ECLI:NL:RBROT:2025:13156

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
C/10/683038 / FA RK 24-5478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging ouderschapsplan en kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden in Spijkenisse wonen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.H. Kramer, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Verschoor, hebben een verzoek ingediend tot wijziging van een eerder ouderschapsplan en de kinderalimentatie. De procedure is gestart met een verzoekschrift van de vrouw op 22 juli 2024, gevolgd door een verweerschrift van de man op 16 september 2024. Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling en hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw de ouders zijn van drie minderjarige kinderen. Het ouderlijk gezag wordt gezamenlijk uitgeoefend, en de hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw. In de beschikking is de wijziging van het ouderschapsplan opgenomen, waarin is afgesproken dat de man met ingang van 1 januari 2025 een maandelijkse bijdrage van € 235,- zal betalen voor de kosten van opvoeding en verzorging van de kinderen. Tevens is bepaald dat de man een betalingsachterstand van € 2.115,- zal inlopen door maandelijks € 65,- extra te betalen bovenop de reguliere bijdrage.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag, met een termijn van drie maanden voor indiening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/683038 / FA RK 24-5478
Beschikking van 22 oktober 2025 over de onderhoudsbijdrage
in de zaak van:
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
advocaat mr. P.H. Kramer te Spijkenisse,
t e g e n
[de man], hierna: de man,
wonende te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 22 juli 2024;
  • het verweerschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 16 september 2024;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 5 augustus 2025;
  • het bericht met bijlagen van de man van 5 augustus 2025;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 6 augustus 2025;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 24 september 2025 tevens wijziging van het verzoek;
  • het bericht met bijlagen van de man van 26 september 2025;
  • het bericht van de vrouw van 6 oktober 2025 tevens wijziging van het verzoek;
  • het bericht van de man van 6 oktober 2025.
1.2.
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van [datum] 2021 is tussen partijen de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken. Op 4 januari 2022 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 2] ;
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2018 te [geboorteplaats 2] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarigen is bij de vrouw.
2.5.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld dat zij op 18 mei 2021 hebben ondertekend. Dit ouderschapsplan is opgenomen in de hiervoor genoemde beschikking. Partijen zijn daarin overeengekomen dat zij in onderling overleg de kosten van de kinderen dragen naar rato van hun draagkrachtruimte.

3.De beoordeling

3.1.
Onderhoudsbijdrage
Partijen hebben bij afzonderlijke berichten van 6 oktober 2025 de rechtbank laten weten dat zij uiteindelijk overeenstemming hebben bereikt. De rechtbank complimenteert hen daarmee en zal de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking. De rechtbank zal het meer of anders verzochte afwijzen.
3.2.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Rotterdam van [datum] 2021 en het daarin opgenomen ouderschapsplan als volgt door op te nemen de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen, te weten:
- dat de man met ingang van 1 januari 2025 dient bij te dragen in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen van partijen met een bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand aan de vrouw te betalen bedrag van € 235,- per maand (€ 78,33 per kind per maand), waarbij de man de daardoor sinds 1 januari 2025 opgelopen betalingsachterstand van totaal € 2.115,- ter zake van de vorenbedoelde bijdrage voor de minderjarige kinderen van partijen, met ingang van
6 oktober 2025 dient af te lossen door maandelijks een bedrag van € 65,- bovenop de vorenbedoelde bijdrage voor de minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw te betalen tot deze achterstand is ingelopen;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Wahedi (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. L.C.M. van Gils, griffier, op 22 oktober 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.