ECLI:NL:RBROT:2025:13080

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
10-289154-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en het voorhanden hebben van twee schietklare vuurwapens met vrijspraak voor verkrachting en uitlokken van moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. De zaak kwam aan het licht na een incident op 8 september 2024, waarbij de aangeefster verklaarde dat zij door de verdachte was mishandeld en bedreigd. De verdachte had haar in zijn woning opgesloten en had twee geladen vuurwapens in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging, maar sprak hem vrij van de aanklacht van verkrachting en het uitlokken van moord, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gedaan, waarbij een schadevergoeding van €1.000,- werd toegewezen voor immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-289154-24
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd, is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.J. Kruit heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van de onder 1 t/m 5 tenlastegelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest;
  • oplegging aan de verdachte van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 6
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 6 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 4
Het onder 4 tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Vrijspraak feit 5
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Uit de tapgesprekken en de handelingen van de verdachte blijkt dat hij contact heeft gezocht met meerdere personen en hen heeft uitgelokt om [aangeefster] te vermoorden door inlichtingen en gelegenheid te verschaffen.
4.3.2.
Beoordeling
Na het incident van 8 september 2024 is de verdachte overgebracht naar [detentieadres]. Vanuit detentie heeft de verdachte twee telefoongesprekken over de aangeefster gevoerd met de [medeverdachte]. In die gesprekken bespreekt hij zijn kennelijke wens dat aangeefster dood moet. Zo zegt de verdachte onder meer: ‘die domme hoer moet dagga’ (moet slapen), ‘waggie moet de lucht in, osso moet thalla’ (auto moet de lucht in, huis moet weg), en ‘ze gaat spijt krijgen bro van wat ze heeft gedaan’. Daarnaast verwijst de verdachte in het gesprek naar ‘[naam 1]’ ([naam 1]) die informatie zou hebben, en nodigt hij uiteindelijk [medeverdachte], [naam 1] en een derde uit om hem te bezoeken in de penitentiaire inrichting.
De rechtbank stelt voorop dat de inhoud van deze telefoongesprekken naar hun aard en inhoud zeer verontrustend zijn. Echter, deze gesprekken kunnen hooguit worden aangemerkt als een eenvoudige aansporing tot het plegen van een strafbaar feit, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van een strafbare poging tot uitlokking te komen. Er is immers geen sprake van inzet van uitlokkingsmiddelen, ook niet in de vorm van het verschaffen van gelegenheid of inlichtingen. De verdachte heeft geen omstandigheden gecreëerd om een mogelijke moord te bespoedigen, noch kan van de informatie die hij heeft gecommuniceerd worden gezegd dat deze geschikt was om het delict te bewerkstelligen. De verdachte wordt van het primair ten laste gelegde vrijgesproken.
De verdachte wordt ook vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Hoewel de woorden van de verdachte mogelijk door de aangeefster als bedreigend ervaren zouden kunnen worden, is er geen bewijs dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat deze bedreigingen ook bij haar terecht zouden komen.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 5 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering feit 1, 2 en 3
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient voor vrijwel alle feiten te worden vrijgesproken. Met betrekking tot deze feiten kan de rechtbank enkel tot een bewezenverklaring komen van het aan de haren trekken, zoals ten laste is gelegd onder feit 2.
Hoofdzakelijk komt het erop neer dat het dossier voor de feiten 1 en 3 en het slaan zoals ten laste is gelegd onder feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Het voornaamste belastende bewijs is de verklaring van de aangeefster. Deze verklaring is niet consistent en wordt weersproken door de verklaringen van de getuigen. De juistheid van deze verklaring moet daarom in twijfel worden getrokken en kan niet ten grondslag worden gelegd aan een bewezenverklaring van de voornoemde feiten.
4.4.2.
Beoordeling
Inleiding
In de nacht van 7 op 8 september 2024 hebben de aangeefster en de verdachte telefonisch en via WhatsApp contact. De verdachte dringt er in dit contact op aan dat de aangeefster naar hem toekomt. Wanneer de aangeefster bij de verdachte voor de deur in haar auto zit te wachten, stapt hij in de auto, hebben zij ruzie, en gaan zij vervolgens samen naar binnen. Vanuit de woning stuurt de aangeefster berichten naar haar moeder waarin zij zegt bang te zijn voor haar leven. Ook stuurt zij een bericht waarin zij stelt dat zij geslagen is, dat zij aan haar haren is getrokken en dat de verdachte de deurklink uit de deur had gehaald en dat zij niet weg kon. Van de deur zonder deurklink stuurt zij een foto naar haar moeder.
Naar aanleiding van deze berichten hebben de ouders van aangeefster contact gezocht met de politie, die uiteindelijk naar de woning van de verdachte is gegaan en daar na enige tijd de verdachte heeft aangehouden en de aangeefster uit de woning heeft gehaald. Bij doorzoeking van de woning zijn twee geladen vuurwapens gevonden in een tas in de kruipruimte.
De aangeefster heeft verklaard dat zij mishandeld en bedreigd is en de woning niet mocht verlaten van de verdachte. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte in de woning vanaf het eerste moment een vuurwapen bij zich droeg en dit ook op haar heeft gericht.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar aan de haren van aangeefster heeft getrokken toen zij in de auto zaten, maar dat er verder geen sprake was van mishandeling, bedreiging of wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarnaast heeft hij verklaard dat de gevonden vuurwapens van hem waren, maar dat deze tijdens het incident nooit uit de kruipruimte zijn geweest.
Verklaring aangeefster
De rechtbank gaat met betrekking tot deze feiten grotendeels uit van de juistheid van de verklaring van de aangeefster. In haar algemeenheid benadrukt de rechtbank hierbij dat de aangeefster telkens gedetailleerd heeft verklaard en dat de verklaring van de aangeefster op veel punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de bedreigingen (feit 3) vindt haar verklaring dat de verdachte bedreigende woorden heeft geuit toen zij nog bij de auto waren, ondersteuning in de getuigenverklaringen van de buurtbewoners, waarvan meerderen hebben verklaard dat de verdachte zich boos gedroeg en aangeefster bedreigde met de dood als zij niet zou doen wat hij zei. Dat deze getuigen niet allemaal exact dezelfde bewoordingen hebben herhaald in hun verklaring bij de politie doet daar niet aan af.
Dat de verdachte zich bedreigend heeft geuit ten opzichte van de aangeefster, biedt ook ondersteuning voor haar verklaring dat zij niet vrijwillig met de verdachte in de woning ging en daar bleef (feit 1). Dit vindt verdere ondersteuning in het WhatsApp-contact tussen de aangeefster en haar moeder op het moment dat de aangeefster in de woning was. Uit de inhoud van deze chat volgt namelijk dat de aangeefster vanaf het eerste moment bang is voor de verdachte en dat de situatie tegen haar wil voortduurt, zij appt: die jongen ‘heeft me er in gelokt’ en ‘ik ben bang voor me leven’.
De aangeefster stuurt uiteindelijk een foto van de deur zonder deurklink en daarna het bericht ‘Hij komt’, waarna het berichtverkeer stopt. De rechtbank leidt hieruit af dat zij toen zij haar telefoon gebruikte alleen in de kamer van de verdachte was en dat hij haar, zoals zij ook heeft verklaard, door de deurklink te verwijderen in de kamer had opgesloten (feit 1).
Verder stuurt zij ook een bericht dat zij door de verdachte aan haar haren is getrokken en dat zij is geslagen, hetgeen voor de rechtbank, mede gelet op de context en het feit dat de verdachte heeft bekend dat hij aan haar haren heeft getrokken, voldoende bewijs oplevert dat zij ook in haar gezicht is geslagen (feit 1, feit 2).
De rechtbank ziet geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat de verdachte tijdens het incident een vuurwapen nabij had en dit vuurwapen ook als dwangmiddel heeft gebruikt. Dat er twee vuurwapens in de kruipruimte van de woning lagen, en dat de aangeefster mogelijk wist dat de verdachte in het bezit was van vuurwapens, is onvoldoende om te concluderen dat de verdachte deze ook tijdens het incident binnen bereik had. Van dit onderdeel van feit 1 en 3 wordt de verdachte dus vrijgesproken.
4.4.3.
Conclusie
Een en ander doet de rechtbank concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1) van de aangeefster vanaf het moment dat hij in de auto is gestapt totdat de politie haar uit de woning heeft gehaald en dat deze vrijheidsberoving gepaard is gegaan met mishandeling (feit 2) en bedreiging (feit 3) conform de tenlastelegging.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij, op
of omstreeks8 september 2024 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden,
door
- in de auto van die [slachtoffer] te
zittenstappen, en
/of
- die [slachtoffer]
(vervolgens) (met kracht)bij de haren te pakken en
/ofaan de haren te
trekken en
/ofvast te houden, en
/of
- te commanderen dat die [slachtoffer] de autosleutel moest afgeven, en/of
-
(vervolgens) een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/ofdie [slachtoffer]
(daarmee)
de woning in
tededwingen, en
/of (daarbij
) (dreigend
)de woorden toe te voegen: "Als je niet meeloopt, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en
/ofstrekking, en
/of
- de deurklink uit de deur te halen, en
/of
- meerdere keren te benadrukken dat die [slachtoffer] niet naar huis mocht, en
/of
- meermalen
, althans eenmaaldie [slachtoffer] in het gezicht te slaan, en
/of
- een vuurwapen binnen handbereik te houden;
2
hij, op
of omstreeks8 september 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
-
meermalen, althans eenmaal (met kracht)aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, en
/of
- meermalen
, althans eenmaalin het gezicht.
althans het hoofdvan die [slachtoffer] te slaan;
3
hij, op
of omstreeks8 september 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- "Geef de autosleutel en loopt naar binnen, anders zie je wel wat er gaat gebeuren", en/of
- " Als je niet meeloopt, maak ik je dood", en/of
- " Luisteren, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
, en/of
- (daarbij) een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden;
4
hij, op
of omstreeks8 september 2024 te Rotterdam,
een ofmeerdere wapen
(s
)als bedoeld in artikel 2 lid I categorie III onder l van de Wet
wapens en munitie, te weten
een (vuur
)wapen
sin de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van
- een pistool van het merk Glock, model 43x, kaliber 9mm, en
/of
- een pistool van het merk Glock, model 19 gen 5, kaliber 9mm,
en
/of (daarbij
) (voor
dit/deze
(vuur
)wapen
(s
)geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 18 stuks 9mm
, in elk geval een of meerdere (kogel
)patro
(o)n
(en
),
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;

2. mishandeling;

3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

de eendaadse samenloop van

4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,

en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tijdens de nacht van 8 september 2024 schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangeefster. Deze vrijheidsberoving ging gepaard met bedreigingen en fysiek geweld. Ook had de verdachte twee schietklare vuurwapens voorhanden in de woning. Uit de verklaringen van de aangeefster en hetgeen namens haar is voorgelezen ter zitting is duidelijk geworden dat zij doodsbang voor de verdachte is geweest en mentaal nog steeds veel last heeft van hetgeen die nacht is voorgevallen. De verdachte heeft voor de gevolgen van zijn handelen, met uitzondering van het voorhanden hebben van de vuurwapens, nagenoeg geen verantwoording genomen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam 2] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 mei 2025. De psychiater ziet een matig verhoogd risico op recidive en adviseert een deels voorwaardelijke straf met reclasseringsbegeleiding.
Psycholoog [naam 3] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 3 september 2025. De psycholoog acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en adviseert een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht. Ook geeft hij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) in overweging.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 oktober 2025. Dit rapport houdt, kortgezegd, in dat de reclassering hoge recidive- en letselrisico’s ziet. Zij adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een contact- en locatieverbod en een locatiegebod met elektronische monitoring, en daaraan verbonden een proeftijd van drie jaren. Ook adviseert zij om deze voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren en aan de verdachte een GVM op te leggen.
In aanvulling op dit advies heeft de reclassering een positief deeladvies elektronische monitoring d.d. 13 oktober 2025 uitgebracht voor een adres in Rotterdam.
De psychiater, psycholoog en opsteller van het reclasseringsrapport zijn ter zitting nader gehoord.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Nu de psycholoog, psychiater en de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan het voorwaardelijk deel worden als bijzondere voorwaarden verbonden het meewerken aan het reclasseringstoezicht, de gedragsinterventie agressiebeheersing, de mogelijke ambulante behandeling, het begeleid wonen, het vinden van dagbesteding, het contactverbod met aangeefster, en het locatieverbod met een straal van 1,5 km rondom het adres van aangeefster conform bijlage III. De rechtbank acht het opleggen van de elektronische monitoring en het locatiegebod niet noodzakelijk of opportuun en zal deze daarom niet opleggen. Gelet op de bewezenverklaring ziet de rechtbank ook geen reden om de verdachte te verplichten om mee te werken aan middelencontrole.
Gelet op de inhoud van de verschillende adviezen en hetgeen ter zitting is besproken, acht de rechtbank het niet noodzakelijk om aan de verdachte naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden ook een GVM op te leggen. Mede redengevend hiervoor is dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten komt. Daarnaast kunnen volgens de rechtbank de beoogde begeleidingsdoelen van de reclassering bereikt worden tijdens het toezicht dat plaats zal vinden tijdens de proeftijd.
Ondanks dat de rechtbank afziet van het opleggen van een GVM, acht de rechtbank het gedrag van de verdachte zeer verontrustend. Hierbij gaat het niet alleen om de bewezenverklaarde feiten, maar ook om de haatdragende en zorgwekkende gesprekken die de verdachte vanuit de penitentiaire inrichting heeft gevoerd. Gelet hierop en de inhoud van de voornoemde adviezen, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de hiervoor besproken bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en daaraan verbonden de voornoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen vuurwapens en munitie zijn het onderwerp van het onder 4 bewezenverklaarde feit en zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.

9.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De [benadeelde partij] heeft zich in het geding gevoegd ter zake de onder 1, 2, 3 en 6 tenlastegelegde feiten. Zij vordert een schadevergoeding ter hoogte van € 550,- aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De € 10.000,- die is gevorderd voor het onder 6 tenlastegelegde maar niet bewezenverklaarde feit dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rest van het schadevergoedingsverzoek dient te worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
Alle onderdelen van de vordering dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard bij gebrek aan voldoende onderbouwing.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde feit. De € 10.000,- die is gevorderd ter zake van dit feit zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Het materiële deel van het schadevergoedingsverzoek wordt bij gebrek aan voldoende onderbouwing eveneens niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank is wel van oordeel dat de aangeefster als gevolg van de onder 1 t/m 3 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De aantasting van de persoon en de nadelige gevolgen voor de benadeelde liggen voor de hand gelet op de aard en de ernst van het handelen van de verdachte. Er is dan ook sprake van aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, ook zonder dat is komen vast te staan dat daardoor in juridische zin geestelijk letsel is ontstaan.
De schade ten gevolge van het bewezen strafbare feit zal door de rechtbank naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. Het resterende deel van deze vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 september 2024.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 55, 57, 282, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 5 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 t/m 4 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak en hoe lang dit nodig is. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht. De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie BORG of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
indien de reclassering dit gedurende de proeftijd toch nodig acht laat de veroordeelde zich behandelen door een forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt in dat geval zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde verblijft in een (forensische) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een woon-/opvangplaats voor de veroordeelde beschikbaar is. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een door de reclassering goedgekeurde zinvolle dagbesteding (opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding), met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer] (geb. [geboortedatum 2] 2003), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
de veroordeelde bevindt zich gedurende de proeftijd niet in het gebied zoals in Bijlage III staat beschreven en afgebeeld. Het openbaar ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven onder 1 t/m 5 genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de vuurwapens en munitie, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, onttrokken aan het verkeer;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 oktober 2025.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst nader omschreven en gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 8 september 2024 te Rotterdam,
opzettelijk
[slachtoffer],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- in de auto van die [slachtoffer] te stappen, en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) (met kracht) bij de haren te pakken en/of aan de haren te
trekken
en/of vast te houden, en/of
- te commanderen dat die [slachtoffer] de autosleutel moest afgeven, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of die [slachtoffer] (daarmee) de woning in de dwingen, en/of (daarbij) (d reigend) de woorden toe te voegen: "Als je niet meeloopt, maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- de deurklink uit de deur te halen, en/of
- meerdere keren te benadrukken dat die [slachtoffer] niet naar huis mocht, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] in het gezicht te slaan, en/of
- een vuurwapen binnen handbereik te houden;
2
hij, op of omstreeks 8 september 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft mishandeld door - meermalen, althans eenmaal (met kracht) aan de haren van die [slachtoffer] te trekken, en/of
- meermalen, althans eenmaal in het gezicht. althans het hoofd van die [slachtoffer] te slaan,
3
hij, op of omstreeks 8 september 2024 te Rotterdam,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen
- " Geef de autosleutel en loopt naar binnen, anders zie je wel wat er gaat gebeuren",
en/of
- " Als je niet meeloopt, maak ik je dood", en/of
- " Luisteren, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en/of
- ( daarbij) een vuurwapen op die [slachtoffer] te richten en/of gericht te houden;
4
hij, op of omstreeks 8 september 2024 te Rotterdam,
een of meerdere wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid I categorie III onder l van de Wet
wapens en munitie, te weten een (vuur)wapen in de zin van artikel I onder 3 van die wet in de vorm van
- een pistool van het merk Glock, model 43x, kaliber 9mm, en/of
- een pistool van het merk Glock, model 19 gen 5, kaliber 9mm,
en/of
(daarbij) (voor dit/deze (vuur)wapen(s) geschikte) munitie in de zin van artikel I onder 4
gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 18 stuks 9mm, in elk geval een of meerdere (kogel)patro(o)n(en).
voorhanden heeft gehad
5
hij, in of omstreeks de periode van 13 september 2024 tot en met 15 oktober 2024 te Krimpen aan den IJssel en/of Rotterdam, in
ieder geval in Nederland,
heeft gepoogd om een of meer perso(o)n(en) genaamd [naam 4], [naam 1] en/of [medeverdachte] opzettelijk door in artikel 47, eerste lid
onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door giften, beloften en/of misleiding en/of het verschaffen
van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te bewegen om (al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen) een
persoon genaamd [slachtoffer] te vermoorden,
immers heeft verdachte, toen en daar:
- tegen die [naam 4] en/of [medeverdachte] gezegd “Moe dagga, moe dagga die hoer” en/of “Waggie moet de lucht in” en/of “Osso moet
thalla”,
- die [naam 4], [naam 1] en/of [medeverdachte] informatie verstrekt over die [slachtoffer] (te weten haar woonplaats en haar voertuig),
- die [naam 4], en/of [medeverdachte] informatie verstrekt over de persoon (te weten [naam 1]) die weet waar die [slachtoffer] woont en/of die die [naam 4] en/of [medeverdachte] naar die [slachtoffer] kan brengen,
- tegenover die [naam 4], [naam 1] en/of [medeverdachte] heeft bevestigd dat hij, verdachte, die [slachtoffer] echt dood wilde hebben
- die [naam 4], [naam 1] en/of [medeverdachte] aangemeld voor een bezoek aan hem, verdachte, in de Penitentiaire Inrichting;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 september 2024 tot en met 21 september 2024 te Krimpen aan de
IJssel en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door (telkens) dreigend de woorden toe te voegen
- “ Moe dagga, moe dagga die hoer”,
- “ Je moet, je moet [naam 1], [naam 1] heeft alle info. [naam 1] heeft alle info en ze moet krijgen he niffo. Joesoe, joesoe waggie, waggie moet de lucht in, osso moet thalla broer, niffo ik regel dat die spelers maar, ik bel die spelers broer, zij moet echt de lucht in broer. Die ma der osso moet ook de lucht in”,
- “ Ja man, ja man daarom dat, ze moet gewoon krijgen bro. Ze gaat spijt krijgen van wat ze heeft gedaan,”
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6
primair
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 juli 2024 tot en met 8
september 2024 te Rotterdan, althans in Nederland,
(telkens)
met een persoon, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- zijn geslachtsdeel en/of vingers tegen/in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te
duwen/drukken,
- het hoofd/de mond van die [slachtoffer] naar zijn geslachtsdeel te duwen en/of
(vervolgens) zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] te duwen,
- zijn geslachtsdeel naar de mond van die [slachtoffer] te bewegen en/of (vervolgens) zijn
geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] te duwen,
terwijl hij, verdachte, wist, dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door
dwang, geweld en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer] via whatsapp berichten te dwingen naar zijn huis toe te komen en haar
dreigende de woorden toe te voegen dat er anders iets met haar en/of haar moeder zou
gebeuren,
- een vuurwapen en/of munitie (binnen handbereik) in de kamer en/of woning te
leggen,
- de kleding van die [slachtoffer] uit te trekken/opzij te schuiven;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 juli 2024 tot en met 8
september 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
(telkens)
met een persoon, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- zijn geslachtsdeel en/of vingers tegen/in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te
duwen/drukken,
- meermalen het hoofd/de mond van die [slachtoffer] naar zijn geslachtsdeel te
duwen/brengen en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] te
brengen/duwen,
terwijl hij, verdachte, wist. dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak:
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 juli 2024 tot en met 8
september 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
(telkens)
met een persoon, te weten [slachtoffer]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- zijn geslachtsdeel en/of vingers tegen/in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] te
duwen/drukken,
- meermalen het hoofd/de mond van die [slachtoffer] naar zijn geslachtsdeel te
duwen/brengen en/of (vervolgens) zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] te
brengen/duwen,
terwijl hij, verdachte, ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe
de wil ontbrak.