ECLI:NL:RBROT:2025:13279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
C/10/704928 / JE RK 25-1674 en C/10/707067 / JE RK 25-1946
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling voor minderjarige in familierechtelijke procedure

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2020, en de wijziging van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 september 2026, omdat er nog steeds onrust is over de zorgregeling en de communicatie tussen de ouders gebrekkig is. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige woont bij de moeder. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en de zorgregeling te wijzigen naar een 50/50-regeling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige zorgregeling niet in het belang van de minderjarige is en roept de ouders op om samen met de GI en hulpverleners een passende zorgregeling te bespreken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/704928 / JE RK 25-1674 en C/10/707067 / JE RK 25-1946
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A. Hayaty te Den Haag,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. J.L.J. Leijendekker te Wijk bij Duurstede.

1.Het verdere verloop van de procedures

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 26 september 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken met zaaknummer C/10/704928;
  • het verzoekschrift met bijlagen van 22 september 2025, ingeschreven onder zaaknummer C/10/707067;
  • het verzoekschrift met bijlagen namens de vader van 2 september 2025, ontvangen op 3 september 2025;
  • het rapport van VeiligThuis, ingediend namens de vader op 18 september 2025.
1.2.
Op 7 oktober 2025 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1] .
1.3.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2] en [naam 3] , hulpverleners vanuit Sterk in Regie.
2.
De feiten
2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 september 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 oktober 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
2.4.
De familierechter heeft bij beschikking van 4 juni 2024 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, waarbij is bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking. In het aangehechte ouderschapsplan zijn de ouders de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) overeengekomen:
Vanaf 15 februari 2024 totdat [minderjarige] naar de basisschool gaat:
[minderjarige] zal om en om het ene weekend twee nachten bij de man verblijven en het volgende
weekend één nacht bij de man verblijven.
Hierbij zal de man [minderjarige] in zijn weekend halen om 09:00 uur bij de vrouw en zal de vrouw [minderjarige] weer ophalen om 17:30 uur bij de man.
2.5.
De rechtbank begrijpt dat er in de praktijk door de ouders inmiddels een andere zorgregeling wordt uitgevoerd, te weten een zorgregeling waarbij [minderjarige] eens per acht dagen drie dagen (twee nachten) naar de vader toe gaat. Deze regeling is niet in een beschikking vastgelegd.

3.De verzoeken

Het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/704928
3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De periode tot 30 september 2026 resteert.
Het verzoek met zaaknummer C/10/707067
3.2.
De GI verzoekt de door de familierechter op 4 juni 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken - naar de rechtbank begrijpt - als volgt te wijzigen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
  • [minderjarige] verblijft de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder (van maandag tot maandag);
  • De vakanties worden verdeeld door de helft;
  • Kerst en oud en nieuw kan omgewisseld worden per jaar. Het advies is om andere feestdagen zoals verjaardagen, Moederdag, Vaderdag niet apart te verdelen en ze mee te nemen in de reguliere omgangregeling (de rechtbank begrijpt: zorgregeling).
3.3.
De GI heeft beide verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nog noodzakelijk omdat er op dit moment nog veel onrust is over de zorgregeling. Beide ouders hebben daar een verschillende visie over. Het is belangrijk dat die conflicten eindigen en dat [minderjarige] op een rustige manier contact kan hebben met beide ouders. [minderjarige] ontvangt speltherapie. Daar is gisteren een evaluatie van geweest, maar de inhoud is bij de GI nog onbekend. Sterk in Regie is betrokken voor opvoedondersteuning. Er is op dit moment geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar voor [minderjarige] . Aangezien de vertegenwoordiger van de GI ter zitting geen verdere toelichting kan geven over het verzoek met betrekking tot de zorgregeling, verzoekt de GI dit verzoek aan te houden voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen beide verzoeken. De moeder verzoekt afwijzing van de (verlenging van de) ondertoezichtstelling of deze voor korte duur te verlengen. De zorgen over [minderjarige] komen met name voort uit de communicatie tussen de ouders. Daar loopt een aparte procedure voor, waar duidelijkheid uit moet komen. Het is daarbij belangrijk dat er zo min mogelijk overgangsmomenten zijn en zo min mogelijk contact tussen de ouders. Er moet sprake zijn van vaste structuur en duidelijke afspraken. De moeder staat open voor communicatie met de vader, maar het is de vader die contact weigert. De moeder heeft niet de verwachting dat daarin verbetering zal komen. De hulp voor [minderjarige] vanuit Sterk in Regie kan in het vrijwillig kader worden voortgezet. Omdat de omgang al in een andere procedure aan de orde wordt gesteld, heeft de ondertoezichtstelling geen meerwaarde meer, zeker niet als er geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is. De door de GI voorgestelde 50/50-regeling is daarnaast schadelijk voor [minderjarige] . Hij zal daaraan onderdoor gaan. Daarnaast is dit praktisch onuitvoerbaar, aangezien de ouders niet met elkaar communiceren. Desgevraagd geeft de moeder aan dat [minderjarige] wel in een loyaliteitsconflict zit. Hij is erg zoekend naar zijn plek in het gezin van de vader en komt onrustig terug van de bezoeken met de vader. Hij is gebaat bij voorspelbaarheid.
4.2.
Door en namens de vader is ingestemd met het verzoek betreffende verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader deelt de zorgen van de GI. [minderjarige] is slachtoffer van een voortdurend conflict. De opvoedondersteuning en structuur kunnen beter vanuit het kader van de ondertoezichtstelling worden gewaarborgd. Over de zorgregeling, zou de vader het liefst zien dat de zorgregeling wordt gewijzigd zoals hij in zijn verzoekschrift met zaaknummer C/10/706039 heeft verzocht, te weten hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader, waarbij [minderjarige] één weekend per veertien dagen bij de moeder is. Zo niet, kan de vader zich vinden in de door de GI voorgestelde 50/50-regeling. De werkgever van de vader heeft toegezegd rekening te kunnen houden bij het inroosteren van zijn diensten binnen de verzochte zorgregeling. De vader zou daarnaast graag zien dat er, volgens eerdere afspraken, een schriftelijke overdracht plaatsvindt. Dit draagt bij aan een goede communicatie.
4.3.
Door Sterk in Regie is het volgende, op vragen van de rechtbank, toegelicht. Apart van elkaar zijn beide ouders goede ouders, maar zij vergeten soms wat de situatie met [minderjarige] doet. Uit de evaluatie van Hink-Stap-Sprong is naar voren gekomen dat [minderjarige] zijn positie bij de vader niet goed weet en dat hij veel last ervaart van de communicatieproblemen tussen de ouders. Hij ervaart veel stress. Een 50/50-regeling is niet in het belang van [minderjarige] . Dit zou hem eerder schaden.

5.De beoordeling

De ondertoezichtstelling
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ouders nog steeds ver verwijderd zijn van een goede onderlinge communicatie. De ouders verwijten elkaar een gebrekkige communicatie, maar lijken zelf niet in te zien dat zij ieder een eigen aandeel hebben in de problematiek. Duidelijk is dat [minderjarige] daarmee wordt belast en dat hij daar veel spanning en stress door ervaart. Het is hoog tijd dat de ouders hun continue strijd stoppen en dat zij niet zichzelf en hun eigen wensen voorop stellen, maar [minderjarige] centraal stellen. Hoewel de ouders beiden aangeven dit te doen, geven zij hier echter geen blijk van. Regie vanuit de jeugdbescherming is noodzakelijk om het belang van [minderjarige] bovenaan te zetten, nu er nog altijd geen overeenstemming is over de zorgregeling. Het valt helaas niet te verwachten dat de ouders in het vrijwillig kader samen overstemming zullen bereiken. De rechtbank geeft de GI hierbij mee dat het belangrijk is dat er zo spoedig mogelijk een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is om regie te voeren.
5.2.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De rechtbank verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de verzochte resterende duur, te weten tot
30 september 2026.
De zorgregeling
5.3.
De rechtbank kan voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. [2]
5.4.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat er bij de ouders forse onderliggende ex-partnerproblematiek bestaat waardoor de communicatie tussen hen en daarmee de verdere uitvoering en uitbreiding van de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader verstoord wordt. De rechtbank is, evenals alle aanwezigen ter zitting, van oordeel dat [minderjarige] op korte termijn gebaat is bij een zorgregeling die hem structuur, voorspelbaarheid, rust en duidelijkheid biedt. De huidige zorgregeling, waarbij de dagen waarop [minderjarige] naar de vader gaat, wekelijks wisselen voldoet niet aan die criteria. De rechtbank acht een wijziging van die zorgregeling in het belang van [minderjarige] nodig. De GI heeft echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom de verzochte zorgregeling, in feite inhoudende een co-ouderschapsregeling, het meest tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige] . Op vragen hierover van de rechtbank aan de GI, heeft de GI ter zitting geen duidelijk antwoord kunnen geven. Het is spijtig om te moeten constateren dat er door gebrek aan regie vanuit de GI geen zicht is op hoe het nu met [minderjarige] gaat en welke zorgregeling wel in zijn belang is. Daarbij komt dat de al langer betrokken hulpverleners vanuit Sterk in Regie tijdens de zitting wel gemotiveerd aangeven dat een 50/50-regeling [minderjarige] zal kunnen schaden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat geen van de partijen achter een 50/50-regeling regeling staat en dat een dergelijke regeling juist meer onrust voor [minderjarige] zou betekenen. De rechtbank ziet op dit moment dan ook geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Evenmin ziet de rechtbank zich nu aangewezen om ambtshalve een andere zorgregeling vast te stellen. Hiervoor acht zij zich onvoldoende ingelicht. Er is onvoldoende zicht op welke regeling dan het meest in het belang van [minderjarige] zou zijn, evenmin hebben ouders blijk gegeven zelf een voorstel te kunnen doen dat niet hun eigen belang, maar het belang van [minderjarige] dient. De rechtbank wijst het verzoek van de GI dan ook af.
5.5.
De rechtbank roept de ouders samen met de GI en de betrokken hulpverleners op om op korte termijn samen te komen en te bespreken welke zorgregeling dan wel passend zou zijn, in het belang van [minderjarige] .
5.6.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
zaaknummer: C/10/704928
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 september 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
zaaknummer C/10/707067
6.3.
wijst af het verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, voorzitter tevens kinderrechter, en mr. M.C. Woudstra en mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 in samenhang met artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265g, eerste lid, BW.