ECLI:NL:RBROT:2025:1337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11303482 CV EXPL 24-22986
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand in een niet-consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ranko B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. Ranko B.V. heeft de gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand van een garagebox. De huur bedraagt € 197,23 per maand en er is een achterstand van maar liefst 9 maanden, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.806,81 aan huurachterstand. De gedaagde heeft niet gereageerd op de akte van Ranko en heeft geen uitstel gevraagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de garagebox gebruikt voor haar onderneming en daarom niet als consument kan worden aangemerkt volgens artikel 6:230g lid 1 sub a BW. Hierdoor is het consumentenrecht niet van toepassing in deze zaak.

De kantonrechter heeft de eis van Ranko toegewezen en de huurovereenkomst ontbonden, omdat de gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De gedaagde is veroordeeld om de garagebox binnen veertien dagen te ontruimen en moet een gebruiksvergoeding van € 197,23 per maand betalen tot de ontruiming. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van incassokosten en wettelijke rente over de huurachterstand. De proceskosten zijn begroot op € 872,72 en komen voor rekening van de gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11303482 CV EXPL 24-22986
datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Ranko B.V.,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Ranko’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2024, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de rolbeslissing van 11 oktober 2024;
  • de akte van Ranko, met bijlagen.
1.2.
[gedaagde] heeft, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd op de akte van Ranko en heeft ook geen uitstel gevraagd.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt een garagebox van Ranko. De huur bedraagt € 197,23 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Ranko eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt, met rente, buitengerechtelijke kosten en de lopende huur. Ook eist Ranko dat de kantonrechter de huurovereenkomst ontbindt en dat [gedaagde] wordt veroordeeld de garagebox te ontruimen.
2.2.
[gedaagde] voert aan dat zij de garagebox echt nodig heeft voor haar zaak. Zij stelt dat het niet zo goed ging met haar zaak. Daarom zou zij graag wat langer de tijd willen hebben om te betalen.
2.3.
De kantonrechter wijst de eis van Ranko toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] is geen consument in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub a BW
2.4.
Ranko is bij rolbeslissing in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken om te kunnen beoordelen of in deze zaak ambtshalve consumentenrecht moet worden toegepast. Hoewel aanvankelijk in de dagvaarding was opgenomen dat [gedaagde] niet handelt in de uitoefening van haar beroep of bedrijf, heeft Ranko in haar akte nader uiteengezet dat dat wel het geval is. Ranko heeft daarbij toegelicht dat de huurovereenkomst oorspronkelijk is aangegaan met Stichting Meesteren Cake.nl, maar dat de huurovereenkomst – nadat voornoemde stichting is ontbonden – tot op heden feitelijk wordt voortgezet door [gedaagde] , als eigenaresse van de eenmanszaak [naam eenmanszaak] . Ranko heeft de oorspronkelijke huurovereenkomst overgelegd en daarnaast ook de met [gedaagde] overeengekomen allonge, waarin is bevestigd dat [gedaagde] de huurovereenkomst voortzet.
2.5.
Ranko heeft in haar akte uiteengezet dat [gedaagde] de garagebox gebruikt voor de opslag van materialen voor haar onderneming. Dat is in lijn met de inhoud van de overgelegde allonge. Bovendien heeft [gedaagde] bij antwoord erkend dat zij de garagebox nodig heeft voor haar onderneming. [gedaagde] heeft de in de akte opgenomen nadere toelichting van Ranko vervolgens niet meer betwist. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst heeft gehandeld voor doeleinden binnen haar beroep en/of bedrijf. Onder die omstandigheden kan [gedaagde] in dit geval dan ook niet als consument, zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub a BW, worden aangemerkt. Dat betekent dat in deze zaak niet ambtshalve consumentenrecht hoeft te worden toegepast. Om die reden hoeft in dit geval niet getoetst te worden of bij het aangaan van de overeenkomst is voldaan aan alle het consumentenrecht geldende informatieplichten en ook niet of er sprake is van één of meer oneerlijke bepalingen in de overeenkomst.
[gedaagde] moet € 1.806,81 aan huurachterstand betalen
2.6.
Ranko heeft in haar akte de huurachterstand nader gespecificeerd. Uit die specificatie volgt dat de huurachterstand, berekend tot en met de maand november 2024,
€ 1.806,81 bedraagt. [gedaagde] heeft niet meer op de akte van Ranko gereageerd en heeft daardoor de hoogte van de huurachterstand niet meer betwist. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld om de huurachterstand van € 1.806,81 aan Ranko te betalen.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.7.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De kantonrechter heeft er in dit geval rekening mee gehouden dat er op dit moment sprake is van een huurachterstand van maar liefst 9 maanden. Daarnaast blijkt uit de specificatie van de huurachterstand dat de laatste betaling, die [gedaagde] aan Ranko heeft gedaan, dateert van 4 december 2023, inmiddels ruim een jaar geleden. Onder die omstandigheden kan niet van Ranko verwacht worden dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Ook kan niet van Ranko verlangd worden dat zij [gedaagde] nog langer de tijd geeft om te betalen. Dat het niet goed ging (of gaat) met de onderneming van [gedaagde] en dat zij de garagebox echt nodig heeft, maakt dit niet anders en komt voor haar rekening en risico.
[gedaagde] moet de garagebox ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.8.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de garagebox met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 197,23 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Ranko heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] een vergoeding moet betalen voor de rest van die maand. Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels als voor het verhogen van de huur.
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.9.
De incassokosten van € 184,74 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.10.
Ranko eist dat [gedaagde] veroordeeld wordt wettelijke rente te betalen. Omdat hier sprake is van een handelsovereenkomst, is in dit geval de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW van toepassing. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld de wettelijke handelsrente over de huurachterstand te betalen, een en ander op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Ranko moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 328,- aan griffierecht, € 306,- aan salaris voor de gemachtigde (1,5 punt x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 872,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Ranko dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Ranko te betalen € 1.806,81 aan achterstallige huur tot en met november 2024, € 3,63 aan rente tot 28 augustus 2024 en € 184,74 aan buitengerechtelijke kosten, met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de achterstallig huur die na iedere wijziging vanaf 28 augustus 2024 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de garagebox aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Ranko te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf december 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Ranko te betalen € 197,23 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Ranko worden begroot op € 872,72;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810