ECLI:NL:RBROT:2025:12918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/10/708045 / JE RK 25-2081
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 22 oktober 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) betreffende een minderjarige, geboren in 2010. De GI verzocht om een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, omdat de veiligheid van de minderjarige in een open setting niet gewaarborgd kon worden. Tijdens de zitting was de minderjarige aanwezig met haar advocaat, maar de moeder was niet verschenen, hoewel zij correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft de minderjarige gehoord en vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De kinderrechter oordeelde dat een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan de jeugdhulp. De kinderrechter heeft de GI gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maar de duur van de machtiging is beperkt tot drie maanden. De beslissing om de machtiging te verlenen is genomen in het belang van de minderjarige, die kampt met ernstige gedragsproblemen en een belast verleden. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor de volgende zitting een rapportage op te stellen over de stand van zaken en de mogelijkheden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/708045 / JE RK 25-2081
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. D. Vermaat, kantoorhoudende in Barendrecht.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 9 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [vertegenwoordiger 1] [vertegenwoordiger 2] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in detentie bij [zorgaanbieder 1] .
2.3.
Bij beschikking van 24 april 2025 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 24 april 2025 tot 24 april 2026.
2.4.
Bij beschikking van 24 juli 2025 is een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De GI vindt het risico op dit moment te groot om [minderjarige] in een open instelling of bij haar moeder te plaatsen. De veiligheid van [minderjarige] kan in een gesloten setting beter gewaarborgd worden. Het was lastig om een geschikte plek voor [minderjarige] te vinden, maar vlak voor de zitting heeft de GI te horen gekregen dat er een plek is gevonden bij [zorgaanbieder 2] in [plaats] . In het gesloten kader is het belangrijk dat het diagnostisch onderzoek zal starten. Het NIFP is vanuit de strafprocedure gestart. Vanuit dat onderzoek moet gekeken worden welke mogelijkheden er nog meer zijn.
4.2.
Door en namens [minderjarige] wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De advocaat van [minderjarige] constateert dat er sinds 1 februari 2025 heel weinig is gebeurd aan de problematiek van [minderjarige] . Bij [zorgaanbieder 3] zou [minderjarige] behandeling krijgen, maar dit is daar niet van de grond gekomen. De advocaat van [minderjarige] twijfelt of [zorgaanbieder 2] dit wel kan bieden. Daarnaast is het risico groot dat door een plaatsing in [plaats] de goede band tussen [minderjarige] en haar moeder wordt beschadigd. De moeder heeft aangegeven dat [minderjarige] weer thuis zou kunnen wonen, mits de moeder begeleiding en [minderjarige] behandeling krijgt. Een andere mogelijkheid is een open instelling waar [minderjarige] ook onderwijs, dagbesteding en behandeling kan volgen. Dit wil [minderjarige] zelf ook graag. Het is belangrijk dat [minderjarige] weer perspectief krijgt in haar leven.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft, of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
5.2.
[minderjarige] is een kwetsbare en beïnvloedbare minderjarige met een belast verleden en forse gedrags- en veiligheidsproblemen. [minderjarige] kampt met vermoedelijke trauma’s, ADHD en ernstige emotieregulatieproblemen. Daarnaast is bij [minderjarige] sprake van zelfbeschadiging, suïcidepogingen, agressie en de drang om te vluchten. [minderjarige] is niet alleen een gevaar voor zichzelf, maar brengt ook de veiligheid van anderen in gevaar. Ook binnen de gesloten kaders blijft [minderjarige] zorgelijk gedrag vertonen. Bij [zorgaanbieder 3] is de situatie geëscaleerd en daardoor zit [minderjarige] op dit moment in detentie bij [zorgaanbieder 1] . Hoewel [minderjarige] aangeeft liever niet naar een gesloten groep te willen en namens [minderjarige] is bepleit dat zij – onder begeleiding en behandeling – ook bij haar moeder kan wonen, ziet de kinderrechter dit niet als een reële mogelijkheid. De kinderrechter is met de gedragswetenschapper van oordeel dat een verblijf thuis bij de moeder of in een open setting op een groep, gezien het vluchtrisico en zelfbepalende en agressieve gedrag van [minderjarige] , op dit moment niet verantwoord is. Het is belangrijk dat er verandering in het gedrag van [minderjarige] komt. Dat een passende behandeling en begeleiding eerder niet van de grond heeft kunnen komen, heeft mede te maken met het gedrag van [minderjarige] waardoor zij steeds korte tijd ergens heeft verbleven. Binnen de gesloten kaders is het noodzakelijk dat er verder diagnostisch onderzoek plaatsvindt en [minderjarige] behandeling en dagbesteding krijgt. De kinderrechter zal daarom de GI machtigen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter ziet aanleiding om de duur van de machtiging te beperken tot drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden. De GI heeft hard gewerkt om een plek voor [minderjarige] te vinden. Kort voor de zitting bleek dat een gesloten plaatsing mogelijk is bij [zorgaanbieder 2] in [plaats] . Om te bezien of [zorgaanbieder 2] [minderjarige] de juiste behandeling en begeleiding kan bieden, en of zij daar ook onderwijs kan volgen, wil de kinderrechter daarover op de hierna te noemen zitting worden voorgelicht.
5.3.
De kinderrechter verzoekt de GI om
uiterlijk twee wekenvoor hierna te noemen zittingsdatum haar een rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de moeder en mr. D. Vermaat, over de stand van zaken van dat moment en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien de GI het resterende deel van het verzoek handhaaft, wordt de GI verzocht ook een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper te overleggen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 oktober 2025 tot 22 januari 2026;
en alvorens verder te beslissen:
6.2.
houdt de beslissing in het verzoek van de GI voor het overige verzocht aan en bepaalt dat het verhoor van [minderjarige] , haar advocaat, de GI en de moeder in deze zaak zal plaatsvinden op
21 januari 2026 om 09:30 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
6.3.
de zaak al op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A. Verweij, kinderrechter;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. D. Vermaat;
6.5.
gelast de oproeping van [minderjarige] tegen voornoemde zittingsdatum en tijdstip;
6.6.
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor genoemde zittingsdatum de door de kinderrechter verzochte rapportage toe te sturen – en bij handhaving van het verzoek een recente instemmende verklaring van de gedragswetenschapper – met afschrift aan de moeder en mr. D. Vermaat.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in aanwezigheid van S.M.J. van de Griend als griffier, en op schrift gesteld op 5 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.