Op 7 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2024, in een voorziening voor pleegzorg. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzoekt om de machtiging te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 22 januari 2026. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders. De kinderrechter heeft eerder op 22 juli 2025 een machtiging verleend voor uithuisplaatsing van de minderjarige, die nu opnieuw ter beoordeling ligt.
Tijdens de zitting waren de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders zorgvuldig gewogen. Er zijn ernstige zorgen over het welzijn van de minderjarige, die eerder letsel heeft opgelopen. De ouders hebben geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor dit letsel, en er loopt een politieonderzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de contactmomenten tussen de ouders en de minderjarige positief zijn, de situatie nog niet stabiel genoeg is voor een terugplaatsing.
De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 22 januari 2026, met de nadruk op het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de uitkomsten van het NIKA-traject en het letselrapport van belang zullen zijn voor de verdere ontwikkeling van de zaak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.