddels gestart en bevindt zich in de beginfase. Het contact met de reclassering en Fivoor verliep eerst moeizaam, maar de verdachte heeft een persoonlijke groei doorgemaakt. Zij komt haar afspraken na en er is sprake van contactgroei met de behandelaars.
Op basis van het rapport van de psycholoog, stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte een psychische stoornis bestond en dat deze het gedrag van de verdachte tijdens het begaan van het strafbare feit beïnvloedde. Het feit wordt daarom in verminderde mate aan de verdachte toegerekend.
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij bereid is haar medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht en de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Zij is al zes maanden in behandeling bij Fivoor en heeft sinds kort een nieuwe baan. De verdachte heeft spijt betuigd voor wat ze haar dochter heeft aangedaan, maar neemt geen volledige verantwoordelijkheid voor haar handelen. De rechtbank ziet dat de woede die de verdachte heeft richting haar ex-partner hieraan in de weg staat. De verdachte lijdt eronder dat zij haar dochter al sinds juni niet meer heeft gezien of gesproken.
Straf
Gelet op de ernst van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is een taakstraf passend. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf houdt de rechtbank ook rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. In het bijzonder houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte al 17 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook weegt de rechtbank mee dat het strafbare feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Verder houdt de rechtbank rekening met de houding van de verdachte op de zitting. Zij heeft spijt betuigd maar neemt geen volledige verantwoordelijkheid voor haar handelen. De rechtbank heeft er oog voor dat de verdachte ook zelf is geraakt door de gevolgen van haar handelen nu zij geen contact meer heeft met haar dochter. Daarom wordt een geheel voorwaardelijke taakstraf van 100 uur opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De voorwaardelijke straf heeft als doel te voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De bijzondere voorwaarden zijn noodzakelijk om de kans op herhaling van het plegen van nieuwe strafbare feiten te verkleinen.

4.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

5.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het feit 1, zoals hiervoor is omschreven, heeft gepleegd;
Vrijspraak
verklaart niet bewezen dat de verdachte het feit 2 heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uur, waarbij de reclassering bepaalt uit welke werkzaamheden deze taakstraf zal bestaan;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf volgens de maatstaf van twee uur per dag, zodat
66 (zesenzestig) uur taakstrafmoet worden verricht;
beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet (goed) verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
33 (drieëndertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders beslist;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar, waarbij tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke gedeelte van de straf kan worden beslist als de verdachte een van de onderstaande voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
de verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt de verdachte zich binnen 5 (vijf) dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats] ;
de verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden genoemd en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; deze voorlopige hechtenis is eerder geschorst.

6.Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en N.A. Nowotny, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 5 november 2025.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot.
2.Zitting van 5 november 2025.
3.Pagina 109 e.v. van het zaaksdossier Plein.