ECLI:NL:RBROT:2025:13139

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
C/10/705970 / FA RK 25-6663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot gebruik echtelijke woning en partneralimentatie

In deze beschikking van 13 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.E.M.J. van Poppel, heeft een verzoek ingediend tot echtscheiding en vraagt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man, vertegenwoordigd door mr. A. Schellekens, verzet zich hiertegen en heeft een tijdelijke verblijfplaats gevonden. De rechtbank oordeelt dat de vrouw belang heeft bij het gebruik van de woning, maar legt hieraan een termijn van zes maanden op om vervangende woonruimte te vinden. Daarnaast heeft de vrouw verzocht om een partnerbijdrage van € 962,- per maand, maar de rechtbank komt tot de conclusie dat de man, gezien zijn huidige financiële situatie, een bijdrage van € 250,- per maand kan betalen. De rechtbank heeft bepaald dat de man de echtelijke woning moet verlaten en dat de vrouw het gebruik van de woning tot 13 mei 2026 is toegestaan. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/705970 / FA RK 25-6663
Beschikking van 13 november 2025 over voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. H.E.M.J. van Poppel te Rotterdam,
t e g e n
[de man], hierna: de man,
wonende te Rotterdam,
advocaat mr. A. Schellekens te Bodegraven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 29 augustus 2025;
  • het verweerschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 23 oktober 2025;
  • het bericht met bijlage van de vrouw van 27 oktober 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2025. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 12 februari 2003 met elkaar gehuwd.
2.2.
De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend.

3.De beoordeling

3.1.
Woning
3.1.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de man te bevelen die woning te verlaten en hem te verbieden die woning verder te betreden.
3.1.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Partijen zijn sinds juni/juli 2025 feitelijk uit elkaar. De vrouw verblijft met de meerderjarige dochters van partijen in de echtelijke woning. De man heeft een tijdelijke verblijfplaats gevonden. Duidelijk is dat geen van partijen financieel in staat is de echtelijke koopwoning over te nemen. De woning zal verkocht moeten worden aan een derde.
De man heeft er geen enkel bewaar tegen dat de vrouw in de woning blijft wonen tot het moment dat de woning aan een koper zal worden geleverd. De man verzet zich wel tegen het toekennen van het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw, omdat de vrouw dan geen prioriteit meer zal geven aan het vinden van vervangende woonruimte. De vrouw begrijpt dat de woning verkocht moet gaan worden en geeft aan dat zij dat ook niet zal tegenwerken, maar zij heeft op dit moment nog geen zicht op een andere woning. De vrouw ontvangt sinds deze maand een bijstandsuitkering en heeft (opnieuw) een urgentieaanvraag ingediend. Ook heeft zij de hulp van het wijkteam gevraagd. Gelet op het voorstaande acht de rechtbank acht dat de vrouw in deze situatie belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Echter is het gezien de beperkte financiële ruimte van partijen ook van groot belang dat zo spoedig mogelijk zal worden overgegaan tot de verkoop van de woning. Om die reden zal de rechtbank aan het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning door de vrouw een termijn van zes maanden verbinden. De vrouw zal in deze periode met een eventuele urgentieverklaring en de hulp van het wijkteam vervangende woonruimte moeten vinden waarna de verkoop/levering van de echtelijke woning kan plaatsvinden.
3.2.
Partnerbijdrage
3.2.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man moet bijdragen in de kosten van haar levensonderhoud (hierna: partnerbijdrage) met een bedrag van € 962,- per maand.
3.2.2.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.2.3.
Tussen partijen is de hoogte van de vast te stellen partnerbijdrage in geschil. De rechtbank zal de partnerbijdrage berekenen volgens de aanbevelingen opgenomen in het Rapport alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatie (hierna: het rapport).
Behoefte
3.2.4.
De man betwist de hoogte van de door de vrouw gestelde behoefte.
3.2.5.
De rechtbank overweegt dat medebepalend voor de vaststelling van de behoefte van de onderhoudsgerechtigde de welstand is waarin partijen tijdens het huwelijk hebben geleefd. Verder zijn alle relevante omstandigheden van belang waaronder het inkomsten- en uitgavenpatroon tijdens de laatste jaren van het huwelijk, aan de hand waarvan wat betreft de kosten van het levensonderhoud het inkomensniveau kan worden bepaald waarop de onderhoudsgerechtigde na beëindiging van het huwelijk in redelijkheid aanspraak kan maken. De behoefte zal daarnaast zoveel mogelijk aan de hand van concrete gegevens over de reële of de met zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud worden bepaald.
Het voorafgaande komt er op neer dat de bepaling van de behoefte aan partneralimentatie maatwerk is, maar daarvoor is in deze procedure gelet op de aard daarvan geen plaats. De netto behoefte van de vrouw zal dan ook worden berekend aan de hand van de zogenaamde “hofnorm”, een vuistregel die ervan uitgaat dat het besteedbare gezinsinkomen, na aftrek van de kosten van kinderen, beschikbaar was voor de kosten van levensonderhoud van beide partijen. Omdat een alleenstaande duurder uit is dan een samenwoner wordt de helft van het te verdelen inkomen met 20% verhoogd. De behoefte kan dan gelijkgesteld worden aan 60% van het netto gezinsinkomen.
3.2.6.
Partijen zijn het erover eens dat zij tijdens het huwelijk de beschikking hadden over een besteedbaar gezinsinkomen van € 3.249,- netto per maand. Dit is gebaseerd op het netto besteedbaar inkomen van de man tijdens het huwelijk. De vrouw had tijdens het huwelijk geen inkomen. De netto behoefte van de vrouw bedraagt 60% van het besteedbaar gezinsinkomen. Dat is een bedrag van afgerond € 1.949,-.
Verdiencapaciteit vrouw
3.2.7.
De man stelt dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij (gedeeltelijk) gaat
voorzien in de kosten van haar eigen levensonderhoud en dat rekening moet worden gehouden met een verdiencapaciteit op basis van een werkweek van minimaal 32 uur en het daarbij behorende inkomen. De vrouw brengt hiertegen in dat partijen na de geboorte van het jongste dochter ervoor hebben gekozen dat de vrouw stopte met haar werk en voor de – nu inmiddels meerderjarige – kinderen zou gaan zorgen. De rechtbank zal omdat het gaat om voorlopige voorzieningen geen rekening houden met een verdiencapaciteit van de vrouw. Daarbij komt dat de vrouw al vele jaren uit het arbeidsproces is en er sprake is van gezondheidsklachten (mede) naar aanleiding van de spanningen rondom de echtscheiding. In deze situatie is het niet reëel om rekening te houden met enige verdiencapaciteit van de vrouw.
Draagkrachtberekening man
3.2.8.
De man betwist dat hij draagkracht heeft om de gevraagde partnerbijdrage te voldoen. De rechtbank zal de draagkracht van de man berekenen aan de hand van de aanbevelingen opgenomen in het rapport.
3.2.9.
De man ontvangt sinds september 2025 een werkloosheidsuitkering. De vrouw stelt dat sprake is van verwijtbaar inkomensverlies en vindt dat rekening moet worden gehouden met het inkomen van de man dat hij uit dienstbetrekking genereerde. De rechtbank acht het reëel om in deze procedure uit te gaan van het daadwerkelijke huidige inkomen van de man uit uitkering. Gelet op de huidige fysieke en mentale problematiek waarmee de man te kampen heeft zal hij zijn werk als vrachtwagenchauffeur in ieder geval niet binnen afzienbare tijd kunnen hervatten. Bovendien is momenteel zijn rijbewijs ingevorderd. Gelet op zijn opleidingsniveau is het niet te verwachten dat de man in loondienst met ander werk meer zal verdienen bij dan wat hij nu op grond van zijn werkloosheidsuitkering ontvangt.
Onder verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte berekening bepaalt de rechtbank het huidige netto besteedbaar inkomen van de man op basis van de door de man overlegde brief van het UVW van 22 september 2025 als volgt:
- WW-maandloon € 2.958,73
- vakantiegeld 8% op jaarbasis
De algemene heffingskorting is in aanmerking genomen. Het netto besteedbaar inkomen van de man komt hiermee op € 2.254,- per maand.
3.2.10.
De draagkracht van de man wordt, vastgesteld aan de hand van de volgende formule: 60% x [NBI – (0,3xNBI + 1.310)] en bedraagt afgerond € 161,- netto per maand, zijnde € 250,- bruto per maand.
Conclusie
3.2.11.
Een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw van € 250,- bruto per maand is in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Het verzoek van de vrouw zal tot dit bedrag worden toegewezen.
3.2.12.
Op deze alimentatie is van rechtswege de wettelijke indexering van toepassing.
Ingangsdatum
3.2.13.
Artikel 822 lid 2 Rv bepaalt dat voor de datum van ingang van de vastgestelde voorlopige voorzieningen de dag van de dagtekening van de beschikking als uitgangspunt geldt. De rechtbank sluit aan bij dit uitgangspunt.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de vrouw met ingang van 13 november 2025 tot 13 mei 2026 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres]
te Rotterdam ;
4.2.
beveelt de man met ingang van 13 november 2025 de echtelijke woning te verlaten en verbiedt de man deze verder te betreden;
4.3.
bepaalt dat de man met ingang van 13 november 2025 een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw zal verstrekken van € 250,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
4.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Yalçin, griffier, op 13 november 2025.
Partij
[de man]
Zaak
[de man] / [de vrouw] (705970)
Berekening
Berekening netto besteedbaar inkomen
Tarieven
2025-2
Datum uitdraai
11-11-2025
Box 1 Inkomen uit werk en woning
Loon (41-50)
43
Bruto uitkering andere sociale verzekeringswetten
35.508
44
Vakantietoeslag
2.841
Bruto inkomsten
38.349
Premies (51-59)
Pensioenpremie
54
Loon voor de premies werknemersverzekeringen
38.349
59
Inkomsten
38.349
Belastbaar loon (61-64)
64
Belastbaar loon
38.349
Heffing box 1 (94-95)
94
Belastbaar inkomen uit werk en woning
38.349
- Schijf 1, 35,82% (17,92%) over € 0 t/m € 38.440 (€ 40.501)
13.736
95
Inkomensheffing box 1
13.736
Besteedbaar inkomen (113-120)
113
Inkomen voor aftrek inkomensheffing
38.349
114
Inkomensheffing box 1, inkomstenbelasting box 2 en 3
13.736
115/116
Heffingskorting en standaard heffingskorting
-
2.438
117
Verschuldigde inkomensheffing
-
11.298
Inkomen na aftrek inkomensheffing
27.051
Specificaties voor post: 115/116
Algemene Heffingskorting
2.438
jaar
120
Besteedbaar inkomen
27.051
120a
Netto besteedbaar inkomen (per jaar)
27.051
120a
Netto besteedbaar inkomen (per maand)
2.254
120b
Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per jaar)
27.051
120b
Netto besteedbaar inkomen t.b.v. partneralimentatie (per maand)
2.254
Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie
Draagkrachtruimte tbv partneralimentatie
120b
Netto besteedbaar inkomen tbv partneralimentatie
2.254
Draagkracht wordt berekend op basis van
Formule
122b
Kosten van levensonderhoud
1.31
123b
Woonbudget
676
135b
Draagkrachtloos inkomen tbv partneralimentatie
1.986
136b
Draagkrachtruimte
268
Draagkracht tbv partneralimentatie
136b
Draagkrachtruimte
268
137b
Draagkrachtpercentage
%
60
Draagkracht tbv partneralimentatie
161
140
Beschikbaar
161
Partneralimentatie (141-144)
141
Bijdrage in de kosten van kinderen (inclusief zorgkorting)
-
Bijdrage in de kosten van kinderen uit andere relatie
-
Totale bijdrage in de kosten van de kinderen (inclusief zorgkorting)
-
142
Fiscaal voordeel aftrek buitengewone uitgaven kinderen
Berekende ruimte voor partneralimentatie
161
143
Resteert voor partneralimentatie vóór berekening belastingvoordeel
161
144
Resultaat van brutering van 143 volgens de methode Buijs (bruto partneralimentatie)
250
Specificaties voor post: 144
Het beschikbare nettobedrag voor partneralimentatie van € 1.932 per jaar wordt gebruteerd in Box 1 bij een belastbaar inkomen van €
38.349
jaar
In de schijf van 35,82% valt € 1.932, € 1.932 x ( 100 / (100 - 35,82))
3.01
jaar
Het resultaat van de brutering is per jaar
3.01
jaar
Of per maand
250
maand