ECLI:NL:RBROT:2025:12956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/10/708729 / JE RK 25-2162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgbeschikking na spoedbeslissing voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een pasgeboren baby met vermoedens van toegebracht letsel

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 oktober 2025 een vervolgbeschikking gegeven na een spoedbeslissing over de voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren baby, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Haaglanden, vanwege ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er vermoedens zijn van toegebracht letsel, wat heeft geleid tot de beslissing om [minderjarige] uit huis te plaatsen bij de grootouders moederszijde.

De ouders van [minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben een advocaat, mr. J.M. Poortinga. Tijdens de zitting op 28 oktober 2025 waren de ouders, hun advocaat, en jeugdbeschermers van de betrokken instellingen aanwezig. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd en heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van betrokken instanties.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Er zijn ernstige zorgen over het letsel dat [minderjarige] heeft opgelopen, en de ouders hebben geen passende verklaring voor de bevindingen van de medische onderzoeken. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond belast met de uitoefening van de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/708729 / JE RK 25-2162
Datum uitspraak: 28 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming locatie Haaglanden,
gevestigd te ‘s -Gravenhage,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.M. Poortinga uit Putten,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.M. Poortinga uit Putten,
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen JB west.
De kinderrechter merkt als informant aan:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen JBRR,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 20 oktober 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het wijzigingsverzoek van de Raad van 27 oktober 2025;
  • het bericht van mr. Poortinga met bijlagen van 27 oktober 2025;
- het bericht van mr. Poortinga met bijlagen van 28 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders met hun advocaat;
  • [vertegenwoordiger] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad;
  • [persoon A] , jeugdbeschermer van JB west
- [persoon B] en [persoon C] , jeugdbeschermers van JBRR.
1.3.
Bijzondere toegang tot de zitting is verleend aan grootouders moederszijde en grootvader vaderszijde.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten grootouders moederszijde.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 oktober 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 20 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 oktober 2025 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg tot 17 november 2025. De beslissing over het overig verzochte is aangehouden.

3.Het (aangehouden en gewijzigde) verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie
maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een
voorziening voor netwerkpleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden en de
beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Thans resteert een beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
3.2.
De Raad heeft op 27 oktober 2025 verzocht dat JB west wordt vervangen door vervangen door JBRR, zodat laatstgenoemde wordt belast met de uitoefening van de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .
3.3.
De Raad heeft ter zitting zijn verzoek gehandhaafd en het volgende naar voren gebracht. De ouders zijn vanwege plekjes op de huid met [minderjarige] naar de spoedeisende hulp gegaan. Bij de eerste skeletstatus werd aanvankelijk geen (duidelijke) afwijkingen gezien.
De ouders mochten met veiligheidsafspraken met [minderjarige] naar huis. Uit de tweede skeletstatus kwam echter duidelijk letsel naar voren en het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (hierna: het LECK) heeft geconcludeerd dat dit soort letsel vaak toegebracht letsel is. [minderjarige] is toen bij grootouders moederszijde uit huis geplaatst. Er moet meer zicht komen op de veiligheid van [minderjarige] bij de ouders. Hiervoor is nader onderzoek nodig. Indien het verantwoord wordt geacht, kan [minderjarige] uiteraard ook met veiligheidsafspraken eerder naar huis. Tot nu is JB west betrokken geweest, maar de Raad verzoekt een overdracht naar JBRR. De Raad Haaglanden zal wel het verdere onderzoek blijven doen. Een en ander heeft te maken met het feit dat binnen het netwerk van ouders iemand werkzaam is bij Veilig Thuis [plaats] .

4.De standpunten

4.1.
Namens en door de ouders is verzocht het resterende verzoek af te wijzen. De ouders zijn zelf vanwege de zorgen naar de huisarts gegaan met [minderjarige] . Hij heeft een zeer gevoelig huidje. Iedereen in de omgeving noemt de ouders liefdevol en betrokken. Ook uit de verslagen van Enver komt naar voren dat het gaat om een liefdevol en fijn gezin. Enver is zevenmaal langs geweest. Nog voor hun eindevaluatie is [minderjarige] uithuisgeplaatst. De ouders vragen zich af waarom de bevindingen van Enver niet in de besluitvorming zijn meegenomen. Er zijn tussen 4 en 20 oktober wisselende aannames over het letsel van [minderjarige] geweest. Een goede onderbouwing van de LECK-arts dat het om toegebracht letsel gaat ontbreekt. De ouders denken dat het letsel of voortkomt uit een aangeboren aandoening of geboortetrauma is. [minderjarige] lag in stuit en is ook gedraaid. De ouders hebben direct hun medewerking gegeven aan het top-tot-teen onderzoek van de andere kinderen. Uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat [minderjarige] als een vrolijke alerte baby wordt omschreven, ontspannen en zonder pijn. De ouders ervaren de situatie waarin zij terecht zijn gekomen als onmenselijk. Het heeft een enorme impact op het gezin. [minderjarige] hoort bij de ouders. [minderjarige] mist de geur en stem van zijn ouders. De zusjes missen hun broertje ook.
4.2.
JB west heeft ter zitting naar voren gebracht dat er met de ouders veiligheidsafspraken zijn gemaakt en er een bezoekregeling is afgesproken. Met de ouders is een open gesprek gevoerd en zij komen betrokken over. [minderjarige] is gisteren onderzocht in het Ikazia ziekenhuis, die resultaten worden voorgelegd ter verdere interpretatie aan Veilig Thuis en het LECK.
4.3.
JBRR heeft ter zitting aangegeven dat zij bereid zijn de zaak over te nemen en dat er ook per direct twee jeugdbeschermers beschikbaar zijn.
4.4.
De grootouders moederzijde hebben ter zitting naar voren gebracht dat uit het onderzoek in het ziekenhuis van 27 oktober naar voren is gekomen dat het goed met [minderjarige] gaat. Hij is aangekomen en verder onderzoek is niet nodig.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling. Daarnaast acht de kinderrechter een voorzetting van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
[minderjarige] is op 20 oktober 2025 voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uithuisgeplaatst vanwege ernstig onverklaarbaar letsel. Uit de tweede skeletstatus kwamen 4 ribfractuurtjes naar voren, die eerder nog niet te zien waren, en een enkelfractuur. Deze bevindingen zijn zeer suspect voor toegebracht letsel. De ouders hebben geen passende verklaring voor al deze bevindingen. Volgens de radioloog van het LECK past geboortetrauma niet bij deze bevindingen.
Hoewel de ouders door de betrokken hulpverlening als liefhebbend en betrokken worden getypeerd en er geen eerdere zorgen zijn geweest over hun handelen als opvoeders, is de huidige stand van zaken dat sprake is van onverklaarbaar ernstig letsel bij [minderjarige] , dat is ontstaan terwijl [minderjarige] onder de zorg en verantwoordelijkheid van de ouders viel. Bij deze stand van zaken kan [minderjarige] vooralsnog niet aan de zorg van de ouders worden toevertrouwd, omdat de veiligheid van [minderjarige] bij de ouders mogelijk in het geding is. De grote kwetsbaarheid van [minderjarige] rechtvaardigt dat terugplaatsing met de grootst mogelijke zorgvuldigheid dient te geschieden. De komende periode zal er, voor zover mogelijk, meer duidelijkheid moeten komen over het ontstaan van het letsel. De resultaten van het onderzoek van 27 oktober 2025 in het Ikazia ziekenhuis moeten nog aan het LECK worden voorgelegd. Gezien de geschetste omstandigheden is het op dit moment in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat zijn verblijf bij zijn grootouders moederszijde langer voortduurt. De kinderrechter zal het resterende deel van het (gewijzigde) verzoek van de Raad tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor netwerkpleegzorg daarom toewijzen.
5.3.
[minderjarige] is zoals gezegd een jonge en kwetsbare baby. De zo belangrijke hechting aan zijn ouders in de eerste levensmaanden wordt nu onderbroken en dat moet niet langer duren dan strikt noodzakelijk is. De kinderrechter roept JBRR in dat kader op zich in te zetten op een contact tussen de ouders en [minderjarige] in een zodanige frequentie dat dit de hechting van [minderjarige] ten goede komt. Zodra uit nader onderzoek blijkt dat terugplaatsing verantwoord is, kan daar, ook lopende de huidige machtigingsperiode, toe worden overgegaan.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
belast met ingang van 28 oktober 2025 in plaats van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met de uitoefening van de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] ;
6.2.
verleent aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor netwerkpleegzorg met ingang van 28 oktober 2025 tot 20 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V.A. Versloot als griffier, en op schrift gesteld op 4 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.