ECLI:NL:RBROT:2025:13218

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
14 november 2025
Zaaknummer
C/10/706258 / KG ZA 25-907
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking levering woning in kort geding met betrekking tot koopovereenkomst en geldlening

In deze zaak heeft Notrawo Beheer B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij, die een koopovereenkomst heeft gesloten met Notrawo voor de verkoop van haar woning. De overeenkomst is echter verbonden met een geldlening die Notrawo heeft verstrekt aan de partner van de gedaagde, wat complicaties met zich meebrengt. De voorzieningenrechter heeft de vordering van Notrawo tot medewerking aan de levering van de woning afgewezen. De rechter oordeelt dat de zaak onvoldoende helder is om in kort geding te beslissen, vooral gezien de betrokkenheid van de partner van de gedaagde, die geen partij is in deze procedure. De belangen van de gedaagde bij het behoud van haar woning wegen zwaarder dan de belangen van Notrawo bij een snelle levering. De rechter concludeert dat de vordering niet toewijsbaar is, omdat de rechtsverhoudingen tussen Notrawo en de partner van de gedaagde niet los van elkaar kunnen worden beoordeeld. Notrawo wordt in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

team handel en haven
Zaaknummer: C/10/706258 / KG ZA 25-907
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van
NOTRAWO BEHEER B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Notrawo,
advocaat: mr. R. Sekeris,
tegen
[gedaagde],
te [plaats]
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L. Hennink.

1.De kern van de zaak

[gedaagde] heeft een koopovereenkomst gesloten met Notrawo met betrekking tot haar woning. Deze overeenkomst hangt samen met een overeenkomst van geldlening die Notrawo heeft gesloten met de partner van [gedaagde] , [persoon A] . Notrawo vordert medewerking van [gedaagde] aan levering van de woning. De voorzieningenrechter wijst de vordering af. Vanwege de betrokkenheid van [persoon A] , die geen partij is in deze procedure, is de zaak onvoldoende helder om in kort geding te beslissen. Bovendien wegen de belangen van [gedaagde] bij (voorlopig) behoud van de woning zwaarder dan de belangen van Notrawo bij levering op korte termijn.

2.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2025, met producties;
- de producties van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2025;
- de pleitnota van Notrawo;
- de pleitnota van [gedaagde] .

3.De feiten

3.1.
Notrawo is vastgoedhandelaar.
3.2.
Op 8 september 2024 heeft [gedaagde] een overeenkomst met Notrawo ondertekend, waarmee zij haar woning aan de [adres 1] te Rotterdam aan Notrawo heeft verkocht (hierna: de overeenkomst). Daarbij is een koopsom van € 400.000,00 afgesproken.
3.3.
Bij de overeenkomst hoort een allonge. Deze luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Koper en verkoper komen overeen dat de koopovereenkomst getekend op 6 september 2024 inzake de verkoop van de [adres 1] te Rotterdam wordt ontbonden zodra de hypotheek en rente op de [adres 2] Nr [nummer appartement] te Dubai ter hoogte van €872.000,- en geleend door de heer [persoon A] en uitgeleend door Notrawo beheer B.V. uiterlijk 1 juli 2025 terugbetaald. Beide partijen hebben dan niets meer van elkaar te eisen.”
3.4.
De in deze allonge genoemde ‘heer [persoon A] ’ is de partner van [gedaagde] , [persoon A] . Hij is verwikkeld in een discussie met Notrawo over een overeenkomst van geldlening waarbij hij een bedrag van € 800.000,00 van Notrawo heeft geleend in verband met de aankoop van een appartement in Dubai.
3.5.
De woning van [gedaagde] heeft een marktwaarde van ongeveer € 800.000,00.

4.Het geschil

4.1.
Notrawo vordert, samengevat, de veroordeling van [gedaagde] tot:
medewerking aan levering van de woning;
betaling aan Notrawo van de contractuele boete van € 40.000,00;
ontruiming van de woning;
betaling van de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Notrawo in de proceskosten.

5.De beoordeling

5.1.
Om een vordering in kort geding te kunnen toewijzen, is nodig dat de zaak voldoende helder is. Het moet immers aannemelijk zijn dat de bodemrechter, als de zaak aan hem in een bodemprocedure wordt voorgelegd, de vordering zal toewijzen. Bovendien moeten de belangen van de eiser bij het verkrijgen van een spoedvoorziening zodanig zijn dat de belangen van de wederpartij daarvoor moeten wijken. Op beide elementen loopt de vordering van Notrawo stuk.
5.2.
De vordering strekt tot nakoming van de overeenkomst. Inmiddels staat tussen partijen niet meer ter discussie dat [gedaagde] die overeenkomst heeft ondertekend. Op grond van de inhoud van de overeenkomst is [gedaagde] op zichzelf verplicht om mee te werken aan levering van de woning. In zoverre lijkt dit een rechttoe-rechtaan-zaak, maar er is meer aan de hand.
5.3.
Bij de overeenkomst hoort een allonge. Uit die allonge moet worden afgeleid dat de overeenkomst verband houdt met en niet los gezien kan worden van de rechtsverhouding tussen Notrawo en [persoon A] in verband met een tussen hen gesloten overeenkomst van geldlening. Die geldlening houdt verband met de aankoop door [persoon A] van een appartement in Dubai. Notrawo stelt dat zij het bedrag van de geldlening aan [persoon A] heeft overgemaakt via de rekening van een plaatselijke tussenpersoon. Bij de stukken in dit kort geding bevindt zich een brief van [persoon A] aan Notrawo, waarin hij zich op het standpunt stelt dat hij het bedrag van de geldlening nooit van die tussenpersoon heeft ontvangen. In het geschil met [persoon A] heeft Notrawo bewarende maatregelen genomen en er is klaarblijkelijk een procedure in de Verenigde Arabische Emiraten in voorbereiding.
5.4.
[persoon A] is geen partij in dit kort geding en het is daarom niet zonder meer duidelijk wie in het conflict tussen Notrawo en [persoon A] gelijk heeft. Dat is wel van belang, omdat [gedaagde] zich in de overeenkomst heeft verbonden tot levering van haar woning aan Notrawo voor een koopsom die ongeveer de helft is van de waarde ervan; met de andere helft zou Notrawo alsnog gedeeltelijke terugbetaling van de geldlening van [persoon A] kunnen realiseren. Hiermee is duidelijk dat beide rechtsverhoudingen niet los van elkaar beoordeeld kunnen worden. Nu in dit kort geding slechts een van die twee rechtsverhoudingen aan de rechter is voorgelegd, brengt dit al mee dat de vordering niet toewijsbaar is.
5.5.
Verder is van belang dat Notrawo onvoldoende feiten heeft gesteld om te kunnen vaststellen dat zij een spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van de door haar gevraagde voorlopige voorziening. Notrawo is vastgoedhandelaar. Zij stelt dat zij belang heeft bij het verkrijgen van de woning, omdat zij deze wil doorverkopen en met de opbrengst daarvan handel kan drijven. Uit deze stellingen kan echter niet worden afgeleid dat Notrawo in haar bedrijfsvoering daadwerkelijk wordt gehinderd door het achterwege blijven van de levering. Hiertegenover staat het belang van [gedaagde] bij voorlopig behoud van haar woning, waar ook de meerderjarige dochters van [gedaagde] en [persoon A] regelmatig verblijven. Dit belang is naar zijn aard zwaarwegend. Daar komt in dit specifieke geval dan nog bij dat zij, als zij gedwongen wordt om tot levering over te gaan, in ruil daarvoor een koopsom ontvangt die bij lange na niet de daadwerkelijke waarde van de woning vertegenwoordigt. Een afweging van belangen valt dus uit in het voordeel van [gedaagde] .
5.6.
Het voorgaande brengt mee dat de vordering in al haar onderdelen moet worden afgewezen.
5.7.
Notrawo wordt in het ongelijk gesteld en daarom in de proceskosten veroordeeld, inclusief nakosten. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden tot op vandaag begroot op:
  • griffierecht € 331,00
  • salaris advocaat € 1.107,00
  • nakosten € 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.616,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Notrawo in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot op vandaag begroot op € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Notrawo niet op tijd aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
3280/1980