ECLI:NL:RBROT:2025:13095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
C/10/701954 / JE RK 25-1300
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een voorziening voor pleegzorg

Op 7 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2024, in een voorziening voor pleegzorg. De zaak betreft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, die verzoekt om de machtiging te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 22 januari 2026. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders. De kinderrechter heeft eerder op 22 juli 2025 een machtiging verleend voor uithuisplaatsing van de minderjarige, die nu opnieuw ter beoordeling ligt.

Tijdens de zitting waren de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige en de ouders zorgvuldig gewogen. Er zijn ernstige zorgen over het welzijn van de minderjarige, die eerder letsel heeft opgelopen. De ouders hebben geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor dit letsel, en er loopt een politieonderzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de contactmomenten tussen de ouders en de minderjarige positief zijn, de situatie nog niet stabiel genoeg is voor een terugplaatsing.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 22 januari 2026, met de nadruk op het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de uitkomsten van het NIKA-traject en het letselrapport van belang zullen zijn voor de verdere ontwikkeling van de zaak. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/701954 / JE RK 25-1300
Datum uitspraak: 7 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder]en
[de vader],
hierna te noemen: de ouders, wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. M.S. Krol, kantoorhoudende te Rotterdam,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 22 juli 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het rapport van de Raad met bijlagen van 30 september 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de brief met aanvullende producties van mr. F. Pool, de eerdere advocaat van de ouders, ontvangen op 1 oktober 2025;
  • de briefrapportage van de GI met bijlagen van 3 oktober 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
- de brief die de vader tijdens de zitting heeft overgelegd.
1.2.
Op 7 oktober 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [vertegenwoordiger 1] ;
- een drietal vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 2] , [vertegenwoordiger 3] en [vertegenwoordiger 4] .
1.3.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [pleegouder 1] en [pleegouder 2] , hierna te noemen: de pleegouders. Daarnaast heeft de kinderrechter bijzondere toegang verleend aan [persoon A] , een collega van mr. M.S. Krol.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 juli 2025 [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 juli 2025 tot 22 januari 2026. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 juli 2025 tot 22 oktober 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.Het (aangehouden) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Over de periode tot 22 oktober 2025 is reeds beslist. Er resteert nu een beslissing over de periode tot 22 januari 2026.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De Raad verwijst naar het aanvullend onderzoek van 30 september 2025. Het contact tussen de ouders en [minderjarige] is uitgebreid en dit verloopt positief. De ouders mogen inmiddels onbeperkt langskomen als het vier ogen principe door het netwerk gewaarborgd kan worden. De situatie is echter nog onvoldoende stabiel om [minderjarige] terug te plaatsen bij de ouders. Het politieonderzoek ten aanzien van zijn letsel loopt nog. Het letselrapport wordt verwacht in november a.s. te zijn afgerond. De afgelopen periode is er een plan gemaakt om te kijken naar een thuisplaatsing. De Raad is van mening dat [minderjarige] kan hechten aan zowel de ouders als de pleegouders. Het is belangrijk dat de komende periode het NIKA-traject gaat starten en er zicht kom op de sensitieve, responsieve en emotie regulatie vaardigheden van de ouders. Er wordt gezien dat de ouders goed aansluiten. Er zal echter nog concreet geobserveerd moeten worden hoe de ouders omgaan met stressvolle opvoedsituaties, voordat [minderjarige] thuisgeplaatst kan worden.
4.2.
De GI ondersteunt ter zitting het verzoek van de Raad. De afgelopen tijd is er structureel contact geweest tussen de GI en de ouders. Ook heeft de GI uitgebreid gesproken met het netwerk. Hoewel er een sterk netwerk om de ouders heen staat, is de GI het met de Raad eens dat het nog te vroeg is voor een thuisplaatsing. De GI is van mening dat het NIKA-traject en het letselrapport eerst moeten worden afgewacht.
4.3.
Door en namens de ouders wordt verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek. De ouders verzoeken primair om het verzoek af te wijzen. Subsidiair verzoeken de ouders om na een korte periode, maximaal drie maanden, [minderjarige] thuis te plaatsen. Het blijft voor de ouders een raadsel hoe [minderjarige] aan de botbreuken en blauwe plekken is gekomen. De ouders begrijpen de zorgvuldigheid van de Raad en de GI. De GI en pleegzorg heeft aangegeven vertrouwen te hebben in de ouders. Met behulp van de inzet van NIKA en het netwerk is de thuissituatie echter veilig genoeg om [minderjarige] terug te plaatsen. Er is een veiligheidsplan opgesteld. Het netwerk heeft aangegeven achter de ouders te staan, maar het belang van [minderjarige] altijd voorop te stellen. De ouders staan open voor hulpverlening en geven aan dat zij graag willen horen wat er beter of anders kan. Ook zijn er geen zorgelijke aspecten gezien in de interactie tussen de ouders en [minderjarige] . Alle ogen zijn op de ouders gericht. Zij zijn bang dat, wanneer er later opnieuw iets aan de hand is met [minderjarige] , zij weer worden beschuldigd. De ouders merken op dat de omgangsmomenten met [minderjarige] goed gaan, maar dat het afscheid voor de ouders en [minderjarige] pijnlijk is. De ouders zijn van mening dat de Raad onterecht informatie uit het politieonderzoek mee laat wegen, waardoor het proces van terugplaatsing wordt vertraagd. De ouders weten niet wat de Raad nog meer van hen verwacht, voordat overgegaan kan worden tot terugplaatsing.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ernstige zorgen over [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn. Bij [minderjarige] is eerder dit jaar fors letsel geconstateerd, waaronder ook oud letsel. Uit onderzoek is gebleken dat het letsel niet het gevolg is van een onderliggende medische aandoening. Gezien de aard en ernst van het letsel wordt het meest aannemelijk geacht dat het letsel is toegebracht. De ouders hebben over dit letsel geen aannemelijke verklaring kunnen geven.
5.3.
De insteek is dat het NIKA-traject op korte termijn van start gaat om meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de ouders. De kinderrechter is van oordeel dat in de tussenliggende periode zorgvuldigheid betracht dient te worden en dat het NIKA-traject in gang moet worden gezet om te onderzoeken of en wanneer [minderjarige] terug kan naar de ouders. De inzet van intensieve hulpverlening, zoals het NIKA-traject, is reeds vanaf het begin, blijkens de raadsrapportage van 8 juli jl., de bedoeling geweest van de Raad. Verder is het vanzelfsprekend dat de uitkomsten van het te verwachten letselrapport een rol kunnen spelen bij de verdere uitwikkeling en dus bij een thuisplaatsing.
5.4.
Het is positief dat de contactmomenten tussen [minderjarige] en de ouders goed verlopen. De kinderrechter benadrukt dat het fijn is dat er een groot netwerk betrokken is. Ook als blijkt dat [minderjarige] naar huis kan, is het netwerk nodig om de ouders en [minderjarige] te ondersteunen. Bij een terugplaatsing dienen de ouders in staat te zijn de volledige verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor [minderjarige] en dient [minderjarige] veilig te zijn. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het inmiddels in gang zijnde hechtingsproces van [minderjarige] aan de pleegouders. Aan de hand van de bevindingen van het NIKA-traject en mogelijk ook de uitkomsten van het letselrapport dient te worden bezien of bij een terugplaatsing thuis ook nadere hulpverlening nodig is. Een thuisplaatsing van [minderjarige] is daarom nu nog niet aan de orde. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengen voor de resterende duur, te weten tot 22 januari 2026.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens en mr. M. Henschen als griffiers, en op schrift gesteld op 20 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.