ECLI:NL:RBROT:2025:13253

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
11486831 CV EXPL 25-808
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming bij verven muur en geschil over lampen in woninginrichtingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres, Madhavi Rashnadevi Svasti, een overeenkomst gesloten met gedaagde, [gedaagde] B.V., voor de levering van producten en werkzaamheden voor de inrichting van haar nieuwe woning. Eiseres stelt dat gedaagde tekort is geschoten op drie punten: het verven van muren, de levering van lampen in de verkeerde kleur, en fouten bij het leggen van de vloer. Eiseres heeft de overeenkomst ontbonden en eist terugbetaling van de kosten voor het verven van de muren en herstelkosten voor de vloer. Gedaagde betwist de tekortkomingen en stelt dat eiseres in verzuim is gekomen door niet te betalen voor de lampen. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat gedaagde tekort is geschoten, waardoor de ontbinding van de overeenkomst niet rechtsgeldig is. Eiseres wordt veroordeeld om € 3.036,50 te betalen voor de lampen, met rente, en de proceskosten komen voor rekening van eiseres. De rechter wijst de andere eisen van eiseres en de tegeneis van gedaagde af. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11486831 CV EXPL 25-808
datum uitspraak: 14 november 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.Madhavi Rashnadevi Svasti [eiser c.s.] -Doerga,

2.
Giuliano Ravin [eiser c.s.],
woonplaats: [plaats] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. L. Groenenberg,
tegen
[gedaagde] B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
gemachtigde: mr. D. Tap.
De partijen worden hierna ‘ [eiser c.s.] ’ (enkelvoud) en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 december 2024;
  • de akte overlegging producties van [eiser c.s.] , met bijlagen;
  • het antwoord, met een eis in reconventie (tegeneis);
  • de akte overlegging aanvullende productie van [eiser c.s.] , met een bijlage;
  • het antwoord in reconventie, met een vermeerdering van de eis, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Op 17 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiser c.s.] heeft een overeenkomst gesloten met [gedaagde] . [gedaagde] zou producten leveren en werkzaamheden uitvoeren voor de inrichting van de nieuwe woning van [eiser c.s.] . [eiser c.s.] stelt dat [gedaagde] op drie punten steken heeft laten vallen. Het eerste punt is dat [gedaagde] volgens [eiser c.s.] enkele muren niet heeft geschilderd met de juiste techniek. Ze heeft daarom dat deel van de overeenkomst ontbonden. Ze eist dat de rechter [gedaagde] veroordeelt om de € 657,80 die ze voor het verven van die muren heeft betaald aan haar terug te betalen, met rente. Het tweede punt is dat [gedaagde] volgens [eiser c.s.] twee lampen heeft geleverd in de verkeerde kleur. Ze vraagt de rechter om voor recht te verklaren dat zij rechtsgeldig de koopovereenkomst heeft ontbonden en om [gedaagde] te veroordelen om op haar eigen kosten de lampen terug te nemen. Het derde punt is dat [gedaagde] fouten heeft gemaakt bij het leggen van de vloer. [eiser c.s.] eist dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de herstelkosten van € 4.960,42 te betalen, met rente.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Zij betwist dat ze fouten heeft gemaakt bij het verven van de muren. Ook betwist ze dat de lampen de verkeerde kleur hebben. Zij erkent wel dat ze de vloer moet herstellen. Ze stelt dat ze deze herstelwerkzaamheden mag opschorten totdat [eiser c.s.] de lampen heeft betaald. Ze eist zelf daarom dat [eiser c.s.] wordt veroordeeld om € 3.036,50 te betalen voor de lampen, met rente. Ze eist dat [eiser c.s.] wordt veroordeeld om haar daarna toe te laten tot het verrichten van herstelwerkzaamheden, of daarvoor € 2.712,50 af te trekken van het bedrag dat zij nog moet betalen voor de lampen.
2.3.
De rechter veroordeelt [eiser c.s.] om € 3.036,50 te betalen voor de lampen, met rente. De eisen van [eiser c.s.] en de andere eisen van [gedaagde] worden afgewezen. In dit vonnis licht de rechter dit oordeel toe.
[gedaagde] hoeft geen geld voor de Marrakech Walls terug te betalen
2.4.
[eiser c.s.] en [gedaagde] hebben onder andere afgesproken dat [gedaagde] de muren in het huis van [eiser c.s.] zou sausen. Enkele muren wilde [eiser c.s.] gesaust hebben met de verf ‘Marrakech Walls’. Daarvoor heeft zij een meerprijs van € 657,80 afgesproken met [gedaagde] .
2.5.
[gedaagde] heeft de bewuste muren geverfd met de verf Marrakech Walls. [eiser c.s.] was niet tevreden met het resultaat. Ze heeft daar contact over gehad met de schilder. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat de schilder de muren heeft gladgeschuurd en met een andere verf heeft gesaust.
2.6.
[eiser c.s.] heeft vervolgens op 14 december 2022 de overeenkomst ontbonden voor zover het ziet op de Marrakech Walls. Zij stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens haar had de muur een subtiel wolkeneffect moeten hebben, maar heeft de schilder allerlei oneffenheden aangebracht. [gedaagde] betwist dit. Zij stelt dat zij de muur naar behoren heeft gesaust.
2.7.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser c.s.] haar stelling dat [gedaagde] is tekortgeschoten onvoldoende heeft onderbouwd. [eiser c.s.] heeft foto’s aangeleverd van hoe de muur er volgens haar uit zou moeten zien en hoe de muur er uiteindelijk uit zag.
[afbeelding 1]
[afbeelding 2]
bedoeling resultaat
Volgens haar blijkt daaruit duidelijk dat het niet is gelukt om de muren goed te verven. De rechter ziet dat niet. Hij kan geen duidelijke verschillen tussen de foto’s ontdekken. Ook oneffenheden kan de rechter er niet uit opmaken. Ook op de andere foto’s die als bijlage bij de dagvaarding zitten komt dit niet uit de verf. Het is de rechter ook verder niet duidelijk hoe de muur er volgens [eiser c.s.] uit had moeten zien en waaruit blijkt dat [gedaagde] daar niet aan heeft voldaan. [eiser c.s.] heeft, afgezien van de foto’s, geen onderbouwing gegeven. Daarom staat als onvoldoende onderbouwd niet vast dat de muren verkeerd gesaust zijn.
2.8.
[eiser c.s.] heeft nog aangevoerd dat de schilder heeft erkend dat de muur niet goed is geverfd. Volgens [eiser c.s.] volgt dit uit een WhatsAppbericht waarin de schilder schrijft “
Ja dan word het 3/4 terugkomen en dan maar hopem dat het wel netjes word”. [gedaagde] heeft betwist dat dit moet worden opgevat als een erkenning. Volgens haar heeft de schilder daarmee alleen bedoeld te zeggen dat hij hoopte dat [eiser c.s.] tevreden zou zijn met het eindresultaat. Vervolgens heeft [eiser c.s.] niet verder onderbouwd waarom hieruit zou moeten blijken dat de schilder hiermee erkent dat de muur niet goed was. De rechter ziet dit zelf ook niet in. Dit betoog slaagt dus niet.
2.9.
[eiser c.s.] heeft er verder nog op gewezen dat de schilder de bewuste verf niet eerder had gebruikt, maar dat zegt niets. Ook als iemand iets niet eerder hebt gedaan, kan het gewoon goed gaan.
2.10.
Omdat [eiser c.s.] onvoldoende heeft onderbouwd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in het nakomen van de overeenkomst, staat dit niet vast. Dat betekent dat [eiser c.s.] de overeenkomst op dit punt niet mocht ontbinden (artikel 6:265 BW). Om deze reden hoeft [gedaagde] het betaalde bedrag dus niet terug te betalen.
2.11.
[eiser c.s.] heeft aangevoerd dat [gedaagde] het bedrag anders ook moet terugbetalen omdat zij dat heeft toegezegd. Zij wijst op een mail van [gedaagde] van 21 april 2023, waarin zij schrijft: “
Ten aanzien van de Marrakech walls blijft cliënte bij haar standpunt. Echter om de discussie niet op een bedrag van € 157,80 te laten vastlopen, zal cliënt daar geen punt meer van maken.” [gedaagde] heeft betwist dat dit een onvoorwaardelijke afspraak was. Volgens haar was dit een voorwaardelijke toezegging, in het kader van schikkingsonderhandelingen. Dat verweer slaagt. Uit de rest van de mailwisseling (productie 12 bij de dagvaarding) blijkt dat partijen onderhandelen over de afwikkeling van het geschil en dat [gedaagde] in het kader daarvan dit schrijft. Uiteindelijk heeft dat niet tot een oplossing geleid. Daarmee is dus ook deze toezegging komen te vervallen. Ook dat vormt dus geen reden om [gedaagde] te veroordelen om het bedrag te betalen.
Het eventuele kleurverschil bij de lampen is geen reden voor ontbinding
2.12.
[eiser c.s.] is op een gegeven moment door [gedaagde] doorverwezen naar het ETC Design Center. Daar heeft [eiser c.s.] lampen zien hangen van het merk Tekna. Zij was gecharmeerd van de kleur die door Tekna ‘dark bronze’ wordt genoemd. Ze heeft [gedaagde] vervolgens gevraagd om twee dark bronze lampen voor haar te kopen, omdat Tekna niet aan particulieren levert. [gedaagde] heeft dat gedaan. De partijen hebben een prijs van € 3.986,50 afgesproken, inclusief € 152,- voor transport en € 950,- voor montage. [gedaagde] heeft vervolgens twee Tekna lampen gekocht en geleverd.
2.13.
Volgens [eiser c.s.] hebben de geleverde lampen niet de goede kleur. Zij heeft screenshots van de website aangeleverd, waaruit blijkt hoe ‘dark bronze’ eruit zou moeten zien en foto’s van de lamp die uiteindelijk geleverd is.
[afbeelding 3]
[afbeelding 4]
website geleverd
De kantonrechter zou de geleverde kleur zelf niet omschrijven als ‘dark bronze’, maar ook de kleur op de website niet. Kennelijk had [eiser c.s.] de kleur op de website in gedachten. Zoals de rechter tijdens de zitting al heeft aangegeven kan hij geen duidelijk kleurverschil zien met de lamp die uiteindelijk geleverd is. Door de lichtval verschillen de foto’s iets, maar zowel de lamp op de website als de lamp op de foto’s hebben wat de rechter betreft een vergelijkbare zwartachtige kleur. [eiser c.s.] heeft afgezien van de foto’s geen onderbouwing gegeven voor de stelling dat de lampen van kleur verschillen. Daarom staat niet vast dat de lamp in een verkeerde kleur geleverd is.
2.14.
Zelfs als de rechter met goede wil een licht kleurverschil zou zien, dan werpt dat geen ander licht op de zaak. Ook dan voldoet de zaak aan de overeenkomst. [gedaagde] heeft namelijk onbetwist gesteld dat uit navraag bij Tekna is gebleken dat dit een handgemaakt product is en dat er daardoor een licht kleurverschil kan optreden. [eiser c.s.] vindt dat [gedaagde] haar daarvoor had moeten waarschuwen. [gedaagde] betwist dit. Zij wijst erop dat deze lamp niet in haar eigen assortiment zit, maar dat zij die alleen maar op verzoek van [eiser c.s.] bij een derde heeft besteld. De rechter is het met [gedaagde] eens dat in die driehoeksverhouding op [gedaagde] geen mededelingsplicht rust voor mogelijke kleurverschillen, zij heeft immers alleen maar in opdracht van [eiser c.s.] deze lamp besteld. Daarom voldoet de lamp zelfs bij een licht kleurverschil aan de overeenkomst (artikel 7:17 BW).
Er is geen sprake van koop op afstand
2.15.
[eiser c.s.] heeft aangevoerd dat zij de overeenkomst sowieso mocht ontbinden, omdat zij dit binnen 14 dagen na de levering heeft gedaan en het om een koop op afstand gaat (artikel 6:230o BW). [gedaagde] heeft betwist dat het gaat om een koop op afstand, omdat geen sprake is van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand en omdat er niet uitsluitend op afstand is gecommuniceerd. Dit verweer slaagt. De kantonrechter is het met [gedaagde] eens dat de lampen niet door [gedaagde] zijn verkocht in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand.
2.16.
De lampen werden niet actief zelf door [gedaagde] aangeboden. Zij had deze namelijk niet in haar assortiment. [eiser c.s.] heeft per mail contact opgenomen met [gedaagde] en gevraagd of zij een offerte kon uitbrengen voor deze specifieke lampen. Dat heeft [gedaagde] gedaan. Vervolgens heeft [eiser c.s.] daar per mail akkoord op gegeven. Dat [gedaagde] per mail bereikbaar is en dat per mail offertes worden gestuurd en geaccordeerd maakt dit nog niet automatisch een georganiseerd systeem zoals [eiser c.s.] lijkt te stellen. Het initiatief om de overeenkomst op deze manier aan te gaan is namelijk niet vanuit [gedaagde] gekomen. [eiser c.s.] heeft min of meer toevallig gebruik gemaakt van communicatie per mail. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat [eiser c.s.] net zo goed in de showroom langs had kunnen gaan en daar persoonlijk aan een medewerker had kunnen vragen om de lampen te bestellen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat in zo’n situatie geen sprake is van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand. [1] Alleen al om die reden is geen sprake van een koop op afstand (artikel 6:230g lid 1 onder e BW). [eiser c.s.] had dus ook niet het recht om de overeenkomst binnen veertien dagen te ontbinden (artikel 6:230o BW).
[eiser c.s.] heeft de overeenkomst onterecht ontbonden
2.17.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiser c.s.] geen recht had om de koopovereenkomst te ontbinden. De gevraagde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. [gedaagde] wordt ook niet veroordeeld om mee te werken aan terugname van de twee lampen.
[gedaagde] mocht het vloerherstel opschorten totdat de lampen zijn betaald
2.18.
Er is geen discussie over de stelling dat het leggen van de vloer niet helemaal goed is gegaan. Een deskundige heeft vastgesteld wat er nog moet gebeuren om de vloer te herstellen. [gedaagde] heeft laten weten dat zij bereid is om dit te herstellen, maar pas nadat [eiser c.s.] voor de lampen heeft betaald (productie 28 bij dagvaarding).
2.19.
In het antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij het recht had om haar verplichting om te herstellen op te schorten totdat de lampen waren betaald. Tijdens de zitting heeft [eiser c.s.] aangevoerd dat [gedaagde] dit recht niet heeft, omdat het om verschillende overeenkomsten gaat. Dat maakt echter niet uit. Het gaat erom dat er voldoende samenhang is (artikel 6:52 BW). De rechter oordeelt dat daarvan sprake is. Zowel de herstelverplichting als de koop van de lampen hebben te maken met de inrichting van de woning die [gedaagde] voor [eiser c.s.] verzorgde.
2.20.
De herstelkosten waren door de deskundige begroot op ongeveer € 2.700,- en voor de lampen eist [gedaagde] nog ongeveer € 3.000,-. De verbintenissen staan dus ook in een redelijke verhouding met elkaar. De rechter oordeelt daarom [gedaagde] het recht had om haar herstelverplichting op te schorten.
2.21.
Omdat [gedaagde] terecht heeft opgeschort, is zij niet in verzuim gekomen (artikel 6:59 en 6:61 BW). De omzettingsverklaring van [eiser c.s.] heeft daarom geen effect gehad, aangezien daarvoor verzuim van [gedaagde] nodig is (artikel 6:87 BW). Daarom kan [eiser c.s.] nu geen schadevergoeding eisen. Deze eis van [eiser c.s.] wordt dus afgewezen.
[eiser c.s.] moet € 3.036,50 betalen voor de lampen
2.22.
[gedaagde] eist dat [eiser c.s.] wordt veroordeeld om de afgesproken koopsom van € 3.036,50 te betalen, inclusief € 150,- voor het transport. Aangezien [gedaagde] en [eiser c.s.] dit hebben afgesproken is [eiser c.s.] in principe verplicht om die afspraak na te komen.
2.23.
Volgens [eiser c.s.] is zij dit niet verplicht omdat zij de overeenkomst terecht heeft ontbonden. Zoals uit het voorgaande volgt gaat dat verweer niet op.
2.24.
In de overeenkomst staat dat de partijen hebben afgesproken dat het bedrag 8 dagen voor de levering moet zijn betaald. De lampen zijn op 27 september 2025 geleverd. [eiser c.s.] had op basis van de overeenkomst dus uiterlijk 19 september 2025 moeten betalen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij is daarom op die dag in verzuim gekomen (artikel 6:83 onder a BW). [gedaagde] eist rente vanaf 27 september 2025. Die eis wordt toegewezen (artikel 6:119 BW).
De tegeneis van [gedaagde] over herstel wordt afgewezen
2.25.
[gedaagde] eist dat zij wordt toegelaten om herstelwerkzaamheden te verrichten, nadat [eiser c.s.] de lampen heeft betaald. Deze eis wijst de rechter af. [eiser c.s.] heeft recht op herstel, maar zij is dat niet verplicht.
2.26.
[gedaagde] eist subsidiair dat het bedrag van € 3.036,50 wordt verminderd met € 2.712,50. Dat zijn de herstelkosten die de deskundige heeft begroot. Het is de kantonrechter niet duidelijk wat de grondslag hiervan is. [gedaagde] stelt namelijk zelf dat zij een herstelverplichting heeft. De kantonrechter is dat met haar eens. Die herstelverplichting kan, zonder medewerking van [eiser c.s.] , niet worden omgezet in een geldsom. Deze eis wordt dus ook afgewezen.
2.27.
De kantonrechter raadt de partijen aan om met elkaar te overleggen over de afwikkeling van de overeenkomst. Tijdens de zitting kreeg de kantonrechter de indruk dat [eiser c.s.] niet wil dat [gedaagde] de vloer herstelt. In dat geval kunnen de partijen wellicht afspraken met elkaar maken over de afkoop daarvan door [gedaagde] .
[eiser c.s.] moet de proceskosten betalen
2.28.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser c.s.] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser c.s.] in conventie aan [gedaagde] moet betalen op € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-). In reconventie worden deze kosten aan de kant van [gedaagde] begroot op € 204,- aan salaris voor de gemachtigde (1/2 x 2 punten x
€ 204,-). Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet [eiser c.s.] een bedrag betalen van € 102,- (1/2 punt x € 204,-). Dat is in totaal € 984,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
De gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld
2.29.
[gedaagde] eist dat de gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld om alles te betalen (artikel 6:6 BW). De gedaagden hebben daar geen verweer tegen gevoerd. Daarom wijst de rechter de eisen zo toe.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.30.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] dat eist en [eiser c.s.] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagden hoofdelijk om aan [gedaagde] te betalen € 3.036,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 27 september 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt de gedaagden hoofdelijk in de proceskosten in conventie en reconventie, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 984,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere, in conventie en reconventie, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2012–2013, 33 520, nr. 3, p. 16 en 17 en