Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenuitspraak gedaan in de ontnemingszaak tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. De officier van justitie verzocht om de ontnemingszaak aan te houden en een nadere conclusiewisseling te gelasten, afhankelijk van de uitkomst van de strafzaken. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en zowel de officier van justitie als de verdediging de gelegenheid te geven om hun standpunten nader te onderbouwen via schriftelijke rondes en een afsluitende zitting.
De vordering van de officier van justitie, mr. H.C. Vermaseren, strekt tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 1.477.868,- en het opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag. De vordering is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de officier van justitie stelt dat het voordeel is verkregen uit de baten van de strafbare feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld.
De rechtbank heeft in haar beslissing aangegeven dat het onderzoek ter terechtzitting wordt heropend en dat er strikte termijnen worden gesteld voor het indienen van conclusies door de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank benadrukt het belang van naleving van deze termijnen en zal het onderzoek op een later tijdstip hervatten. Dit tussenvonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, met de voorzitter en twee andere rechters.