ECLI:NL:RBROT:2025:13166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
706730 HA ZA 25-804
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aansprakelijkheid voor schade tijdens internationaal vervoer van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de rechtspersoon Nissin Transport GmbH, gevestigd in Neuss (Duitsland), en meerdere gedaagden, waaronder D&M Holdings Inc. en D&M Europe B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een overmachtssituatie, zoals bedoeld in artikel 17 lid 2 van het CMR-verdrag, en heeft de primaire vordering van Nissin toegewezen. Nissin vorderde een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is voor schade die is ontstaan door diefstal van goederen tijdens het vervoer van Rotterdam naar Neuss. De rechtbank oordeelde dat de schade is veroorzaakt door omstandigheden die Nissin niet heeft kunnen vermijden, en dat de CMR van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. De subsidiaire vordering van Nissin, die haar aansprakelijkheid wilde beperken tot de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 lid 3 CMR, werd niet behandeld omdat de primaire vordering al was toegewezen. D&M c.s. werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.827,86 en USD 95,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team Handel en Haven
Zaaknummer: C/10/706730 / HA ZA 25-804
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
NISSIN TRANSPORT GMBH,
gevestigd te Neuss (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: Nissin,
advocaat: mr. W.E. Boonk te Rotterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
D&M HOLDINGS INC.,
gevestigd te Kawasaki-City (Japan),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
D&M EUROPE B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECT DELTA TERMINAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
MASIMO CORPORATION,
gevestigd te Delaware (Verenigde Staten van Amerika),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: D&M c.s.,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2025;
- de akte overlegging productie van 17 september 2025, met productie E1;
- het tegen D&M c.s. op 17 september 2025 verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De zaak heeft een internationaal karakter omdat gedaagden 1 en 4 buiten Nederland zijn gevestigd. De rechtbank beoordeelt daarom ambtshalve of zij internationaal bevoegd is en, zo ja, welk recht toepasselijk is.
2.2.
In deze zaak gaat het om overeengekomen vervoer van goederen over de weg door middel van voertuigen van Rotterdam naar Neuss (Duitsland). Hierop is van toepassing het verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) (artikel 1 CMR). Op grond van artikel 31 lid 1 sub b CMR en artikel 630 Rv is de rechtbank Rotterdam bevoegd kennis te nemen van het geschil, omdat de goederen in Rotterdam in ontvangst zijn genomen.
2.3.
Als hierboven geoordeeld is de CMR in deze zaak van toepassing. Op grond van artikel 5 lid 1 Rome I [1] is Nederlands recht (aanvullend) van toepassing op de aspecten van de rechtsverhouding tussen partijen voor zover die niet door de CMR worden geregeld. Tussen partijen is (voor zover in deze procedure bekend is) geen rechtskeuze gemaakt. Nissin is de vervoerder, heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland, en heeft de goederen die zij voor D&M c.s. vervoerde in Nederland in ontvangst genomen.
2.4.
Nissin vordert de rechtbank bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair; voor recht te verklaren dat Nissin niet jegens D&M c.s. aansprakelijk is voor enige schade als gevolg van de in de dagvaarding omschreven diefstal tijdens het vervoer van de haven van Rotterdam naar Neuss;
II. Subsidiair; voor recht te verklaren dat Nissin haar aansprakelijkheid jegens D&M c.s voor enige schade als gevolg van voormelde diefstal kan beperken tot de aansprakelijkheidslimiet van artikel 23 lid 3 CMR, te weten tot SDR 8,33 per kilogram verloren lading;
III. D&M c.s. te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de vertaalkosten.
2.5.
Nissin stelt in haar dagvaarding dat de chauffeur van de ondervervoerder van haar ondervervoerder de vrachtwagen met de zending gedurende de avond van 14 februari 2025 op of nabij de Habichtweg te Neuss heeft geparkeerd om gedurende het weekend over te staan, en dat in de ochtend van 17 februari 2025 is gebleken dat de zending door derden was gestolen. De zending betrof een container met ‘audio products’. Nissin stelt zich op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is voor de schade jegens D&M c.s., omdat zij zich kan beroepen op vervoerdersovermacht (artikel 17 lid 2 CMR), althans dat zij haar aansprakelijkheid op voet van artikel 23 lid 3 CMR kan beperken tot een bedrag van 8,33 SDR per kilogram beschadigde lading.
2.6.
De rechtbank overweegt dat in deze procedure als onbetwist is komen vast te staan dat de schade is veroorzaakt door omstandigheden die Nissin niet heeft kunnen vermijden, namelijk diefstal door derden, en waarvan zij de gevolgen niet heeft kunnen verhinderen.
2.7.
D&M Europe B.V. en/of Masimo Corporation zijn de opdrachtgever(s) van Nissin. D&M Holdings Inc. is de verkoper van de lading. ECT Delta Terminal B.V. staat op de CMR-vrachtbrief vermeld als afzender. Nissin stelt dat alle vier gedaagden daarom mogelijk een vorderingsrecht toekomt. Masimo Corporation heeft Nissin aansprakelijk gehouden.
2.8.
De primaire vordering op grond van vervoerdersovermacht (artikel 17 lid 2 CMR) komt de rechtbank dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen. De subsidiaire vordering behoeft daarom geen behandeling.
2.9.
D&M c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen (artikel 237 Rv). De proceskosten van Nissin worden begroot op:
- dagvaarding € 144,47 + USD 95,00 (aan DM Holding Inc. en Masimo Corporation)
- dagvaarding € 122,35 (aan D&M Europe B.V.)
- dagvaarding € 148,04 (aan ECT Delta Terminal B.V.)
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 521,00 (1 punt × tarief I € 521,00)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.827,86 + USD 95,00
De gevorderde vertaalkosten zijn niet gesteld en worden daarom afgewezen.
2.10.
De rechtbank verklaart het vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat Nissin niet jegens D&M c.s. aansprakelijk is voor enige schade als gevolg van de in de dagvaarding omschreven diefstal tijdens het vervoer van de haven van Rotterdam naar Neuss;
3.2.
veroordeelt D&M c.s. in de proceskosten van € 1.827,86 en USD 95,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als D&M c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
3718/2459

Voetnoten

1.Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.