ECLI:NL:RBROT:2025:13147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
10/039577-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak tegen directeur van woonvoorziening voor verstandelijk beperkte jongeren wegens ontucht en opzetverkrachting

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die als directeur van een woonvoorziening voor verstandelijk beperkte jongeren gedurende een langere periode ontuchtige handelingen en opzetverkrachting heeft gepleegd jegens een aan hem toevertrouwde cliënte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere seksuele handelingen met het slachtoffer, dat licht verstandelijk beperkt is en in een afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte verkeerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor 5 jaar, die inhoudt dat de verdachte geen contact mag hebben met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit €864,42 aan materiële schade en €10.000,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/039577-25
Datum uitspraak: 3 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1956,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
raadsman mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in het rapport van 19 mei 2025 is geadviseerd, en de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden;
  • als bijkomende straf ex artikel 28 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van het beroep om als hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg werkzaam te zijn of andersoortige functies of werkzaamheden te verrichten waarin personen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd voor de duur van 5 (vijf) jaar;
  • onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen laptop en teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen overige persoonlijke goederen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De verdachte heeft een deel van het feitencomplex van het onder 2 ten laste gelegde bekend, met uitzondering van de ten laste gelegde onderdelen ’brengen/houden van zijn vuist in haar vagina’ en ‘brengen/houden van een borstel in haar vagina’. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van het slachtoffer, nu deze op vele punten steun vinden in het dossier en de verklaring van de verdachte. Voor deze specifieke onderdelen van de tenlastelegging ziet de rechtbank ook steun in de verklaring van één van de begeleiders van het slachtoffer, [persoon A] . Zij verklaart samengevat dat het slachtoffer op meerdere momenten klaagde over pijn in haar buik en vagina. Deze begeleider heeft op verzoek van het slachtoffer haar vagina bekeken en schrok van wat zij zag. Zij heeft het slachtoffer toen gevraagd of zij wel eens dingen in haar vagina stopte. Ook dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van
1 maart 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats] ,
gemeente [gemeente] , (meermalen
)met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006), van wie hij
, verdachte,wist dat deze aan een zodanige
psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/ofverstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer]
niet ofonvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
(meermalen
)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en
/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en
/of
- ( tong)zoenen met haar;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2024 tot en met 7 januari 2025 te [plaats] ,
gemeente [gemeente] (meermalen
)met [slachtoffer]
een of meerseksuele handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het
(meermalen
)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of vagina en
/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en
/of
- brengen/houden van zijn penis en/of vinger(s) en/of vuist en/of tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en
/of
- brengen/houden van een komkommer en
/ofeen borstel in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en
/of
- zich laten pijpen door haar en
/of
- ( tong)zoenen met haar,
terwijl
- hij
, verdachte,wist
, althans ernstige reden had om te vermoedendat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en
- hij
, verdachte,werkzaam was in een instelling voor maatschappelijke zorg en het feit werd begaan jegens een persoon die aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd en die persoon in die instelling was opgenomen
of werd behandeld;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 1 juli 2024 tot en met 7 januari 2025 te [plaats] ,
gemeente [gemeente] , (meermalen
)met [slachtoffer]
een of meerseksuele handelingen heeft verricht, te weten het
(meermalen
)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en
/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en
/of
- ( tong)zoenen met haar,
terwijl
- hij
, verdachte,wist
, althans ernstige reden had om te vermoedendat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en
- hij
, verdachte,werkzaam was in een instelling voor maatschappelijke zorg en het feit werd begaan jegens een persoon die aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd en die persoon in die instelling was opgenomen
of werd behandeld;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 primair.
met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
de eendaadse samenloop van

2.opzetverkrachting;

en
3.
ontucht plegen met iemand die aan zijn waakzaamheid is toevertrouwd en die in een instelling is opgenomen, begaan door iemand die werkzaam is in de maatschappelijke zorg, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich als zorgverlener gedurende vele maanden schuldig gemaakt aan zedenmisdrijven jegens een aan zijn zorg toevertrouwde cliënte, te weten het plegen van ontucht en van ontuchtige handelingen, alsmede opzetverkrachting. Er was sprake van vergaande seksuele handelingen over een lange periode waaronder het binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De relatie tussen de verdachte als directeur (mede-eigenaar) van een woonvoorziening voor verstandelijk beperkte jongeren en het aan zijn zorg toevertrouwde slachtoffer, schept voor de verdachte een bijzondere verantwoordelijkheid. Juist jongeren zoals het slachtoffer verdienen bescherming, omdat zij in een positie verkeren waarin zij hun wil niet geheel vrij kunnen bepalen of uiten. Het slachtoffer is licht verstandelijk beperkt en verbleef sinds zij tien jaar oud was in deze woonvoorziening. Zij was als zodanig aan de zorg van de verdachte toevertrouwd en bevond zich daardoor in een afhankelijke positie ten opzichte van de verdachte. Zij was psychisch kwetsbaar en daardoor weinig weerbaar. De verdachte, die bijna 50 jaar ouder is dan het slachtoffer, heeft schaamteloos misbruik gemaakt van de positie waarin hij verkeerde. Met zijn handelen heeft de verdachte de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden en daarbij misbruik gemaakt van haar vertrouwen en kwetsbaarheid. De verdachte heeft niet stilgestaan bij de impact van zijn handelen op het slachtoffer en heeft zijn eigen seksuele behoeftes vooropgesteld. Het is algemeen bekend dat dergelijke ernstige zedenfeiten, waarbij de lichamelijke integriteit wordt geschonden, een grote impact hebben op de slachtoffers. Zij ondervinden vaak nog jaren last van het misbruik en de vraag is of zij ooit nog geheel zorgeloos kunnen genieten van hun eigen lichaam en seksualiteit. De nadelige gevolgen en de impact van wat er is gebeurd voor het slachtoffer zijn ook gebleken uit onder meer de aangifte en de toelichting op de vordering benadeelde partij. Ter terechtzitting heeft een begeleidster een verklaring van het slachtoffer voorgelezen, waarin het slachtoffer de nadelige gevolgen van het handelen van de verdachte op haar leven beschrijft. Zij heeft last van (ernstige) slaapproblemen, angstgevoelens, herbelevingen en suïcidale gedachten. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De psycholoog, die de verdachte heeft onderzocht, heeft een Pro Justitia rapportage over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 april 2025. Dit rapport houdt - kort en zakelijk weergegeven - het volgende in.
De verdachte leed ten tijde van het aan hem ten laste gelegde niet aan een psychische stoornis en/of een verstandelijke handicap en/of een psychogeriatrische aandoening. Hij heeft de verleiding om seks te hebben met het slachtoffer niet kunnen weerstaan, hetgeen kan worden gekwalificeerd als (een uiting) van niet-pathologische wilszwakte. Gelet op de afwezigheid van een psychische stoornis bestaat er geen basis voor een gedragsdeskundige risicoanalyse en er is geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een verhoogd risico op recidive. De psycholoog concludeert dat op basis van het voorgaande er geen gronden zijn voor begeleiding en/of behandeling van de verdachte in een strafrechtelijk kader.
Het advies is om bij een bewezenverklaring de aan de verdachte ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen.
Ook Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 mei 2025. Dit rapport houdt - kort en zakelijk weergegeven - het volgende in.
De reclassering maakt zich zorgen om de mogelijk ambivalente houding van de verdachte en de voortzetting van zijn werkzaamheden (als vrijwilliger) met kwetsbare personen/hulpbehoevenden bij een (eventuele) veroordeling. De verdachte lijkt daarbij onvoldoende probleeminzicht te hebben als het gaat om schuldtoerekening bij het kwetsbare slachtoffer. Ondanks dat het risico op recidive door de reclassering ingeschat wordt als laag, is de reclassering van mening dat oplegging van verplichte reclasseringscontact en overige passende bijzondere voorwaarden noodzakelijk is. Om de ambivalente houding van de verdachte te monitoren en een mogelijke kans op herhaling te voorkomen is een verbod op bepaalde werkzaamheden als bijzondere voorwaarde geïndiceerd. De reclassering kan zodoende zicht houden op de voornoemde houding, het geschetste toekomstperspectief en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met het slachtoffer in onderhavige zaak, een locatieverbod (zonder elektronische monitoring) en een verbod op het uitoefenen van bepaalde werkzaamheden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot het volgende oordeel.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat sprake is van een jong en kwetsbaar slachtoffer, dat een licht verstandelijke beperking heeft, en dat de seksuele handelingen onder meer hebben plaatsgevonden in de woonvoorziening waar zij al jaren verbleef en zich veilig had moeten voelen.
Verder geldt dat de verdachte bepaald niet heeft laten blijken dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet. Integendeel, hij heeft zowel in het voorbereidend onderzoek als ter terechtzitting niet geschroomd zichzelf neer te zetten als een verliefde man die een (enigszins gelijkwaardige) relatie had met het slachtoffer. Bovendien heeft de verdachte er niet voor teruggedeinsd de schuld mede bij het slachtoffer neer te leggen en haar weg te zetten als iemand die in een slachtofferrol is gekropen op het moment dat het haar uitkwam. Weliswaar heeft de verdachte ter terechtzitting spijt betuigd van zijn handelen, maar hij lijkt door de antwoorden die hij heeft gegeven nog onvoldoende doordrongen te zijn van het verwerpelijke van zijn handelen.
Anderzijds heeft de rechtbank acht geslagen op de leeftijd van de verdachte, de impact van de gevolgen van zijn handelen op zijn leven en de omstandigheid dat detentie voor deze verdachte als hulpverlener in de zorg en veroordeeld zedendelinquent veel zwaarder zal wegen dan voor de gemiddelde delinquent.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan in de uitoefening van zijn beroep. Om het gevaar in te perken dat de verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van soortgelijke feiten en ter bescherming van een kwetsbare groep mensen in onze samenleving, zal de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod worden opgelegd om als hulpverlener en vrijwilliger in de maatschappelijke zorg te werken voor de duur van vijf jaren.
Anders dan geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie, zal de rechtbank gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen overgaan tot oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij eveneens in aanmerking dat het risico op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat en ook dat de psycholoog geen gronden ziet voor begeleiding en/of behandeling van de verdachte in een strafrechtelijk kader.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr noodzakelijk. De reclassering heeft geadviseerd een contactverbod met het slachtoffer op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een eventueel voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf. In plaats daarvan zal de rechtbank de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] .
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De raadsman heeft een verzoek gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis bij de einduitspraak.
Gelet op het voorgaande (de bewezenverklaarde feiten en de opgelegde straffen) ziet de rechtbank geen reden om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een in beslag genomen laptop te onttrekken aan het verkeer en om de overige in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich verenigd met het door de officier van justitie gevorderde.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen laptop (omschrijving: grijs, van het merk HP, model: Envy, goednummer: [beslagnummer] ) zal worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Het behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en dit kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van de in beslag genomen persoonlijke goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [slachtoffer] zich in het geding gevoegd ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.676,80 aan materiële schade en een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen. De gevorderde immateriële schade is toewijsbaar tot een gematigd bedrag van € 15.000,- en de benadeelde partij moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De toegewezen bedragen aan schadevergoeding moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente, en daarbij moet de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij voor het deel van de gevorderde materiële schade dat betrekking heeft op kosten meerwerk bewindvoerder niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade tot een bedrag van € 1.906,19 moet worden gematigd. Ten aanzien van het gevorderde bedrag voor kosten verhuizing heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat het bedrag fors moet worden gematigd.
9.3.
Beoordeling
Materiële schade
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse materiële schade heeft geleden. De gevorderde schade die ziet op vergoeding van de verhuiskosten van € 864,42 zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde kosten die zien op vergoeding van de kosten meerwerk bewindvoerder van € 3.812,38, overweegt de rechtbank dat deze schadepost weliswaar is gespecificeerd, maar dat onvoldoende is onderbouwd dat dit meerwerk binnen de taakuitvoering als bewindvoerder valt en uit dien hoofde voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal niet de mogelijkheid bieden tot nader debat op dit punt, omdat aanhouding van de zaak voor dat doel een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij zal daarom op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Uit de stukken in het dossier is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. De aantasting in de persoon en de nadelige gevolgen voor de benadeelde ligt voor de hand gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Het handelen van de verdachte staat in causaal verband met de geleden immateriële schade.
De rechtbank zal de schade, gelet op de aard en ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en rekening houdend met de bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 10.000,-. De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering ten aanzien van de immateriële schade tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij zal in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 maart 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 10.864,42 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 28, 36b, 36d, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 241, 243, 244, 247 (oud) en 254 Sr.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzetde verdachte van
het recht tot uitoefening van het beroep hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en de maatschappelijke zorg, hieronder begrepen ook vrijwilligerswerkvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006);
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
De totale duur van de vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. één) laptop (omschrijving: grijs, van het merk HP, model: Envy, goednummer: [beslagnummer] );
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
de overige onder de verdachte in beslag genomen persoonlijke goederen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 10.864,42 (zegge: tienduizend achthonderdvierenzestig euro en tweeënveertig eurocent), bestaande uit € 864,42 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 10.864,42(hoofdsom,
zegge: tienduizend achthonderdvierenzestig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 10.864,42 (zegge: tienduizend achthonderdvierenzestig euro en tweeënveertig eurocent)niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
89 (negenentachtig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. R. Combee en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van R.A. Caupain, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats] ,
gemeente [gemeente] , (meermalen) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2006), van wie hij wist dat deze aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en/of
- ( tong)zoenen met haar;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2024 tot en met 30 juni 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, (meermalen) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door (meermalen)
- haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek te betasten en/of masseren en/of
- aan haar borst(en)/tepel(s) te likken/zuigen en/of
- haar te (tong)zoenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 7 januari 2025 te [plaats] , gemeente [gemeente] (meermalen) met [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het (meermalen)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of vagina en/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en/of
- brengen/houden van zijn penis en/of vinger(s) en/of vuist en/of tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- brengen/houden van een komkommer en/of een borstel in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen en/of
- zich laten pijpen door haar en/of
- ( tong)zoenen met haar,
terwijl
- hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en
- hij werkzaam was in een instelling voor maatschappelijke zorg en het feit werd begaan jegens een persoon die aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd en die persoon in die instelling was opgenomen of werd behandeld;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 7 januari 2025 te [plaats] , gemeente [gemeente] , (meermalen) met [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het (meermalen)
- betasten en/of masseren van haar borst(en) en/of bil(len) en/of schaamstreek en/of
- likken/zuigen aan haar borst(en)/tepel(s) en/of
- ( tong)zoenen met haar,
terwijl
- hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en
- hij werkzaam was in een instelling voor maatschappelijke zorg en het feit werd begaan jegens een persoon die aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd en die persoon in die instelling was opgenomen of werd behandeld.