ECLI:NL:RBROT:2025:13201

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
13 november 2025
Zaaknummer
16/001119-25 herstelvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in zaak van computervredebreuk, identiteitsfraude en diefstal

Op 31 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam een vonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk (hacking), misbruik van persoonsgegevens (identiteitsfraude) en (gekwalificeerde) diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij toegewezen, met een schadevergoedingsmaatregel.

Na de uitspraak bleek dat het dictum van het vonnis een kennelijke misslag bevatte, die eenvoudig te herstellen was. In het oorspronkelijke dictum stond dat de benadeelde partij, ING Bank N.V., niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering, terwijl de rechtbank de verdachte juist had moeten veroordelen tot betaling van een schadevergoeding. De rechtbank heeft daarom besloten het dictum te herstellen.

In het herstelde dictum is de verdachte veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.970,25 aan materiële schade aan ING Bank N.V., vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 juli 2024. Tevens is de verdachte in de proceskosten veroordeeld, die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De rechtbank heeft ook een maatregel tot schadevergoeding opgelegd, waarbij gijzeling kan worden toegepast indien het verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt. Dit herstelvonnis is op 4 november 2025 gewezen door de voorzitter en twee andere rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 16/001119-25
Op 31 oktober 2025 heeft de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
[detentieadres] ,
raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
Na de uitspraak is gebleken dat het dictum van het vonnis een onmiddellijk kenbare misslag bevat, die zich leent voor eenvoudig herstel.
In het dictum van het vonnis staat:
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij ING Bank N.V., te betalen een bedrag van€ 1.970,- (zegge: duizendnegenhonderdzeventig euro), bestaande uit € 1.970,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij ING Bank N.V. gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachtede maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van ING Bank N.V. te betalen€ 1.970,-(hoofdsom,zegge:duizendnegenhonderdzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.970,- niet mogelijk blijkt,gijzelingkan worden toegepast voor de duur van29 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Het bedrag is onjuist en de rechtbank vervangt bovenstaande dan ook door het hieronder weergegeven dictum.

Beslissing

De rechtbank:
- herstelt de kennelijke misslag in het dictum als volgt;
veroordeelt de verdachte aan de benadeelde partij ING Bank N.V., te betalen een bedrag van
€ 1.970,25,- (zegge: duizendnegenhonderdzeventig euro en vijfentwintig cent), bestaande uit € 1.970,25,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij ING Bank N.V. gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van ING Bank N.V. te betalen
€ 1.970,25,-(hoofdsom,
zegge:
duizendnegenhonderdzeventig euro en vijfentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.970,25,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
29 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
- beveelt de griffier deze beslissing aan te tekenen op en te hechten aan het origineel van het vonnis dat is hersteld.
Dit herstelvonnis is op 4 november 2025 gewezen door
mr. G.C. Bos, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en M. Hulshof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Yenice, griffier.