ECLI:NL:RBROT:2025:12935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
10-165068-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het zonder erkenning verhandelen en overdragen van een omgebouwd gaspistool met munitie

Op 8 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het zonder erkenning verhandelen en overdragen van een omgebouwd gaspistool met munitie. De officier van justitie beschuldigde de verdachte ervan tussen 20 april en 27 mei 2025 meermalen vuurwapens en munitie te hebben verhandeld. De verdachte heeft op 27 mei 2025 een omgebouwd gaspistool en vijf kogelpatronen overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via Telegram en Snapchat afspraken maakte over de prijs en levering van het vuurwapen, wat leidde tot de conclusie dat hij handelde in de uitoefening van een bedrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ziekte en de stabiliteit in zijn leven, en heeft besloten tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10-165068-25
Datum uitspraak: 8 september 2025
Datum zitting: 8 september 2025
Tegenspraak

Verdachte: [naam verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] , Nederland.
Advocaat van de verdachte: G.A.J. Purperhart
Officier van justitie: M.A. van Rijswijk

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat - tussen 20 april en 27 mei 2025 meermalen zonder erkenning vuurwapens en/of munitie heeft verhandeld en op 27 mei 2025 een omgebouwd gaspistool en 5 kogelpatronen heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging) houdt in dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2025 tot en met 27 mei 2025 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, zonder erkenning meerdere vuurwapens en/of munitie heeft verhandeld en/of in de uitoefening van
een bedrijf heeft onderhandeld over en/of transacties heeft geregeld voor de aankoop, de verkoop en/of de levering van wapens en/of munitie, door
  • via Telegram meerdere berichten/advertenties, foto’s en/of video’s te plaatsen over/van (omgebouwde) vuurwapens die hij, verdachte, te koop aanbood, en/of
  • (vervolgens) via Telegram en/of via Snapchat te spreken en/of afspraken te maken over de prijs en/of het moment en/of de locatie van levering,
en verdachte het feit beging met betrekking tot een wapen van categorie II en/of III
van de Wet wapens en munitie.
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd gas)pistool, van het merk Umarex, type Walther P22, kaliber 7.65 mm Br, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en/of
  • munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten vijf kogelpatronen, kaliber 7.65 mm Br.,
heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van 20 april 2025 tot en met 27 mei 2025 in Nederland, zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf heeft onderhandeld over de verkoop en de levering van een wapen en munitie door
- via Telegram en via Snapchat te spreken en afspraken te maken over de prijs en het moment en de locatie van levering,
en verdachte het feit beging met betrekking tot een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie.
2.
op 27 mei 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (omgebouwd gas)pistool, van het merk Umarex, type Walther P22, kaliber 7.65 mm Br, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en
  • munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten vijf kogelpatronen, kaliber 7.65 mm Br.,
heeft overgedragen.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
Overwegingen
Op 27 mei 2025 is door de politie een Walther P22 met munitie gekocht waarvoor 1900 euro is betaald. Nadat de politie als koper contact had met een Telegram- en een Snapchataccount over de prijs van het vuurwapen en de afleverlocatie kwam de verdachte op de afgesproken plek om het vuurwapen en de munitie af te leveren en de overeengekomen verkoopprijs in ontvangst te nemen. Het Snapchataccount is van de verdachte en ook het Telegramaccount wijst in zijn richting. Op dit laatste account staan meerdere advertenties waarin vuurwapens en munitie worden aangeboden.
Door een Walther P22 met munitie af te leveren heeft de verdachte dit vuurwapen overgedragen. Het handelen van de verdachte daaraan voorafgaand - het maken van afspraken over de prijs en levering van dit vuurwapen met munitie voor een commerciële verkoopprijs - leidt tegen de achtergrond van de advertenties op het Telegramaccount tot de vaststelling dat dit handelen in de uitoefening van een bedrijf heeft plaatsgehad in de zin van artikel 9 van de WWM. Ten aanzien van de overige aangeboden vuurwapens is niet gebleken dat de verdachte concrete betrokkenheid heeft gehad op de wijze zoals onder feit 1 ten laste gelegd.

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

1.

handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

2.

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Vooraf
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden kort worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Ernst en gevolgen van de feiten
Het zonder erkenning verhandelen en overdragen van een omgebouwd gaspistool met munitie is een ernstig feit. Door een vuurwapen met munitie ongecontroleerd aan te bieden en te verkopen ontstaat de kans dat dit daadwerkelijk wordt gebruikt en dat brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij als geheel met zich. Alleen vanwege de pseudokoop door de politie is dit vuurwapen met munitie niet op straat, maar in handen van de politie gekomen. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor de financiële opbrengst en niet voor de gevolgen voor anderen.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
Strafblad
Uit het strafblad van 24 juni 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
De reclassering heeft op 7 juli 2025 en 4 september 2025 over de verdachte gerapporteerd. De reclassering vermoedt dat er sprake is van een cognitieve beperking. In het verleden is de verdachte negatief beïnvloed vanuit zijn sociale netwerk, waardoor hij met justitie in aanraking kwam. Ook had hij enige tijd problemen vanwege dakloosheid en het ontbreken van een dagbesteding en inkomen. De afgelopen jaren heeft de verdachte meer stabiliteit opgebouwd. Hij is getrouwd en woont samen met zijn vrouw en twee jonge kinderen. Hij werkt sinds een jaar fulltime in een autogarage en is actief betrokken bij de opvoeding van de kinderen. Voor de schulden is een afbetalingsregeling getroffen. De verdachte is gediagnosticeerd met de ziekte multiple sclerose en was begonnen met behandelingen. Het is nog onduidelijk op welke wijze deze ziekte hem (op de lange termijn) beperkt.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een inspanningsverplichting voor dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole.
De verdachte heeft op de zitting laten zien dat hij besef heeft van zijn foute handelen. De verdachte krijgt steun van zijn echtgenote en wil graag weer fulltime aan het werk en zijn energie richten op in zijn gezin. Hij wil zich nu focussen op een positieve toekomst.
Straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten is een gevangenisstraf noodzakelijk. Bij het bepalen van die strafsoort en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - feit 1 ‘slechts’ met betrekking tot één vuurwapen met munitie bewezen vindt, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank vindt het belangrijk om zo te straffen dat de verdachte zijn leven op de rit houdt of krijgt, met een stevige stok achter de deur. Gelet hierop zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden om de kans op herhaling te verkleinen. Anders dan de reclassering en de officier van justitie vindt de rechtbank een verplichting tot middelencontrole niet noodzakelijk. De op te leggen bijzondere voorwaarden zijn:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • inspanningsverplichting voor dagbesteding;
  • meewerken aan schuldhulpverlening.

Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten en verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij de reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-plus-training / CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer / begeleider;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en W.J. de Veld en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 8 september 2025.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.