ECLI:NL:RBROT:2025:12980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
10-167791-25, 10-363373-24 en 10-134541-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor poging tot diefstal, straatroof en diefstal met geweld

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die werd beschuldigd van vier strafbare feiten. De zaak betreft een poging tot pinnen met een gestolen creditcard, een straatroof waarbij een pinpas en telefoon zijn gestolen, en het pinnen met de gestolen pinpas en -code. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de straatroof, waarbij hij samen met anderen het slachtoffer heeft bedreigd met een vuurwapen of een gelijkend voorwerp. De verdachte heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de afpersing en het pinnen van een bedrag van € 250,- met de gestolen pinpas. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een fatbike, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij dat feit. De officier van justitie had een jeugddetentie van 79 dagen geëist, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een werkstraf en leerstraf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 79 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met medeverdachten. Tevens is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren en een leerstraf van 40 uren. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.400,- toegewezen aan het slachtoffer voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10-167791-25, 10-363373-24 en 10-134541-25 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 21 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] [plaats 1] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 7 oktober 2025.

2.Tenlastelegging

De verdachte staat terecht op de verdenking van vier strafbare feiten. De volledig omschrijving is opgenomen in bijlage I. Het gaat om:
- feit 1: een poging tot pinnen met een gestolen creditpas;
- feit 2: een straatroof waarbij een pinpas en een telefoon is gestolen en het slachtoffer is gedwongen de pincode af te geven;
- feit 3: pinnen met de pinpas en -code die met feit 2 zijn buitgemaakt;
- feit 4: een diefstal van een fatbike.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 79 dagen met aftrek
  • met opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en de verdachte te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf (te weten de gedragsinterventie So-Cool Regulier) voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1 (pinnen met een gestolen creditcard)
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Bij de verdachte ontbrak de wetenschap dat de creditcard van diefstal afkomstig was.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 6 oktober 2024 is geprobeerd een geldbedrag te pinnen met een gestolen creditcard. Vaststaat dat de verdachte de creditcard in de geldautomaat heeft gestopt en dat hij op dat moment heeft geprobeerd te pinnen. Dat blijkt uit de foto’s in het dossier en de verklaring van aangeefster. Dat de verdachte niet wist dat de creditcard gestolen was, of afkomstig was van enig ander misdrijf, vindt de rechtbank niet aannemelijk. De verdachte heeft immers bij de politie aangegeven dat hij niet wist van wie de creditcard was. Het is ondenkbaar dat de verdachte niet begreep dat de kaart niet op eerlijke manier was verkregen.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen verder van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De verdachte heeft de scooter bestuurd met een bijrijder achterop. Samen zijn de verdachte en de bijrijder naar de pinautomaat gereden. De bijrijder heeft vervolgens de pasjes die hij bij zich had aan de verdachte gegeven en die heeft geprobeerd daarmee te pinnen.
Feiten 2 en 3 (straatroof Van Brienenoordbrug en diefstal geldbedrag)
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het geweldscomponent (feit 2) bepleit. De verdachte heeft hier niet aan bijgedragen, hij stond verder weg en heeft weinig van het geweld meegekregen. Ten aanzien van de diefstal van het geldbedrag (feit 3) refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op 11 november 2024 is de aangever [slachtoffer 2] bij de Brienenoordbrug in Rotterdam door een groep van vier jongens beroofd van zijn pinpas en zijn telefoon. Hierbij is een op vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en tegen het gezicht van de aangever gedrukt waardoor hij een schaafwond heeft opgelopen. Vaststaat dat de verdachte deel uitmaakte van de groep jongens. Dat bekent hij zelf.
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De verdachte was de bestuurder van één van de twee scooters die de weg van de aangever hebben geblokkeerd, waarna de aangever werd gedwongen zijn pinpas, telefoon en pincode af te geven. Hiermee heeft hij een wezenlijke bijdrage aan de afpersing geleverd door de groep getalsmatig te versterken. Op de telefoon van de verdachte is verder een foto van de pincode van de gestolen pinpas aangetroffen. Ook werd op de telefoon van de verdachte een groepsgesprek (via snapchat) aangetroffen waarbij de verdachte en de medeverdachten (na)praten over de straatroof en een foto van de aangever uitwisselen, die bij de beroving is gemaakt door één van de medeverdachten. Uiteindelijk is het de verdachte geweest die met de pinpas en pincode € 250,- heeft gepind. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee vast komen te staan dat de verdachte een voldoende substantiële bijdrage heeft geleverd aan de in vereniging gepleegde afpersing van het geldbedrag. Ook heeft hij de diefstal van het geld gepleegd.
Feit 4 (diefstal fatbike)
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van diefstal van de fatbike gerekwireerd. De rechtbank is echter van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt dat de verdachte feit 4 heeft begaan. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij de diefstal. Daarna is hij aangehouden in de directe omgeving waar de fatbike is teruggevonden. Zijn rol in het geheel (en of hij een rol van voldoende betekenis heeft gehad) is echter niet komen vast te staan. Niet valt uit te sluiten dat de medeverdachte [medeverdachte 1] alleen heeft gehandeld. De verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op
of omstreeks6 oktober 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld,
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde
(n)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of dat
/dieweg te nemen goed
/goederenonder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
te weten
een of meer pinpas(sen) en/ofeen creditcard op naam van voornoemde [slachtoffer 1] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en
/ofzijn mededaders niet gerechtigd waren,
- voornoemde
pinpas(sen) en/ofcreditcard in de geldautomaat heeft
/hebbengestopt en
/of
- een pincode heeft
/hebbeningevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks11 november 2024 te Rotterdam op
/aande openbare weg, te weten de Van Brienenoord, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas (met bijbehorende pincode) en
/ofeen telefoon,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die
geheel of ten deleaan die [slachtoffer 2]
en/of een derdetoebehoorde
(n
)door
- die [slachtoffer 2] in te halen en
/of(vervolgens) zijn weg/doorgang te blokkeren en
/of
- die [slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, te tonen en
/of
- de woorden 'Geef me je pinpas' en
/of'Schiet op anders schiet ik', althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] en
/of
- een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, tegen het
gezicht van die [slachtoffer 2] aan
te zetten/te duwen en
/of
- de woorden 'Geef me je pincode',
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] en
/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en
/of
- de woorden 'Wel de echte pincode anders kom ik terug en schiet ik je dood'
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingte roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] , terwijl een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] werd gericht en
/of
- de woorden 'Ook nog je portemonnee' en
/of'En je telefoon',
althans woorden van
gelijke aard/strekking, te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] en
/of
- een foto van die [slachtoffer 2] te maken;
3.
hij op
of omstreeks11 november 2024 te Rotterdam een geldbedrag (250 euro),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (zonder toestemming) gebruik te maken van de pinpas van [slachtoffer 2] en
/ofde (bij de pinpas behorende) pincode.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutels
Feit 2: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 3: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging diefstal van een geldbedrag doordat hij met een gestolen creditcard heeft geprobeerd te pinnen. Omdat een verkeerde pincode is ingetoetst is het niet gelukt daadwerkelijk geld te pinnen. Verder heeft de verdachte zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een straatroof. Met twee scooters en in totaal vier personen hebben zij een fietsende man tot stilstaan gedwongen. Hierbij is door één van de medeverdachten een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en tegen het gezicht van het slachtoffer geduwd waardoor er letsel is ontstaan. Zij hebben hem gedwongen tot afgifte van zijn pinpas, pincode en telefoon. Vervolgens hebben zij een foto van hem gemaakt zodat zij hem later konden opzoeken als de pincode niet klopte. Later heeft de verdachte met deze pinpas een bedrag van € 250,- gepind.
Door zijn handelen heeft de verdachte een voor het slachtoffer bedreigende situatie gecreëerd. Daarnaast maken ernstige strafbare feiten zoals deze een grote inbreuk op het gevoel van veiligheid op straat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 oktober 2025. Daaruit komt naar voren dat er signalen zijn dat mogelijk sprake is van een licht verstandelijke beperking (LVB) bij verdachte. Hij heeft moeite met het kiezen van de juiste oplossing in een probleemsituatie, hij is verbaal niet sterk en hij laat zich makkelijk beïnvloeden. Dit in combinatie met het hebben van verkeerde sociale contacten, zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het delictgedrag. Het Algemeen Recidive Risico (ARR) is midden en het Dynamisch Risico Profiel (DRP) is laag. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar en een leerstraf voor de duur van 40 uur.
Op de zitting is als deskundige gehoord
[jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder bij JBRR. Hij heeft toegelicht dat het lange tijd niet goed ging met de verdachte. Echter vanaf het moment dat de deskundige strakke kaders heeft gesteld, heeft de verdachte zich daaraan gehouden. Het is bewonderenswaardig dat hij zijn diploma heeft gehaald. De deskundige geeft verder aan dat hij een goede band met de verdachte en zijn moeder heeft en dat hij wekelijks gesprekken met hen voert. Het is belangrijk dat de verdachte leert van zijn fouten. Een leerstraf bij ‘So-Cool Regulier’ is daarom passend. Hij pleit ervoor dat de verdachte niet meer terug de gevangenis in hoeft. Daarnaast adviseert de deskundige een contactverbod met [medeverdachte 1] op te leggen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van het voorarrest overstijgt niet wenselijk. Het is niet in het belang van een gunstige ontwikkeling van de verdachte dat hij terugkeert naar de jeugdgevangenis, waar hij 19 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Ondanks de ernst van de feiten wordt er daarom geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd. De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de Raad en JBRR waaruit blijkt dat zij begeleiding van de jeugdreclassering en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een leerstraf So-Cool Regulier van de hierna te noemen duur op te leggen. Vanwege de zorgen over de vaardigheden van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat deze leerstraf van toegevoegde waarde is.
Vanwege de ernst van de feiten wil de rechtbank niet volstaan met het voorgaande en legt zij daarnaast een werkstraf op van na te noemen duur.
De rechtbank merkt over het geheel van de straffen – de deels voorwaardelijke jeugddetentie, de onvoorwaardelijke werkstraf en de onvoorwaardelijke leerstraf – nog het volgende op, dit met het oog op de heftigheid van de straatroof op de Brienenoord en de impact voor het slachtoffer daarvan. De reden dat de verdachte niet terug moet naar de gevangenis, is dat hij niet degene was die met het vuurwapen dreigde, zijn gebleken onvermogen om de juiste keuzes te maken en de toelichting van de jeugdreclasseerder waaruit blijkt dat het sinds de schorsing – en als gevolg van het toezicht in de schorsing – beter gaat met de verdachte. Het gekozen pakket van straffen en het toezicht op de verdachte in de komende twee jaar bieden naar het oordeel van de rechtbank de beste kans om herhaling te voorkomen en de ontwikkeling van verdachte bij te sturen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank – hoewel niet gevorderd – bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer 2] , wonende te [plaats 2] , ter zake van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 400,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering is in zijn geheel voor toewijzing vatbaar.
8.2.
Standpunt verdediging
In verband met de bepleite vrijspraak moet de vordering worden afgewezen. Subsidiair verzoekt de verdediging bij toewijzing de vordering aanzienlijk te matigen.
8.3.
Beoordeling
Gelet op de bewezenverklaring is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de feiten 2 en 3, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, namelijk het verlies van de telefoon en de diefstal van het geld. De vordering zal voor dit bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de vordering betreffende de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde brengen met zich dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW, nu voornoemde aard en de ernst van de normschending reeds meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon met betrekking tot de benadeelde partij kan worden aangenomen. Gelet hierop, rekening houdend met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, is de rechtbank van oordeel dat een immateriële schadevergoeding van een bedrag van € 2.000,- billijk is en zal de vordering voor dit bedrag worden toegewezen.
Nu de verdachte feit 2 samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. De mededaders zijn ook aansprakelijk voor het door verdachte met de pinpas van de benadeelde partij gestolen geld. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf 11 november 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 56, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte feit 4 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte feiten 1, 2 en 3, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 79 (negenenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat deze jeugddetentie een gedeelte van de jeugddetentie groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen;
- zich inzet voor het vinden en behouden van vrijetijdsbesteding (werk en/of sport);
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), Yunus Emre Teymen (geboren op [geboortedatum 3] 2020) en [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2008);
- meewerkt aan de inzet van de coach vanuit Totaalaanpak;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte een werkstraf op voor de duur van
40 (veertig) uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
legt de verdachte een leerstraf op voor de duur van
40 (veertig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject, de gedragsinterventie So-Cool Regulier;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaken met parketnummers 10-363373-24 en 10-167791-25; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissingen geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 2.400,- (zegge: tweeduizend vierhonderd euro), bestaande uit € 400,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk samen met zijn mededaders de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2.400,- (hoofdsom, zegge: tweeduizend vierhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. H. Wielhouwer en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 oktober 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Toelichting:
  • De tenlastelegging is neergelegd in drie dagvaardingen, met ieder een eigen parketnummer. In de zaak met parketnummer 10-363373-24 is de tenlastelegging op de zitting gewijzigd.
  • Voor de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de verschillende feiten voorzien van een doorlopende nummering op de wijze zoals hieronder vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10-134541-25)
1.
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s)
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel
te weten een of meer pinpas(sen) en/of een creditcard op naam van voornoemde [slachtoffer 1] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededaders niet gerechtigd waren,
- voornoemde pinpas(sen) en/of creditcard in de geldautomaat heeft/hebben gestopt en/of
- een pincode heeft/hebben ingevoerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 10-363373-24)
2.
hij op of omstreeks 11 november 2024 te Rotterdam op/aan de openbare weg, te weten de Van Brienenoord, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een telefoon, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/ of een derde toebehoorde(n) door
- die [slachtoffer 2] in te halen en/of (vervolgens) zijn weg/doorgang te blokkeren en/of
- die [slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, te tonen en/ of
- de woorden 'Geef me je pinpas' en/of 'Schiet op anders schiet ik', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] aan te zetten/te duwen en/of
- de woorden 'Geef me je pincode', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te roepen/.zeggen tegen die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- de woorden 'Wel de echte pincode anders kom ik terug en schiet ik je dood' althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] , terwijl een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapengelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] werd gericht en/of
- de woorden 'Ook nog je portemonnee' en/of 'En je telefoon', althans woorden van gelijke aard/strekking, te roepen/zeggen tegen die [slachtoffer 2] en/of
- een foto van die [slachtoffer 2] te maken;
3.
hij op of omstreeks 11 november 2024 te Rotterdam een geldbedrag (250 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (zonder toestemming) gebruik te maken van de pinpas van [slachtoffer 2] en/of de (bij de pinpas behorende) pincode;
(parketnummer 10-167791-25)
4.
hij op of omstreeks 31 mei 2025 te Barendrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fatbike, in elk geval enig goed, dat/ die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/ of gevolgd van geweld en/ of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich (dreigend) aan die [slachtoffer 3] op te dringen en/of
- die [slachtoffer 3] van zijn fatbike af te trekken en/of
- die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden toe te voegen: "laat me niet iets trekken".