Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 75.000,-.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en het gebruik van valse geschriften. De tenlastelegging betrof het verbergen van de werkelijke aard en herkomst van zand, dat vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf, en het opzettelijk gebruik maken van valse Behandelingscertificaten en Uitlossingsbewijzen. De officier van justitie eiste een geldboete van € 75.000,- en een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verboden gedragingen niet aan de verdachte rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Er was onvoldoende bewijs dat de rechtspersoon op de hoogte was van de illegale zandwinning of dat zij voordeel had gehad van de valse documenten. De rechtbank concludeerde dat de rechtspersoon mocht vertrouwen op de legale wijze van zandwinning en dat er geen concrete plicht was om de herkomst van het zand te controleren. Hierdoor is niet bewezen dat de rechtspersoon de ten laste gelegde feiten heeft begaan, wat leidde tot een vrijspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken tegen rechtspersonen en de voorwaarden waaronder een rechtspersoon als dader kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte rechtspersoon vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de gedragingen niet aan haar konden worden toegerekend.