ECLI:NL:RBROT:2025:13145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
10/043394-24 en 10/173351-24 (gevoegd ter terechtzitting)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Veroordeling voor mishandeling en afpersing met overschrijding van de redelijke termijn

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en afpersing. De zaak betrof twee parketnummers: 10/043394-24 en 10/173351-24. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2023 het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem te slaan, op de grond te gooien en te trappen. Op 16 oktober 2023 heeft de verdachte het slachtoffer onder bedreiging gedwongen om een geldbedrag van €150,00 te pinnen. De rechtbank heeft de verdachte voor het parketnummer 10/043394-24 veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede parketnummer 10/173351-24. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die meer dan 22 maanden heeft geduurd. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel heeft meegewogen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot €300,00 aan immateriële schade toegewezen, maar de materiële schade niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds de feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/043394-24 en 10/173351-24 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven - Ivankovic heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/173351-24 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/043394-24 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/173351-24 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/043394-24 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Door de verdediging is nadien ook geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/043394-24 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
in of omstreeks de periode van1 oktober 2023
tot en met 16 oktober 2023te
Vlaardingen,
althans in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en
/of
- die [slachtoffer 1] te trappen
/schoppenin het gezicht en
/oftegen het lichaam terwijl die
[slachtoffer 1] op de grond lag en
/of
- die [slachtoffer 1] te stompen
in het gezicht/tegen het hoofd en
/oftegen het lichaam
terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
2
hij op
of omstreeks16 oktober 2023 te Vlaardingen,
althans in Nederland,in De
Loper,
althans op een openbare weg,met het oogmerk om zich
en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting en
/ofgeldbedrag te weten 150 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan die [slachtoffer 1]
en/of een derde
toebehoorde
(n
),
door:
- naar de hals van die [slachtoffer 1] te grijpen en
/ofdwingend
en/of dreigendtegen
die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn ketting af moest geven en
/of
-
(dreigend en/of dwingende)tegen die [slachtoffer 1] de volgende woorden te zeggen:
"Pinnen die thirty. Pin die doekoe gewoon. Ik wil daarna ook niks meer broer, pin
die doekoe, snelheid", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/043394-24

1.Mishandeling;

2.Afpersing.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, namelijk mishandeling en afpersing. Allereerst heeft de verdachte op 1 oktober 2023 het slachtoffer [slachtoffer 1] mishandeld door hem te slaan, op de grond te gooien en vervolgens te trappen in het gezicht en op het lichaam. Op 16 oktober 2023 heeft de verdachte hetzelfde slachtoffer afgeperst door hem onder bedreiging zijn ketting te laten afgeven en vervolgens te dwingen om een geldbedrag te pinnen. Het slachtoffer moest ter plekke € 300,00 betalen aan de verdachte. Uiteindelijk heeft het slachtoffer onder dwang een bedrag van € 150,00 gepind en afgegeven aan de verdachte. De verdachte heeft met zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. Hij heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem pijn en letsel toegebracht. Daarbij komt dat de verdachte eerst bevriend was met het slachtoffer en de aanleiding voor zijn handelen is gelegen in de relatie die het slachtoffer met het nichtje van de verdachte zou hebben gehad. De verdachte wilde voor eigen rechter spelen. Dit soort zinloos geweld heeft grote impact op slachtoffers. De situatie moet voor het slachtoffer bedreigend zijn geweest en gevoelens van angst en onveiligheid bij hem hebben opgeroepen. Dat dit geweld een langdurige negatieve impact heeft gehad op het slachtoffer volgt ook uit de slachtofferverklaring. Bovendien brengen dergelijke geweldshandelingen, die op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden, grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich mee. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat deze documentatie niet in strafverhogende zin meeweegt.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Het dossier bevat slechts een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 1 augustus 2024. Dit rapport heeft betrekking op het feit waarvoor de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken en andere feiten en was geldig tot 1 februari 2025.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: te noemen JBRR), vertegenwoordigd door [persoon A] , heeft ter zitting toegelicht hoe het met verdachte gaat. Het gaat al een geruime tijd goed met de verdachte. Hij stelt zich in de begeleiding door de jeugdreclassering open op in gesprekken en heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij gaat vervelende situaties uit de weg, heeft positieve sociale contacten en is in de tussentijd niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Daarnaast volgt de verdachte een nieuwe opleiding en dat gaat ook goed. Er is voor de verdachte geen hulpverlening meer nodig. Vanuit de JBRR wordt een taakstraf in de vorm van een werkstraf geadviseerd. Bijzondere voorwaarden worden niet noodzakelijk geacht omdat de verdachte een positieve lijn heeft ingezet en dit volhoudt.
De rechtbank weegt hetgeen wat ter terechtzitting door JBRR naar voren is gebracht in het voordeel van de verdachte mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een jeugdstrafzaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 19 december 2023 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn daarom aangevangen.
Tussen 19 december 2023 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 22 maanden. In de onderhavige zaak is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, wordt hiermee in het voordeel van de verdachte rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Straf
De rechtbank heeft daarnaast gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in het voordeel van de verdachte ook rekening met het feit dat hij sinds het plegen van het bewezenverklaarde feit niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank – in strafverminderende zin – bij het bepalen van de straf rekening met de manier waarop de aanhouding op de school van de verdachte heeft plaatsgevonden en dat een foto van de aangehouden verdachte op sociale media is geplaatst door de desbetreffende agent.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Parketnummer 10/043394-24: [slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 1] , ter zake van de tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 700,00 aan materiële schade en een bedrag van € 600,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zicht op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade in het geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing. De hoogte van de immateriële schade dient te worden gematigd tot een door de rechtbank nader te bepalen bedrag. De officier van justitie heeft tot slot wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
8.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de materiële schade in het geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. De raadsman heeft daarnaast verzocht het immateriële schadebedrag te matigen.
8.1.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uit de aard en de ernst van het feit
en hetgeen is onderbouwd, kan geconcludeerd worden dat de benadeelde partij
schade heeft ondervonden door de bewezenverklaarde feiten. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 300,00. Het meer gevorderde wordt niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schade is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
8.2. 10/173351-24:
10/173351-24: [benadeelde]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [benadeelde] , ter zake van het onder parketnummer 10/173351-24 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 452,04 aan materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/173351-24 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/043394-24 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig)
uren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
30 (dertig) urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de materiële vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de immateriële vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] te betalen
€ 300,00(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. van der Laan-Kuijt, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. K.T.F. Chocolaad - de Bos en R.T.K. Davidse, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Cortenberghe - van Dam, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2025.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 10/043394-24
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 16 oktober 2023 te
Vlaardingen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien en/of
- die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen in het gezicht en/of tegen het lichaam terwijl die
[slachtoffer 1] op de grond lag en/of
- die [slachtoffer 1] te stompen in het gezicht/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam
terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
2
hij op of omstreeks 16 oktober 2023 te Vlaardingen, althans in Nederland, in De
Loper, althans op een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een ketting en/of geldbedrag te weten 150 euro,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde
toebehoorde(n),
door:
- naar de hals van die [slachtoffer 1] te grijpen en/of dwingend en/of dreigend tegen
die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij zijn ketting af moest geven en/of
- ( dreigend en/of dwingende) tegen die [slachtoffer 1] de volgende woorden te zeggen:
"Pinnen die thirty. Pin die doekoe gewoon. Ik wil daarna ook niks meer broer, pin
die doekoe, snelheid", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Parketnummer 10/173351-24
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Vlaardingen, althans in Nederland,
openlijk, te weten in de Seringenstraat en/of de Speenkruidstraat,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke
plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2]
, door:
- die [slachtoffer 2] achterna te rennen en/of
- die [slachtoffer 2] aan te spreken en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "bro stop met
wegrennen, de jongen wil met jou praten", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- ( meermalen) (met kracht) die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd/in het gezicht, althans
het lichaam, te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 2] dwingen mee te lopen en/of
- ( meermalen)(met kracht) met een boksbeugel die [slachtoffer 2] op/in het gezicht en/of
op/tegen een arm, althans het lichaam, te slaan/stompen,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten een gebroken bovenarm en/of een gebroken neus en/of
een gescheurde wang en/of een lichte hersenschudding voor die [slachtoffer 2] ten
gevolge heeft gehad.