4.1.2.Beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Op 10 juli 2025 vond een mishandeling plaats op de Meidoornsingel in Rotterdam ter hoogte van de Asserweg. [slachtoffer] (hierna: de aangever) is aldaar rond 16:40 uur door twee personen in elkaar geslagen.
De vraag die voorligt is of tijdens die mishandeling geld is weggenomen van de aangever en of de verdachte zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan de primair ten laste gelegde straatroof.
De aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat toen hij vanaf de Asserweg naar de Melanchtonweg liep, een jongen met Marokkaans uiterlijk en een pet op vanuit de Meidoornsingel op hem afkwam en op hem begon in te slaan. Vervolgens kwam een andere jongen vanuit het Meijersplein op hem af en begon hem ook te slaan. De aangever voelde dat hij meerdere klappen tegen zijn hoofd kreeg en dat één van de jongens aan zijn tasje trok. Hij zag dat de eerstgenoemde jongen met de pet tweehonderd euro uit zijn tasje haalde. Een politieagent kwam aanfietsen en daardoor lieten de jongens hem los en vluchtten weg. Aangever is de jongen die zijn geld had afgepakt achterna gerend. De jongen heeft op het parkeerterrein bij het gebouw van Aafje het geld laten vallen en is verder weggerend. Aangever staakte de achtervolging en heeft het geld toen opgepakt.
Twee dagen na opname van de aangifte is aangever aanvullend verhoord en heeft hij verklaard dat de man met de pet op het voetpad aan de Meidoornsingel ter hoogte van huisnummer [huisnummer X] – kruisend met de Asserweg – stond, op hem afstapte en hem sloeg. De mannen hebben hem meerdere malen over heel zijn gezicht geslagen en sloegen tegelijk op hem in. Ze stopten pas met slaan toen zij de agent zagen. Aangever heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen: zijn lippen zijn kapot en gezwollen, zijn neus is opgezwollen en doet zeer, hij heeft last van zijn linkeroorgang, zijn rechterelleboog – doordat hij was gevallen – en van zijn gebit. Hij had vierhonderd euro bij zich in briefgeld, te weten zeven briefjes van vijftig euro, twee briefjes van twintig euro en één briefje van tien euro. Daarnaast had aangever nog wat losgeld bij zich. Het geld zat los in zijn heuptas. De man met de pet had vier briefjes van vijftig euro uit de tas van de aangever gepakt.
Verbalisant [persoon A] was rond 16:40 uur bezig met zijn surveillance dienst op de fiets en reed over de Asserweg. Op enig moment zag hij een drietal personen vechtend uit de straat ter hoogte van de [adres 2] in Rotterdam komen. De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat de aangever op de grond viel, waarna twee personen op hem begonnen in te slaan. Hij zag dat aangever een paar keer werd geraakt op zijn hoofd. Verbalisant fietste naar de mannen toe en riep dat de twee personen moesten stoppen. Beide mannen keken op en renden vervolgens weg. Hij zag dat aangever achter de man met de pet aan rende en hij volgde hen. De man met de pet rende het parkeerterrein van het verpleeghuis Aafje – gelegen aan de Asserweg – op en de verbalisant zag dat aangever daar de achtervolging staakte en stil bleef staan. De man met de pet was verder gerend.
De politie heeft een buurtonderzoek verricht en daaruit volgt dat de bewoner van de [adres 2] in Rotterdam heeft verklaard dat hij wat hoorde aan de voorzijde van zijn woning. De bewoner keek naar buiten en zag dat een jongen langs zijn woning rende. De jongen rende vanaf de Asserweg in de richting van het Assertuinpad. De bewoner zag op het trottoir een man staan. Hij hoorde dat deze man schreeuwde: “Geef mij mijn geld terug”.
De verdachte heeft – ook op de zitting – verklaard dat hij die dag een pet op had en dat hij de aangever meermalen heeft geslagen. Voorts heeft hij verklaard dat hij aan het tasje van aangever heeft getrokken, in het tasje heeft gegrepen en dat hij voelde dat het tasje leeg was.
Verdachte ontkent geld te hebben weggenomen. Het was ook niet zijn intentie om aangever te beroven.
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen aangever
De rechtbank stelt voorop dat de aangever aangifte heeft gedaan en vervolgens aanvullend is verhoord. Dat uit het dossier volgt dat de aangifte op de dag van het incident was afgenomen, aangever kennelijk een dag later onder invloed van alcohol en cocaïne was waardoor hij niet kon worden gehoord en de aanvullende verklaring om die reden twee dagen na de aangifte is opgenomen, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen hierdoor ongeloofwaardig zijn en terzijde dienen te worden geschoven. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de aanvullende verklaring – zeker op hoofdlijnen – de aangifte bevestigt. Aangever geeft immers opnieuw aan dat hij door de man met de pet en een andere man op de Meidoornsingel werd geslagen in zijn gezicht, dat de mannen daarmee pas stopten toen zij de agent zagen, dat de man met de pet tweehonderd euro van hem had afgepakt, hij achter die man is aangerend, de man met de pet het geld weggooide en dat aangever het geld vervolgens heeft opgepakt. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat de aangever wel consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen er heeft plaatsgevonden. Weliswaar bevatten zijn verklaringen verschillen, maar deze verschillen zijn niet zodanig groot dat zijn verklaringen als onbetrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De tussenconclusie is dat de rechtbank de verklaringen van de aangever geloofwaardig, betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs acht. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Steunbewijs
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende steunbewijs bevat. De verklaring van de aangever dat zijn geld was weggenomen, vindt steun in de verklaring van de getuige. De getuige heeft verklaard dat hij aan de voorzijde van zijn woning naar buiten keek. Daar zag hij een jongen langs zijn woning rennen en een man op het trottoir staan. Hij hoorde de man schreeuwen: “Geef mij mijn geld terug”. Uit het dossier volgt dat de getuige de bewoner is van de woning aan de [adres 2] in Rotterdam, dat het gebeuren zich heeft afgespeeld vóór deze woning en dat de getuige iets hoorde aan de voorkant van zijn woning, waarop hij naar buiten keek en het voornoemde heeft waargenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de getuige voldoende ondersteuning biedt aan de aangifte ten aanzien van de diefstal van het geldbedrag. De rechtbank merkt daarbij op dat de verdediging zich niet eerder heeft uitgelaten over haar wens om de getuige in een eerder stadium van het strafproces te horen bij de rechter-commissaris, terwijl uit het dossier voldoende duidelijk blijkt wie de betreffende getuige is.
Daarnaast worden de verklaringen van de aangever ondersteund door de waarneming van de verbalisant ter plaatse dat aangever op het parkeerterrein bij het verpleeghuis Aafje de achtervolging staakt en blijft stilstaan. Dat is immers ook de plek waarover aangever heeft verklaard dat de verdachte het geld op de grond had laten vallen en aangever het weer heeft opgepakt. De rechtbank is bovendien van oordeel dat het gedrag van aangever beter past in het scenario dat een diefstal heeft plaatsgevonden dan enkel een mishandeling. Waarom zou aangever anders, nadat hij net flink in elkaar is geslagen door twee onbekenden, de achtervolging inzetten? Bij dit alles komt dat de verklaringen van aangever ook in grote mate worden ondersteund door de verklaringen van verdachte zelf. Hij heeft immers bekend dat hij aangever heeft geslagen en aan het tasje van aangever heeft getrokken en gevoeld.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – erop dat er geld is weggenomen bij de aangever, terwijl hij meerdere malen op zijn hoofd en in zijn gezicht werd geslagen en gestompt door de verdachte en een andere jongen. De verklaring van de verdachte dat hij geen geld heeft weggenomen, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, concludeert de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte samen met een ander de aangever met geweld heeft beroofd en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde.