ECLI:NL:RBROT:2025:1295

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
10/317575-24/ TUL: 10/041839-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van vuurwapen- en munitiebezit met oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan vuurwapen- en munitiebezit. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 augustus 2024 tot en met 4 oktober 2024, samen met anderen, verschillende vuurwapens en munitie in zijn bezit had. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat het bewezen verklaarde feit, het medeplegen van vuurwapenbezit, wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de verklaring van de verdachte en de in beslag genomen bewijsmiddelen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. Daarnaast is de in beslag genomen telefoon van de verdachte niet verbeurd verklaard, maar de wapens en munitie zijn onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie toegewezen en deze omgezet in een gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/317575-24
Parketnummer vordering TUL: 10/041839-23
Datum uitspraak: 28 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde vuurwapen- en munitiebezit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 5 januari 2025;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer: 10/041839-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen gedurende de gehele periode wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij de wapens en de munitie voor iemand anders heeft bewaard. In ieder geval die ander is medepleger.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 20 augustus 2024 tot en met 4 oktober 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meer (onderdelen van) (vuur)wapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool van het merk Beretta, model: 9000 S, kaliber. 9 MM. en
- een (kogel)geweer van het merk Sig Sauer, model. M400 Sport, kaliber: .223 Remington en
- een (kogel)geweer van het merk Ruger, model: Precision, kaliber. .308 Winchester
en
- drie patroonhouders en vier patroonmagazijnen, zijnde onderdelen/hulpstukken die specifiek bestemd zijn en/of van
wezenlijkeaard zijn, voor een pistool en/of geweer en
een wapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een ingekort automatisch geweer van het
merk Izhmash, model: AKMS-47, kaliber. 7.62 x 39 mm. en
(voor deze vuurwapens geschikte) munitie (144 kogelpatronen van diverse kalibers) in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
het medeplegen van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.De straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een pistool, twee geweren, drie patroonhouders, vier patroonmagazijnen, een ingekort automatisch geweer en bijbehorende munitie samen met anderen gedurende een periode voorhanden gehad. Het grootste gedeelte van de wapens en munitie heeft hij bewaard in de schuur van zijn moeder. Het pistool lag, gebruiksklaar, in een sok in zijn slaapkamer.
Het aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie kan gemakkelijk leiden tot het gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een wapen brengt ook gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving. Dat het gebruik van deze wapens in dit geval niet ondenkbaar is geweest, blijkt onder meer uit de foto’s die zijn gevonden op de telefoon van de verdachte – waarop hij wapens in zijn handen heeft en afvuurt – en de berichten in het dossier die gaan over het vinden van “een soldaat” die iemand kan “laten slapen”. Vuurwapenbezit betreft een ernstig feit en hiertegen dient, in het bijzonder uit oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 december 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in 2021 is veroordeeld tot 106 dagen jeugddetentie waarvan 60 dagen voorwaardelijk voor tweemaal brandstichting en een ontploffing teweeg brengen en voor explosievenbezit. Bovendien liep verdachte ten tijde van het verboden wapen- en munitiebezit van deze strafzaak in een proeftijd van een veroordeling van 23 mei 2023 tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vijfenveertig dagen voor met name meermalen wederrechtelijk op een haventerrein verblijven.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Tactus Verslavingszorg) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
Het sociale netwerk en de psychosociale problematiek van de verdachte worden als voornaamste delict gerelateerde factoren gezien. De verdachte bevindt zich in een crimineel netwerk en er is sprake van een autismespectrumstoornis en laag cognitief functioneren. Ook de pro-criminele houding van de verdachte wordt gezien als delictgerelateerd. Hoewel hij enerzijds negatief beïnvloed lijkt te worden, ziet Tactus anderzijds een sociaal wenselijke houding ten aanzien van zijn gedrag en lijkt de verdachte niet geheel open te zijn over zijn delictgedrag. Ten slotte is het gebrek aan gestructureerde dagbesteding mogelijk delictgerelateerd. De verdachte hielp ten tijde van de verdenkingen bij zijn broer, maar onduidelijk is hoeveel en hoe vaak hij dit deed.
Voor het verlagen van het recidiverisico is het van belang dat middels een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek opnieuw onderzoek wordt gedaan naar de aanwezige psychopathologie en de relatie tussen deze problematiek en het delictgedrag. Daarnaast indiceert Tactus een COVA-training waarbij ingezet zal worden op het creëren van meer bewustwording van het sociale netwerk, de keuzes en de houding van de verdachte. Om structuur in zijn dagen aan te brengen en te voorkomen dat hij na zijn detentie weer zijn negatieve netwerk opzoekt, is volgens Tactus een locatiegebod met elektronische monitoring van belang. Omdat het onbekend is in hoeverre middelengebruik invloed heeft gehad op het delictgedrag en/of het psychosociaal functioneren, acht de reclassering urinecontroles ten slotte nodig om hier beter zicht op te krijgen. De verdachte is in detentie psychotisch geworden, mogelijk na het roken van het synthetische middel “spice”.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering derhalve een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden;
  • ambulante behandeling;
  • locatiegebod (met elektronische monitoring)
  • dagbesteding;
  • meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alleen al voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. De verdediging heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoon van de verdachte en de intensieve begeleiding die zijn familie hem wil bieden, bestaat hiervoor geen aanleiding. De verdachte heeft, zoals hiervoor is overwogen, meerdere vuurwapens voorhanden gehad, waaronder een automatisch vuurwapen. Dit soort wapens komt vaker voor in een georganiseerd crimineel verband en de verdachte heeft bevestigd dat hij zich in ‘een slechte omgeving’ bevond. Hij heeft zich hiervan niet gedistantieerd. Hij heeft bovendien de wapens niet alleen bewaard, maar ook vastgepakt en in ieder geval met twee ervan geschoten, zoals blijkt uit foto’s op zijn telefoon. Een gebruiksklaar pistool heeft hij zelfs bewaard in zijn slaapkamer. De rechtbank rekent dit gedrag verdachte zeer zwaar aan. De vonnissen die door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek zijn voorgehouden, betreffen tenslotte veelal uitspraken die zijn gedaan vóór de bewuste aanscherping van de oriëntatiepunten voor het voorhanden hebben van wapens en munitie.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vierentwintig maanden passend en geboden. Om te zorgen dat verdachte na het uitzitten van deze straf wel het rechte pad blijft bewandelen, zal de rechtbank zes maanden daarvan voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaar en de geadviseerde voorwaarden op één na. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank namelijk geen aanleiding de verdachte te verplichten gedurende de proeftijd te verblijven op het adres van zijn zus, gelet op de lange duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Beoordeling
De inbeslaggenomen telefoon van verdachte is niet vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat die niet onder een van de voorwerpomschrijvingen van artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht valt. De telefoon komt evenmin in aanmerking voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank zal daarom de teruggave aan verdachte gelasten.
De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de in beslag genomen wapens- en munitie, maar heeft ook verklaard dat de wapens en munitie van een ander zijn voor wie hij ze bewaarde. Nu de strafbare feiten met betrekking tot de wapens en munitie zijn is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet, zal de rechtbank de onttrekking aan het verkeer van de wapens en munitie opleggen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 23 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van de artikelen 138aa en 184a van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 7 juni 2023.
9.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De verdediging heeft zich niet tegen de tenuitvoerlegging verzet.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde van het vonnis van 23 mei 2023 heeft overtreden. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. Nu de verdachte meerderjarig is geworden en inmiddels al verblijft in de Penitentiaire Inrichting, zal de opgelegde jeugddetentie worden omgezet in een gevangenisstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
bepaalt dat tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij ggz Fivoor Reclassering op het adres [adres 2] te [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Gedurende het gehele reclasseringstoezicht houdt de veroordeelde zich aan de aanwijzingen van de reclassering en werkt hij mee aan huisbezoeken als de reclassering dit nodig acht;
actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
zich laat behandelen door een forensische verslavingspolikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
* 1 STK Munitie;
* 2 STK Patroonhouder
* 1 STK Wapen
* 1 STK Geweer
* 1 STK Wapen
* 1 STK Wapen
* 2 STK Patroonhouder
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1 STK Telefoonautomaat;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 23 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de tijd van: 45 dagen;
gelast dat voornoemde jeugddetentie wordt
omgezetin een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter,
en mrs. D.H. Hamburger en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks, de periode van 20 augustus 2024 tot en met 04 oktober 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer (onderdelen van) (vuur)wapens in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten:
- een pistool van het merk Beretta, model: 9000 S, kaliber. 9 MM. en/of
- een (kogel)geweer van het merk Sig Sauer, model. M400 Sport, kaliber: .223 Remington en/of
- een (kogel)geweer van het merk Ruger, model: Precision, kaliber. .308 Winchester
en/of
- drie patroonhouders en/of vier patroonmagazijnen, zijnde onderdelen/hulpstukken die specifiek bestemd zijn en/of van wezelijke aard zijn, voor een pistool en/of geweer en/of
een wapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een ingekort automatisch geweer van het
merk Izhmash, model: AKMS-47, kaliber. 7.62 x 39 mm. en/of (voor deze vuurwapens geschikte) munitie (144 kogelpatronen van diverse kalibers) in de zin van artikel 1, onder 4° gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.