ECLI:NL:RBROT:2025:1300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
24/11821, 24/11453, 25/248 en 25/371
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening en ongeldig verklaring rijbewijs na gevaarlijk rijgedrag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en de ongeldig verklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser, woonachtig in Schiedam, had een cursus opgelegd gekregen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) vanwege gevaarlijk rijgedrag, zoals vastgesteld door de politie. Het CBR had op basis van een proces-verbaal van de politie en camerabeelden besloten om het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren, omdat hij de kosten van de cursus niet tijdig had betaald. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn rijbewijs tijdelijk weer kon gebruiken.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 23 januari 2025, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het CBR aanwezig waren. De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang was om de verzoeken inhoudelijk te beoordelen. Na beoordeling van de feiten, waaronder het proces-verbaal en de camerabeelden, concludeerde de voorzieningenrechter dat het CBR terecht had gehandeld. Eiser had zich schuldig gemaakt aan meerdere verkeersovertredingen, waaronder gevaarzettend rijgedrag en het niet betalen van de cursuskosten. De voorzieningenrechter heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat eiser eerst de cursus moet volgen voordat hij zijn rijbewijs weer kan gebruiken. De uitspraak benadrukt het belang van verkeersveiligheid en de noodzaak voor gedragsverandering van de betrokken bestuurder.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/11821, ROT 24/11453, ROT 25/248 en ROT 25/371

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Schiedam, eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: [persoon A] ).

Inleiding

1. Het CBR heeft met het besluit van 31 juli 2024 aan eiser een cursus opgelegd (Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer, oftewel EMG). Met het bestreden besluit van 4 december 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dit besluit gebleven.
2. Het CBR heeft met het besluit van 8 oktober 2024 eisers rijbewijs ongeldig verklaard vanaf 15 oktober 2024. Met het bestreden besluit van 24 december 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dit besluit gebleven.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaken zijn bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummers ROT 24/11821 (voorlopige voorziening opleggen cursus), ROT 24/11453 (beroep opleggen cursus), ROT 25/248 (beroep ongeldig verklaren rijbewijs) en ROT 25/371 (voorlopige voorziening ongeldig verklaren rijbewijs).
4. Het CBR heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
5. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat zijn de regels?
6. Als de politie twijfelt aan iemands geschiktheid om deel te nemen aan het verkeer, dan meldt de politie dat bij het CBR. Dit gebeurt bijvoorbeeld als iemand onverantwoord heeft gereden. Het CBR kan in zo’n geval besluiten dat iemand een cursus moet volgen, om ervoor te zorgen dat deze persoon in de toekomst veilig deelneemt aan het verkeer. Voor de cursus moeten opleggingskosten en uitvoeringskosten worden betaald. Als deze kosten niet worden betaald, dan verklaart het CBR het rijbewijs ongeldig.
Waar gaat het in deze zaken om?
7. Het CBR heeft van de politie een proces-verbaal gekregen over eiser. Volgens de politie heeft eiser op 19 juni 2024 meerdere gedragingen verricht die een gevaar opleveren in het verkeer. Naar aanleiding van de politiemelding heeft het CBR aan eiser de verplichting opgelegd om een cursus te volgen. Eiser heeft de kosten van de cursus niet betaald, zodat het CBR zijn rijbewijs ongeldig heeft verklaard. Eiser is het niet eens met het opleggen van de cursus en het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs. Hij wil met de verzoeken om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig weer gebruik mag maken van zijn rijbewijs.
Heeft eiser een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang is voordat de zaken inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.
9. Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat hij als diskjockey werkt in Amsterdam en dat hij zijn auto nodig heeft om zijn apparatuur te vervoeren. Daarnaast werkt hij ’s nachts, waardoor het lastiger is om anderen om hulp te vragen. De voorzieningenrechter geeft eiser het voordeel van de twijfel en zal daarom de zaken inhoudelijk beoordelen.
Ook een beslissing op de beroepen
10. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaken, beslist zij niet alleen op de verzoeken om een voorlopige voorziening maar ook op de beroepen van eiser. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaken?
11. De voorzieningenrechter verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het opleggen van een cursus
12. Het proces-verbaal over eisers gedragingen in het verkeer is door een politieagent op ambtsbelofte opgemaakt. De omstandigheid dat onder een proces-verbaal staat dat dit op ambtsbelofte is opgemaakt, dient als waarborg voor de betrouwbaarheid van het proces-verbaal. Het CBR mag in beginsel uitgaan van de juistheid van zo’n proces-verbaal, behalve als er aanleiding bestaat om eraan te twijfelen.
13. Eiser voert aan dat het proces-verbaal niet op waarheid berust en heeft camerabeelden overgelegd die door zijn auto zijn gemaakt. De voorzieningenrechter heeft die beelden ook bekeken.
14.1.
Het gaat hier om een bestuursrechtelijke procedure, zodat de strafrechtelijke bewijsregels hier niet gelden. Partijen zijn het erover eens dat eiser op 19 juni 2024 de bestuurder van de auto was.
14.2.
Volgens het proces-verbaal heeft eiser de volgende gedragingen verricht:
- gevaarzettend rijgedrag (afsnijden van een weggebruiker bij het invoegen);
- gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer (in de hand vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat);
- incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer (onnodig remmen en stoppen);
- duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens (rechts inhalen en het wisselen van rijstrook zonder richting aan te geven).
14.3.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal.
Op de camerabeelden die eiser heeft overgelegd, is te zien dat hij al rijdend op de linkerbaan auto’s op de rechterbaan wil inhalen. Na het passeren van de eerste auto is eiser bezig om de tweede auto in te halen als hij door middel van pijlen op de weg wordt gemaand om terug te gaan naar de rechterbaan. Eiser passeert de tweede auto, rijdt vervolgens over een verdrijvingsvlak en voegt vlak voor de tweede auto in, die hierdoor moet afremmen.
Volgens de politieagent in burger (die in die tweede auto reed) heeft hij toen één keer geclaxonneerd. Op de camerabeelden is te zien dat eiser vervolgens bijna tot stilstand komt, terwijl het verkeer voor hem doorrijdt. Een paar honderd meter verderop komt eiser wederom bijna tot stilstand, terwijl het verkeer voor hem doorrijdt en het stoplicht op groen staat. Eiser is dan net van de linkerbaan naar de rechterbaan gegaan. De politieagent komt naast eiser rijden. Beide auto’s rijden even naast elkaar, waarbij eiser op de rechterbaan rijdt en de politieagent op de linkerbaan. Vervolgens haalt eiser de politieagent in en voegt voor hem in op de linkerbaan. Bij het eerstvolgende stoplicht (dat op rood staat) stapt eiser uit zijn auto en loopt naar de auto van de politieagent. Als het stoplicht op groen springt, zit eiser nog niet in zijn auto. Al het verkeer voor eiser (een stuk of acht auto’s) is het stoplicht al gepasseerd op het moment dat eiser zijn weg vervolgt.
14.4.
Eiser heeft aangevoerd dat hij voor wat er op 19 juni 2024 heeft plaatsgevonden verkeersboetes heeft gekregen en dat die boetes zijn kwijtgescholden. Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt echter niet dat de kwijtgescholden verkeersboetes betrekking hebben op de gedragingen van 19 juni 2024. Zo heeft eiser het in zijn begeleidende e-mail van 13 augustus 2024 over ‘eenzelfde zaak die de politie Rotterdam-Rijnmond blijkbaar dwars zat’ en ’je zou denken dat een ezel niet twee maal tegen dezelfde steen zou trappen’. Dit lijkt erop te duiden dat de verkeersboetes op een ander incident zagen. En zelfs al zouden de verkeersboetes zien op de gedragingen van 19 juni 2024, dan heeft de kwijtschelding van die boetes plaatsgevonden in een ander (strafrechtelijk) beoordelingskader. In het bestuursrechtelijke beoordelingskader hoeft slechts een vermoeden van ongeschiktheid te worden vastgesteld. Of de overtredingen wettig en overtuigend zijn bewezen, is in deze bestuursrechtelijke procedure dus niet van belang.
15. Voor de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat eiser (in ieder geval) een weggebruiker heeft afgesneden, twee keer onnodig heeft geremd, een keer onnodig stil is blijven staan en rechts heeft ingehaald. Hierdoor is al sprake van herhaaldelijke gedragingen op grond waarvan het CBR terecht een cursus heeft opgelegd. De uitleg van eiser over het gedrag van de politieagent, die volgens hem aan het bumperkleven was en meer dan eens zou hebben geclaxonneerd, en zijn reden om rechts in te halen, namelijk om voor te sorteren om zijn weg te kunnen vervolgen, maken dit oordeel niet anders. Ook behoeven de overige gedragingen die door de politieagent zijn geconstateerd daarom geen bespreking meer.
Het ongeldig verklaren van het rijbewijs
16. Eiser heeft de kosten van de cursus niet op tijd betaald. Het CBR is dan verplicht om eisers rijbewijs ongeldig te verklaren. Eiser heeft aangevoerd dat de kosten te hoog zijn en dat hij die niet kan betalen. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit heel zuur is voor eiser. Het CBR heeft echter het vermoeden dat eiser vanwege zijn gedrag niet meer geschikt is om deel te nemen aan het verkeer, gelet op het gevaar voor andere weggebruikers. Het is dan in het belang van de verkeersveiligheid dat eiser zo spoedig mogelijk deelneemt aan een cursus om hem te wijzen op dat gedrag en te zorgen voor een gedragswijziging. Het kan niet zo zijn dat de cursus tot in het oneindige wordt uitgesteld, alleen omdat eiser de kosten van de cursus niet kan betalen. Dat strookt niet met het doel van de cursus. Het CBR heeft eisers rijbewijs dan ook terecht ongeldig verklaard.

Conclusie en gevolgen

17. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser eerst een cursus zal moeten volgen voordat hij zijn rijbewijs weer kan gebruiken. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over de beroepen, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over de beroepen. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorzieningen staat geen hoger beroep open.