ECLI:NL:RBROT:2025:13129

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
ROT 24/7508
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de sluiting van de woning van eiser voor de duur van drie maanden, op basis van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente [plaats 1] had de woning gesloten vanwege de aangetroffen hoeveelheid drugs en drugsgerelateerde goederen. Eiser, die de woning huurt, was het niet eens met deze maatregel en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 september 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen drugs en de betrokkenheid van eisers zoon bij de georganiseerde drugscriminaliteit. De rechtbank concludeerde dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig was, en dat eiser niet had aangetoond dat hij niet verantwoordelijk was voor de situatie in de woning. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. A.A. Bhagwandin),
en

de burgemeester van de gemeente [plaats 1] , de burgemeester

(gemachtigden: mr. M. Baardman en J.A.F. Herwijnen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde partij]uit [plaats 2] .

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van eisers woning voor de duur van drie maanden. Eiser is het niet eens met dit besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het bestreden besluit in stand kan blijven. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester eisers woning heeft mogen sluiten voor de duur van drie maanden. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Met het primaire besluit van 30 april 2024 heeft de burgemeester de woning van eiser aan [adres] te [plaats 1] voor de duur van drie maanden gesloten vanwege een overtreding van de Opiumwet. Met het bestreden besluit van 23 juli 2024 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3.1.
Eiser huurt de woning aan [adres] te [plaats 1] (hierna: de woning) van de derde-partij [derde partij] (hierna: de verhuurder). Ook de zoon van eiser stond op dit adres ingeschreven.
3.2.
Uit de bestuurlijke rapportage van 22 maart 2024 kan worden opgemaakt dat de zoon van eiser op 1 maart 2024 is aangehouden nadat hij in een voertuig is aangetroffen waaruit (mogelijk) gedeald werd. De politie heeft vervolgens de woning doorzocht en onder meer 27,8 gram 3-CMC, 7,8 gram 2-CMC, 3 gram cocaïne, 2,4 gram MDMA en 83,45 gram hasjiesj aangetroffen in twee kamers van de woning, die bij de zoon van eiser in gebruik waren. Verder zijn onder meer meerdere grinders, mobiele telefoons, een tas lege ponypacks, een doos lege gripzakjes, meerdere powerbanks, twee bivakmutsen en twee vuurwapens aangetroffen. Uit de rapportage blijkt verder dat de zoon van eiser vanaf 2020 meerdere antecedenten op zijn naam heeft staan. Enkele daarvan hebben betrekking op bezit van softdrugs, handel in harddrugs en bezit van wapens. Ook wordt melding gemaakt van de omstandigheid dat de zoon recent door de politie is aangehouden als verdachte op een containerterminal in Rotterdam als ‘uithaler’ van drugs uit zeecontainers.
3.3.
Op 3 april 2024 heeft de burgemeester het voornemen uitgebracht tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, inhoudende het sluiten van de woning voor de duur van drie maanden omdat in de woning een handelshoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen.
3.4.
Eiser heeft op 15 april 2024 zijn zienswijze ingediend. De burgemeester heeft vervolgens het primaire besluit genomen. De burgemeester heeft hieraan, onder verwijzing naar de bestuurlijke rapportage van 22 maart 2024 en het beleid van de gemeente [plaats 1] , ten grondslag gelegd dat de productie van en handel in verdovende middelen een groot gevaar voor de maatschappij is en de veiligheid en de volksgezondheid van burgers in grote mate aantast. Bovendien levert de productie en handel een verloedering van de buurt op. De sluiting van de woning ziet de burgemeester als een geschikt middel om de openbare orde te herstellen, de loop op het pand weg te nemen en herhaling te voorkomen. Gezien de grote hoeveelheid aangetroffen drugs en drugsgerelateerde goederen evenals de drugsgerelateerde antecedenten van eisers zoon is de burgemeester van mening dat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel. De sluiting van de woning is volgens de burgemeester niet onevenredig.
3.5.
Bij uitspraak van 30 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het primaire besluit geschorst in afwachting van de beslissing op bezwaar, omdat niet gezegd kan worden dat het bezwaar van eiser geen redelijke kans van slagen heeft.
3.6.
Met de bestuurlijke rapportage van 10 juni 2024 is de eerdere bestuurlijke rapportage aangevuld met (meer informatie over) onderzoeksbevindingen en de politieregistraties over en antecedenten van eisers zoon.
3.6.
De burgemeester heeft het door eiser gemaakte bezwaar bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3.7.
Een nieuw verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij uitspraak van 16 augustus 2024 afgewezen.
Procesbelang
4. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van dit beroep omdat de sluiting al heeft plaatsgevonden en de verhuurder niet tot ontbinding van de huurovereenkomst is overgegaan. De verhuurder heeft eiser ook niet op een zogenaamde zwarte lijst geplaatst of andere maatregelen tegen eiser ondernomen als gevolg van het besluit van de burgemeester.
4.1.
De rechtbank wijst erop dat, zoals door de burgemeester tijdens de zitting ook is beaamd, procesbelang ook gelegen kan zijn in eventueel door eiser geleden schade en de mogelijkheid om deze schade te verhalen. Eiser heeft weliswaar geen stukken overgelegd van de door hem geleden (financiële) schade, toch acht de rechtbank het aannemelijk dat hij als gevolg van de woningsluiting extra kosten heeft gemaakt. Eiser heeft verklaard dat hij naar Italië is gereisd, omdat hij in Nederland geen plek had om te verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser in ieder geval enige financiële schade heeft geleden door het sluiten van zijn woning. Hierin is voldoende procesbelang gelegen voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Beoordeling van de gronden van beroep
Wat is in geschil?
5. De gemachtigde van eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat de strafzaak tegen de zoon van eiser heeft geleid tot oplegging van een voorwaardelijke straf. Tijdens die strafzaak is ook het al dan niet rechtmatig binnentreden in de woning aan bod gekomen. De gemachtigde van eiser laat daarom die beroepsgrond in deze procedure vallen. De rechtbank zal zich hier dus niet over uitlaten.
6. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eiser niet betwist dat in de woning drugs zijn aangetroffen en dat ook niet in geschil is dat de burgemeester, vanwege de aangetroffen handelshoeveelheid soft- en harddrugs in de woning, bevoegd is om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Eiser voert vooral aan dat de noodzaak en de evenwichtigheid van het besluit tot sluiting voor de duur van drie maanden ontbreken. De burgemeester heeft daarbij onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen.
6.1.
Als de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om in een concreet geval op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, dan zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. De burgemeester moet zich ervan vergewissen dat de sluiting van een woning en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [1]
Had de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan sluiting moeten volstaan (noodzaak)?
6.2.
Bij beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting is het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing.
6.3.
De maatregel om de woning te sluiten is pandgericht. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen drugs in combinatie met de gripzakjes, ponypacks en overige attributen is het aannemelijk dat de woning een schakel in de keten van drugshandel vormde. Of er al dan niet vanuit de woning werd gehandeld acht de rechtbank daarvoor niet relevant, omdat het aannemelijk is dat de woning voor de opslag van drugs werd gebruikt om de drugs vervolgens verder te verhandelen. De aanwezigheid van meerdere powerbanks, mobiele telefoons, bivakmutsen en wapens duidt bovendien op betrokkenheid bij de georganiseerde drugscriminaliteit. In dit verband heeft de burgemeester ook van belang mogen achten dat de zoon van eiser ten tijde van het bestreden besluit verdacht werd van het uithalen van drugs in de haven van Rotterdam. De omstandigheid dat de zoon van eiser uiteindelijk niet zou zijn veroordeeld hiervoor, maakt niet dat de burgemeester dit gegeven niet heeft mogen meenemen bij de beoordeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Was de sluiting van de woning evenwichtig?
6.4.
Als de conclusie is dat de burgemeester zijn beoogde doelen niet met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning voor een bepaalde duur kan bereiken en een woningsluiting dus het aangewezen middel is, betekent dit nog niet dat hij hiertoe steeds mag overgaan. Daarvoor moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting in de gegeven omstandigheden ook evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Daarbij kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in dit specifieke geval de belangen van eiser niet zodanig zwaarwegend hoeven achten dat hij had moeten afzien van een sluiting, het sluiten van de woning was dan ook evenwichtig. Hoewel niet in geschil is dat de in de woning aangetroffen drugs en goederen aan de zoon van eiser toebehoorden, maakt dit niet dat eiser in zijn geheel geen verwijt treft. Eiser had als hoofdbewoner van de woning de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de woning niet werd gebruikt voor de handel in drugs. De rechtbank begrijpt dat eiser zijn best heeft gedaan om zijn zoon in de gaten te houden en beseft dat een ouder niet altijd en niet alles kan controleren, dit ontslaat hem echter niet van zijn verantwoordelijkheid tot het houden van toezicht op de woning. Bovendien blijkt uit de bestuurlijke rapportages dat sommige drugs en drugsgerelateerde goederen openlijk in het zicht lagen, terwijl eiser zelf ook heeft verklaard twee maal per week de woning en ook de kamer(s) van zijn zoon schoon te maken. Eiser heeft daarnaast niet met objectieve (medische) stukken onderbouwd dat hij vanwege zijn schizofrenie (mentaal) aan de woning gebonden is. Eiser heeft voldoende gelegenheid gehad deze stelling met medische stukken te onderbouwen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.