ECLI:NL:RBROT:2025:12985

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
10-336809-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en leerstraf opgelegd aan minderjarige verdachte voor afpersing en mesbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007. De verdachte werd beschuldigd van vier strafbare feiten, waaronder afpersing en het dragen van messen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan afpersing, waarbij het slachtoffer is geslagen en gedwongen tot het overmaken van € 250,-. Daarnaast heeft de verdachte iemand gestoken met een mes en had hij meerdere messen in zijn bezit. De officier van justitie had vrijspraak van de poging tot zware mishandeling gevorderd, wat de rechtbank heeft gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 167 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is een leerstraf van 35 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de leerstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder signalen van een licht verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10-336809-24
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
raadsman mr. M.A. Oosterveen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

De verdachte staat terecht op de verdenking dat hij vier strafbare feiten zou hebben gepleegd. Hij zou een straatroof hebben gepleegd (feit 1), hij zou een ander met een mes hebben gestoken (feit 2) en hij zou drie messen in zijn bezit hebben gehad (feit 3 en 4). De precieze tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • vrijspraak van feit 2 primair;
  • bewezenverklaring van de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en 4;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 167 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een leerstraf voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1 (diefstal met geweld)
De verdachte ontkent dat hij € 250,- heeft gestolen. De aangever was hem nog geld schuldig en heeft het bedrag vrijwillig aan de verdachte overgemaakt. Hij heeft de aangever alleen geslagen, omdat hij eerder aan de telefoon brutaal tegen hem was.
De rechtbank stelt op basis van de aangifte en de camerabeelden vast dat de verdachte en de medeverdachte de aangever hebben geduwd, dat zij aan hem trokken en dat zij hem achtervolgden, terwijl de aangever probeerde weg te komen. Uit de aangifte en de verklaring van de verdachte tegenover de politie leidt de rechtbank verder af dat de verdachte en de medeverdachte de aangever meerdere keren hebben geslagen. Pas daarna heeft de aangever het geld overgemaakt aan de verdachte. Desondanks bleef het geweld doorgaan en is de aangever na de betaling onderuit gehaald en geschopt, terwijl hij op de grond lag. Gelet op deze omstandigheden vindt de rechtbank de verklaring van de verdachte, dat de aangever vrijwillig het geld heeft overgemaakt, volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste legde diefstal met geweld.
Feit 2 primair (poging zware mishandeling)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair (mishandeling)
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het bewijs dat de verdachte het laste gelegde feit heeft begaan. Op basis van het dossier kan vanwege het ontbreken van een FARR- en letselverklaring niet worden vastgesteld dat sprake is van letsel, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit betoog. Uit de verklaring van de moeder van het slachtoffer volgt dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen aan zijn linkerbeen en de bovenkant van zijn pols. De moeder heeft aan de verbalisanten foto’s van dit letsel getoond. Anders dan de raadsman betoogt, kan deze verklaring als bewijsmiddel worden gebruikt. Bovendien wordt de verklaring van moeder ondersteund door de camerabeelden, waarop te zien is dat het slachtoffer in zijn been en ter hoogte van zijn romp wordt gestoken. De mishandeling kan daarom bewezen worden verklaard.
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij zich bedreigd voelde, omdat hij zag dat het slachtoffer naar zijn broek greep en hij dacht dat het slachtoffer een mes pakte. Voor zover dit als een beroep op noodweer moet worden gezien en er dus geen sprake zou zijn van een
mishandeling, slaagt dat niet. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit was geboden tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Bovendien moet de verdediging tegen de (veronderstelde) aanranding in redelijke verhouding staan tot de ernst van de aanranding terwijl er ook geen alternatief was. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het juist de verdachte is geweest die de confrontatie met het slachtoffer zocht en dat hij als eerste fysiek geweld heeft gebruikt.
Feiten 3 en 4 (mesbezit)
Deze feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II en III heeft de rechtbank de bewijsmiddelen vermeld waarop de veroordeling is gebaseerd:
  • In bijlage II heeft de rechtbank de
  • In bijlage III heeft de rechtbank een
De verdachte heeft de feiten aldus gepleegd, dat:
1.
hij op
of omstreeks9 maart 2024 te Berkel en Rodenrijs,
gemeente Lansingerland, althans in Nederland,op de openbare weg, te weten het Hoge Land, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (250 euro),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan die [slachtoffer 1]
en/of een derdetoebehoorde
(n)door:
- die [slachtoffer 1] bij zijn kraag, althans kleding, beet te pakken en
/of
- die [slachtoffer 1] achterna te lopen en
/of
-
(meermalen
)te slaan en
/ofte stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en
/ofte slaan
op/tegen de helm van die [slachtoffer 1] en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "je moet geld overmaken" en
/of"je moet betalen anders steken we je neer",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingwaarna één van de verdachten met zijn hand naar zijn broeksband ging en
/of
- die [slachtoffer 1] een QR code voor te houden om 250 euro over te maken via een bankapp en
/of
- die [slachtoffer 1] van zijn bromfiets te duwen tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en
/of
-
(meermalen
) te trappen/te schoppen tegen het lichaam terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
2.
hij op
of omstreeks19 april 2025 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,te steken in een been en
/ofeen pols,
althans het lichaamvan die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op
of omstreeks25 januari 2025 te Rotterdam
, althans in Nederland,op de openbare weg, namelijk op/rond de Middenhoefstraat, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft voorhanden gehad;
4.
hij op
of omstreeks30 april 2025 te [plaats] ,
althans in Nederland,een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten twee stiletto
('s
)voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen
Feit 2 subsidiair: mishandeling
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Gelet op het voorgaande zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestien- en zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan in totaal vier strafbare feiten. Allereerst heeft hij een kennis op zijn voetbalclub afgeperst. Hierbij is het slachtoffer geslagen en geschopt en heeft hij een bedrag van € 250,- moeten overmaken naar de rekening van de verdachte. De verdachte heeft gemeend het recht in eigen hand te kunnen nemen. Daarbij is hij samen met de medeverdachte op een gewelddadige manier te werk gedaan. Het verontrust dat de verdachte op zitting de sterke indruk heeft gewekt dat hij niet in ziet dat hij dit niet had mogen doen.
Negen maanden later heeft de verdachte een mes bij zich gedragen en nog eens drie maanden later heeft de verdachte iemand gestoken waarmee hij jaren terug een conflict heeft gehad. Naar aanleiding van deze steekpartij heeft een doorzoeking plaatsgevonden en zijn er twee stiletto’s in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig feiten. Afpersing is beangstigend voor een slachtoffer en de steekpartij had voor het slachtoffer nog veel erger had kunnen aflopen. De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 september 2025. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn signalen dat mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking (LVB) bij de verdachte. Hij heeft moeite met inzicht in de relatie tussen oorzaak en gevolg en met het kiezen van de juiste oplossing in een probleemsituatie. Daarbij zijn er zorgen over zijn morele ontwikkeling aangezien hij de ernst van de verdenkingen niet helemaal lijkt in te zien. Hij neemt niet de volledige verantwoordelijkheid en maakt denkfouten. De verdachte kan impulsief kan zijn, snel boos worden en hij denkt niet goed na over wat de gevolgen kunnen zijn van zijn handelen. Het voorgaande, in combinatie met het hebben van verkeerde sociale contacten, zou een mogelijke verklaring kunnen geven voor het delictgedrag.
Het Algemeen Recidive Risico (ARR) is hoog en het Dynamisch Risico Profiel (DRP)
is gemiddeld. De grootste risicofactoren die de kans op herhaling van delictgedrag kunnen vergroten, worden volgens het instrument gezien binnen de domeinen relaties, geestelijke gezondheid, houding, agressie en vaardigheden.
Om de kans op herhaling van delictgedrag te verkleinen, vindt de Raad het van belang dat de verdachte zijn schoolgang op een positieve wijze voortzet. Ook is het van belang dat hij zijn vrijetijdsbesteding op een positieve wijze blijft voortzetten en dat hij deze aanvult met een bijbaan, zodat hij een goed gevulde dagbesteding heeft en zijn eigen geld kan gaan verdienen. Om meer zicht te krijgen op de vaardigheden en verstandelijk functioneren (mogelijkheden tot leren) van de verdachte vindt de Raad een nader onderzoek van belang.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden met een proeftijd van twee jaar en een leerstraf, te weten de gedragsinterventie TACt Plus.
Op de zitting is als
deskundige (telefonisch) [jeugdreclasseerder], jeugdreclasseerder bij William Schrikker Stichting, gehoord. Zij geeft aan dat op 10 oktober 2025 een intake bij Fivoor staat gepland. Dan wordt ook duidelijk hoe het samenwerken met de coach zal worden ingevuld. Medewerking aan behandeling bij Fivoor adviseert zij dan ook als bijzondere voorwaarde.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van de feiten in beginsel een jeugddetentie. Gezien de persoon van verdachte en het advies van de Raad ziet de rechtbank aanleiding een groot deel van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de Raad heeft geadviseerd (inclusief behandeling bij Fivoor), zodat hij adequate hulp kan krijgen en hij er van wordt weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie zal de rechtbank gelijk houden aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank, gezien de aard en ernst van de feiten, een leerstraf aan de verdachte opleggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen – hoewel niet gevorderd – dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit betekent dat de verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden moet houden, ook als hij in hoger beroep gaat.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straffen passend en geboden zijn en zal zij dan ook die straffen aan de verdachte opleggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13, 26, 54 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en 4 feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 167 (honderd zevenenzestig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat deze jeugddetentie een gedeelte van de jeugddetentie groot
120 (honderd twintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde een of meerdere van de hierna te noemen voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een positieve dagbesteding in de vorm van onderwijs en/of werk en te behouden;
- zich gedurende de proeftijd inspant voor een positieve vrijetijdsbesteding;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan hulpverlening die door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, waaronder begeleiding door een jongerencoach en behandeling bij Fivoor;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 2] 2008) en aangevers [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 3] 2006) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2008);
- zich houden zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van drie maanden (gerekend vanaf vonnisdatum) of zoveel korter als de (jeugd) reclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 7:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de (jeugd)reclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval in de avond later thuis mag komen en in de ochtend eerder van huis mag;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugd/reclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte een leerstraf op voor de duur van
35 (vijfendertig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan een leerproject, te weten de gedragsinterventie TACt Plus.;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
17 (zeventien) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Wielhouwer en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2025.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging (zoals opgenomen in de dagvaarding)
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten het Hoge Land, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (250 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door:
- die [slachtoffer 1] bij zijn kraag, althans kleding, beet te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] achterna te lopen en/of
- ( meermalen) te slaan en/of te stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of te slaan op/tegen de helm van die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "je moet geld overmaken" en/of "je moet betalen anders steken we je neer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking waarna één van de verdachten met zijn hand naar zijn broeksband ging en/of
- die [slachtoffer 1] een QR code voor te houden om 250 euro over te maken via een bankapp en/of
- die [slachtoffer 1] van zijn bromfiets te duwen tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of
- ( meermalen) te trappen/te schoppen tegen het lichaam terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
2.
hij op of omstreeks 19 april 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in een been en/of een pols, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 april 2025 te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in een been en/of een pols, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op of omstreeks 25 januari 2025 te Rotterdam, althans in Nederland, op de openbare weg, namelijk op/rond de Middenhoefstraat, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie IV onder 7º van de Wet wapens en munitie, te weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op de aard en/of de omstandigheden waaronder dit voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft voorhanden gehad;
4.
hij op of omstreeks 30 april 2025 te [plaats] , althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten twee stiletto('s) voorhanden heeft gehad.