ECLI:NL:RBROT:2025:1296

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10/310709-24 / TUL: 10/020373-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van en medeplichtig aan het veroorzaken van een explosie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van medeplegen van en medeplichtigheid aan het veroorzaken van een explosie. De verdachte had twee personen naar een flat gebracht en gewacht tot zij terugkwamen. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte wist wat zijn passagiers van plan waren. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een gevangenisstraf van 12 maanden en een contact- en locatieverbod. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ondersteunende handelingen had verricht, maar dat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de explosie. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de explosie, gezien het gebrek aan bewijs voor zijn opzet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/310709-24
Parketnummer vordering TUL: 10/020373-24
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer, voor de duur van twee jaar, waarbij één week hechtenis kan worden opgelegd per overtreding, met een maximum van zes maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primair)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk veroorzaken van een ontploffing niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak (subsidiair)
4.2.1.
Inleiding
Op 8 september 2024 omstreeks 22:45 uur vond een explosie plaats bij de voordeur van een woning op de elfde etage van een flatgebouw aan de [adres 2] in Rotterdam. Ten tijde van deze explosie was de bewoner van deze woning, [slachtoffer] , samen met haar drie (klein)kinderen aanwezig in de woning. In de onmiddellijke omgeving van de woning hebben camera’s de auto van de verdachte geregistreerd. De verdachte heeft verklaard dat hij die nacht twee personen naar het adres heeft gereden en weer heeft teruggebracht, maar dat hij niets wist van hun plannen en dat hij niet betrokken is geweest bij de explosie.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan het opzettelijk veroorzaken van een explosie. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte de twee andere personen heeft geholpen door hen naar het adres te rijden, op hen te wachten en vervolgens met hen weg te rijden na de explosie. De verklaring van de verdachte, dat hij van te voren niet wist van plannen voor een explosie en contact heeft gehad via Snapchat, is niet geloofwaardig.
4.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid vereist is dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader(s) verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte ondersteunende handelingen heeft verricht die het gronddelict, te weten het opzettelijk veroorzaken van de explosie, hebben bevorderd of mogelijk hebben gemaakt. De verdachte heeft immers twee personen naar de flat gebracht en heeft vervolgens gewacht tot zij weer terugkwamen. Daarna is de verdachte met deze twee personen weggereden. Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs dat deze twee personen in de tussentijd de (mede)plegers van het opzettelijk veroorzaken van de ontploffing zijn geweest. Op basis van het dossier en de behandeling op zitting kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte wist wat zijn twee passagiers van plan waren toen hij ze naar de flat bracht en daar op hen stond te wachten tot het moment dat hij een harde knal hoorde. Tegenover de herhaalde ontkenning van die wetenschap door de verdachte staat geen bewijs voor het tegendeel.
Dit betekent dat ook de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid niet bewezen kan worden en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 779,80 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering nog wel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 25 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 mei 2024.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. Daarom zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

7.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 25 april 2024 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter,
en mrs. D.H. Hamburger en R.J.H. de Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 september 2024 te Rotterdam, aan/bij een woning gelegen aan de Aalsdijk (167), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (op de overloop / het balkon) aldaar bij/aan de voordeur en/of een kozijn van deze woning een (vuurwerk)explosief
aan te steken, althans te laten exploderen, als gevolg waarvan brand is ontstaan aan voornoemde voordeur en/of kozijn en/of balkon terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het perceel/pand ( [adres 2] ) en/of de belendende percelen/panden en/of de aanwezige goederen in
dit/deze pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten één of meer personen aanwezig in dit/deze pand(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekende personen op of omstreeks 08 september 2024 te Rotterdam, aan/bij een woning gelegen aan de [adres 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door (op de overloop / het balkon)
aldaar bij/aan de voordeur en/of een kozijn van deze woning een (vuurwerk)explosief aan te steken, althans te laten exploderen, als gevolg waarvan brand is ontstaan aan voornoemde voordeur en/of kozijn en/of balkon terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het perceel/pand ( [adres 2] ) en/of de belendende percelen/panden en/of de aanwezige goederen in
dit/deze pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten één of meer personen aanwezig in dit/deze pand(en),
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 08 september 2024 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekende personen met een (personen)auto naar/nabij de plaats delict te vervoeren en/of af te zetten en/of (vervolgens) (aldaar) op voornoemde personen te wachten om hen vervolgens na de uitvoering van het misdrijf in voornoemde auto vanaf de plaats delict te helpen vluchten, althans te vervoeren.