ECLI:NL:RBROT:2025:12901

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
C/10/692699 / HA ZA 25-82
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in de autosport: geldigheid van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak, die zich afspeelt in de autosportwereld, heeft de rechtbank Rotterdam op 17 september 2025 uitspraak gedaan over een geschil tussen een eiser en meerdere gedaagden, waaronder eenmanszaak [eenmanszaak X]. De eiser, een onderneming actief in de autosport, stelde dat er een overeenkomst was gesloten met [gedaagde 1] c.s. voor het seizoen 2024, waarbij [gedaagde 3] zou racen voor het team van de eiser. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad een overeenkomst tot stand was gekomen en dat deze niet rechtsgeldig was ontbonden door de gedaagden. De rechtbank wees de vordering van de eiser toe, waarbij werd vastgesteld dat [gedaagde 4] aansprakelijk was voor de schade die de eiser had geleden door de niet-nakoming van de overeenkomst. De rechtbank verwees de zaak naar de schadestaatprocedure om de exacte schadevergoeding vast te stellen. Tevens werden de gedaagden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan de eiser. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een overeenkomst van opdracht kan worden ontbonden en de aansprakelijkheid van partijen in het geval van niet-nakoming.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer/rolnummer: C/10/692699 / HA ZA 25-82
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. B. van der Horst,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde 1] ’,
2. [gedaagde 2] handelend onder de naam [eenmanszaak X],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 2] ,
3. [gedaagde 3],
woonplaats: [woonplaats] ,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde 3] ’,
4. [gedaagde 4] handelend onder de naam [eenmanszaak X],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: ‘eenmanszaak [eenmanszaak X] ’,
5. [gedaagde 5] .,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde 5] . ’,
gedaagde partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: ‘ [gedaagde 1] c.s.’,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 december 2024, met producties 1 tot en met 6;
  • de nagezonden productie 7 aan de zijde van [eiser] ;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 7;
  • de oproepbrief van 24 maart 2025 voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 23 mei 2025 met de zittingsagenda;
  • de nagezonden producties 8 – 10 aan de zijde van [eiser] ;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van der Horst;
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Voskuilen.
1.2.
Op 25 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • namens [eiser] : [persoon A] en [persoon B] , bijgestaan door mr. Van der Horst voornoemd;
  • [gedaagde 1] , bijgestaan door mr. Van Voskuilen voornoemd.

2.De beoordeling

De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat over het sluiten van een overeenkomst in de autosportwereld. Tussen [eiser] en [gedaagde 1] c.s. bestaat discussie over de vraag of tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, of [gedaagde 1] c.s. deze overeenkomst voortijdig mochten beëindigen. De rechtbank is van oordeel dat tussen [eiser] en eenmanszaak [eenmanszaak X] een overeenkomst tot stand is gekomen en dat die overeenkomst niet rechtsgeldig voortijdig door [gedaagde 1] c.s. is beëindigd. Eenmanszaak [eenmanszaak X] is daarom aansprakelijk voor de schade die [eiser] hierdoor heeft geleden en lijdt.
2.2.
De beslissing wordt hieronder toegelicht.
Wat is er gebeurd?
2.3.
[eiser] is een onderneming die actief is in de autosportwereld. [eiser] neemt met haar team deel aan races in verschillende klassen autorensport. De onderneming staat onder leiding van [persoon A] en [persoon B] .
2.4.
[gedaagde 3] is een rijder in de autorensport. Tot 4 juni 2024 was [gedaagde 3] eigenaar van de eenmanszaak [eenmanszaak X] . Vader van [gedaagde 3] , [gedaagde 1] , is tot die datum gevolmachtigde geweest om namens eenmanszaak [eenmanszaak X] te handelen. Vanaf 4 juni 2024 is [gedaagde 5] . opgericht en is de eenmanszaak opgehouden te bestaan.
2.5.
[eiser] en eenmanszaak [eenmanszaak X] hebben in de jaren 2022 en 2023 zaken met elkaar gedaan in de autorensport. [gedaagde 3] is in die jaren voor het team van [eiser] uitgekomen in de Ford Fiesta Sprint Cup 2022 en de BMW M2 Cup 2023. Voor het jaar 2024 hebben partijen weer onderhandeld over het uitkomen van [gedaagde 3] voor het team van [eiser] , dit keer in de Porsche Carrera Cup Benelux kampioenschap (hierna: ‘PCCB’). Uiteindelijk is [gedaagde 3] niet voor het team van [eiser] in de PCCB 2024 uitgekomen.
Wat vinden partijen?
2.6.
[eiser] stelt dat zij met [gedaagde 1] c.s. een overeenkomst heeft gesloten voor het uitkomen van [gedaagde 3] voor het team van [eiser] in de PCCB 2024 en dat er dus voor [gedaagde 3] bindende afspraken lagen. Nu [gedaagde 3] niet voor het team van [eiser] heeft geracet, is [gedaagde 3] (primair) tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. [eiser] vordert in deze procedure daarom een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk zijn voor vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze tekortkoming.
2.7.
[gedaagde 1] c.s. betwisten dat voor het jaar 2024 een overeenkomst met [eiser] tot stand is gekomen. Volgens [gedaagde 1] c.s. hadden partijen wel de intentie om zaken met elkaar te doen voor het jaar 2024, maar is nooit definitieve overeenstemming bereikt. Voor zover de rechtbank zou oordelen dat wel een overeenkomst tot stand is gekomen, stellen [gedaagde 1] c.s. de overeenkomst rechtsgeldig te hebben ontbonden of opgezegd. [gedaagde 1] c.s. zijn dus niet tekortgeschoten in de nakoming van verplichtingen uit de overeenkomst en zijn dus niet aansprakelijk voor schade die [eiser] lijdt, zo stellen [gedaagde 1] c.s.
Tussen [eiser] en eenmanszaak [eenmanszaak X] is een overeenkomst tot stand gekomen
2.8.
Partijen discussiëren allereerst over de vraag of tussen hen een overeenkomst voor het seizoen 2024 tot stand is gekomen.
2.9.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod dat is aanvaard [1] . Zowel een aanbod als een aanvaarding kan in iedere vorm plaatsvinden en beide kunnen besloten liggen in één of meer gedragingen van partijen. Partijen moeten overeenstemming bereiken over de essentiële elementen van de overeenkomst [2] .
2.10.
Tussen partijen staat het volgende vast. [eiser] heeft op 2 oktober 2023 per e-mail een schriftelijke offerte aan [gedaagde 1] toegezonden met het aanbod voor het uitkomen van [gedaagde 3] in de PCCB voor het seizoen 2024. Partijen hebben aan de hand van dit aanbod meermaals met elkaar onderhandeld. Op 30 november 2023 hebben [persoon A] , [persoon B] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] in restaurant Van der Valk in Nootdorp onderhandelingen met elkaar hebben gevoerd, waarna partijen elkaar de handen hebben geschud en met elkaar hebben geproost. [gedaagde 3] heeft de volgende ochtend, 1 december 2023, de naam van de tussen partijen bestaande groepsapp gewijzigd naar “ [naam groepsapp] ”. [persoon A] , [persoon B] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben tijdens een teambijeenkomst van [eiser] op 8 december 2023 nogmaals op deelname aan het seizoen 2024 in de PCCB geproost.
2.11.
[gedaagde 1] c.s. voeren aan dat uit deze handelingen geen definitieve overeenstemming blijkt, maar dat er slechts een intentie was om verder te onderhandelen. Volgens [gedaagde 1] c.s. ontbrak namelijk overeenstemming over essentiële onderdelen die nog niet waren uitgekristalliseerd, zoals de vraag door wie de raceauto zou worden aangeschaft, de vraag wie de raceauto zou ontvangen na afloop van het raceseizoen, de vraag of de raceauto moet worden voorzien van een geavanceerd ABS-raceremsysteem en de vraag of [eiser] in staat was een tweede rijder aan te trekken. Ook voeren [gedaagde 1] c.s. aan niet een overeenkomst met zo’n groot geldelijk belang met een simpele handdruk af te doen.
2.12.
De rechtbank volgt [gedaagde 1] c.s. niet. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens waren wie de raceauto zou aanschaffen: dat kon alleen [eiser] als raceteam doen; [gedaagde 3] kon als coureur geen auto bij Porsche bestellen. Niet blijkt dat partijen het al eens waren over het wel of niet afstaan van de raceauto na afloop van het raceseizoen, het ABS-systeem en een tweede rijder, maar niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde 1] (of [gedaagde 3] ) hierover op enig moment voorbehouden heeft gemaakt en dat het daarmee voor [eiser] duidelijk moest zijn dat deze onderdelen voor [gedaagde 1] (of [gedaagde 3] ) essentieel waren voor het tot stand komen van de overeenkomst.
Dat [gedaagde 1] namens eenmanszaak [eenmanszaak X] dit soort overeenkomsten niet op een informele manier sluit, volgt de rechtbank niet. Uit de door [eiser] nagezonden e-mail-berichten die zien op de totstandkoming van de overeenkomsten voor de seizoenen 2022 en 2023 blijkt dat het sluiten van deze overeenkomsten informeel en zonder schriftelijke ondertekening verliep, waarbij een kostenstructuur door [eiser] werd gegeven en door eenmanszaak [eenmanszaak X] werd geaccepteerd. De totstandkoming van de overeenkomst voor het seizoen 2024 verliep op eenzelfde wijze, met als start het aanbod met kostenstructuur in de offerte van 2 oktober 2023 en de daaropvolgende onderhandelingen.
2.13.
Op grond van bovenstaande gedragingen van [gedaagde 1] (en [gedaagde 3] ) mocht [eiser] er redelijkerwijs op vertrouwen dat [gedaagde 1] het aanbod namens eenmanszaak [eenmanszaak X] had aanvaard.
2.14.
Dat [gedaagde 1] uit die gedragingen zelf ook heeft afgeleid dat een overeenkomst tot stand was gekomen, blijkt uit de (niet betwiste) transcriptie van de geluidsopname van het gesprek tussen partijen op 12 januari 2024. Op die datum heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [persoon A] , [persoon B] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] , waarin [gedaagde 1] aan [eiser] meedeelt dat hij een aanbod uit Duitsland heeft gehad en dat hij dat aanbod niet kan weigeren. Uit de transcriptie blijkt dat [gedaagde 1] aan [eiser] bevestigt dat er een tussen partijen al een overeenkomst bestaat, zoals volgt uit de woorden: “We hadden natuurlijk ja gezegd tegen jullie. Eerlijk is eerlijk”, “Inderdaad we hebben een deal. Ik ben het eens. We hebben elkaar de hand gegeven en er een wijntje op gedronken” en “We hebben eerst jullie deal gemaakt. En toen kwam de Duitse deal. Ok, twee deals gemaakt”.
2.15.
Nu een aanbod en aanvaarding hebben plaatsgevonden, is daarmee een overeenkomst tot stand is gekomen voor het runnen van een Porsche 992 GT3 Cup auto gedurende zes testdagen en gedurende alle zes race-events meetellend voor de PCCB, waarbij [gedaagde 3] uitkomt voor het team van [eiser] , tegen een bedrag van € 220.000,-. Deze overeenkomst kwalificeert juridisch als een overeenkomst van opdracht voor bepaalde tijd, namelijk voor het seizoen 2024.
2.16.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] als opdrachtgever heeft te gelden. Partijen discussiëren over de vraag welke entiteit van [gedaagde 1] c.s. als opdrachtnemer moet worden aangemerkt. Vaststaat dat [gedaagde 1] de onderhandelingen met [eiser] heeft gevoerd, al dan niet in het bijzijn van [gedaagde 3] . Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel heeft eenmanszaak [eenmanszaak X] tot 4 juni 2024 bestaan, met [gedaagde 3] als eigenaar en [gedaagde 1] als (volledig) gevolmachtigde. Gelet op de aard en inhoud van de onderhandelingen is daarom aannemelijk dat [gedaagde 1] de onderhandelingen namens eenmanszaak [eenmanszaak X] voerde. Ook in de jaren 2022 en 2023 heeft [gedaagde 1] de overeenkomsten namens eenmanszaak [eenmanszaak X] gesloten, zo blijkt uit de tenaamstelling van de facturen van de jaren 2022 en 2023 en de correspondentie tussen partijen daarover [3] . Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat eenmanszaak [eenmanszaak X] zich als opdrachtnemer aan de overeenkomst voor het seizoen 2024 heeft gebonden.
2.17.
[gedaagde 5] . is niet aan de overeenkomst gebonden. Deze entiteit is op 4 juni 2024 opgericht en bestond dus nog niet op de datum van het sluiten van de overeenkomst op 30 november 2023. Niet gebleken is dat [gedaagde 5] . de overeenkomst voor het seizoen 2024 heeft overgenomen. Voor zo’n contractovername geldt dat een actieve handeling is vereist, namelijk de instemming door [eiser] [4] . Van deze actieve handeling is niet gebleken.
De overeenkomst is niet ontbonden
2.18.
Eenmanszaak [eenmanszaak X] stelt zich op het standpunt dat zij de overeenkomst van opdracht heeft ontbonden. Volgens hem is [eiser] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, omdat [eiser] heeft geweigerd de raceauto aan het einde van het seizoen aan eenmanszaak [eenmanszaak X] te leveren. De rechtbank volgt deze stelling niet. Zoals hiervoor onder 2.12 is overwogen, zijn afspraken over de bestemming van de raceauto na afloop van het raceseizoen geen onderdeel van de overeenkomst van opdracht die tussen partijen is gesloten. [eiser] kan daarin dus ook niet tekortschieten, zodat ontbinding van de overeenkomst niet aan de orde is.
De overeenkomst is niet rechtsgeldig opgezegd
2.19.
Eenmanszaak [eenmanszaak X] stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij de overeenkomst van opdracht rechtsgeldig heeft opgezegd. De wet bepaalt [5] dat een professionele opdrachtnemer (in dit geval eenmanszaak [eenmanszaak X] ) een overeenkomst van opdracht voor bepaalde tijd alleen tussentijds kan opzeggen als hij daarvoor een gewichtige reden heeft. Als ‘gewichtige redenen’ worden beschouwd veranderingen in de omstandigheden die zodanig zijn dat het van de opdrachtnemer niet langer verwacht kan worden dat hij de overeenkomst voortzet.
2.20.
Naar het oordeel van de rechtbank had eenmanszaak [eenmanszaak X] geen gewichtige reden om de overeenkomst op te zeggen. Eenmanszaak [eenmanszaak X] heeft die gewichtige reden eenvoudigweg niet gesteld en de rechtbank is daarvan ook niet op een andere manier gebleken. Dat een ander raceteam een aanbod deed dat [gedaagde 1] en [gedaagde 3] naar eigen zeggen niet konden weigeren, maakt niet dat sprake is van een gewichtige reden in de zin van de wet.
Verklaring voor recht aansprakelijkheid eenmanszaak [eenmanszaak X]
2.21.
Nu eenmanszaak [eenmanszaak X] de overeenkomst ongeldig heeft beëindigd en op 23 januari 2024 per e-mailbericht aan [eiser] heeft laten weten dat zij de overeenkomst niet zal gaan nakomen, is zij vanaf die datum met de nakoming van de overeenkomst in verzuim [6] . [eiser] heeft onbetwist gesteld dat zij als gevolg van de niet-nakoming door eenmanszaak [eenmanszaak X] een andere dienstverlener heeft moeten inschakelen voor het uitvoeren van de overeenkomst (in dit geval: iemand anders voor het team van [eiser] uit laten komen in de PCCB 2024). Eenmanszaak [eenmanszaak X] is om die reden aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en te lijden schade. De gevorderde verklaring voor recht is daarom richting eenmanszaak [eenmanszaak X] toewijsbaar.
Verwijzing naar de schadestaatprocedure
2.22.
De mogelijkheid van schade die [eiser] lijdt als gevolg van de vastgestelde tekortkoming door eenmanszaak [eenmanszaak X] is aannemelijk, zodat is voldaan aan het vereiste voor toewijzing van de gevorderde veroordeling tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Of eenmanszaak [eenmanszaak X] aansprakelijk is voor gederfde winst of kansschade zijn onderwerpen die in de stadestaatprocedure aan de orde kunnen komen, zodat dat deel van de vordering wordt afgewezen.
Eenmanszaak [eenmanszaak X] moet buitengerechtelijke kosten betalen
2.23.
[eiser] stelt dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, omdat haar advocaat in de periode januari – oktober 2024 meermaals met [gedaagde 1] c.s. heeft gecorrespondeerd om tot een minnelijke regeling te komen. [gedaagde 1] c.s. hebben niet betwist dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, zodat een bedrag tot vergoeding van deze kosten toewijsbaar is [7] . De rechtbank zal voor de hoogte van de buitengerechtelijke kosten aansluiten bij het geldende uitgangspunt [8] om in zaken waarin géén concreet bedrag als hoofdsom wordt gevorderd (zoals in deze zaak het geval is) een bedrag van € 925,00 toe te wijzen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
Eenmanszaak [eenmanszaak X] moet de proceskosten betalen
2.24.
De proceskosten komen voor rekening van eenmanszaak [eenmanszaak X] , omdat zij ongelijk krijgt [9] . De rechtbank begroot de kosten die eenmanszaak [eenmanszaak X] aan [eiser] moet betalen op:
  • € 116,46 aan dagvaardingskosten,
  • € 2.995,00 aan griffierecht,
  • € 1.042,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 521,00)
  • € 178,00 aan nakosten.
Dat is in totaal € 4.331,46. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.25.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat verzoekt en [gedaagde 1] c.s. daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt [10] . Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen in hoger beroep gaat. De verklaring voor recht kan naar haar aard niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] aansprakelijk is voor vergoeding van de schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het tegenover [eiser] toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van verbintenissen uit de overeenkomst van opdracht, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.2.
veroordeelt [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] om aan [eiser] te betalen € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] in de proceskosten, aan de kant van [eiser] begroot op € 4.331,46, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna door de deurwaarder wordt betekend, dan moet [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.4.
veroordeelt [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] in de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis daartoe zijn voldaan;
3.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de betalingen die door [gedaagde 3] voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak X] dienen te worden gedaan uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
3954 / 2459

Voetnoten

1.artikel 6:217 BW
2.artikel 6:227 BW
3.e-mailbericht 30 november 2020, 12:38 uur van [gedaagde 1] aan [eiser] : “Ja factuur op [eenmanszaak X] ”.
4.artikel 6:159 BW
5.artikel 7:408 lid 2 BW
6.artikel 6:83 onder c BW
7.artikel 6:96 BW jo. Rapport Voor-werk II
8.Rapport BGK-integraal (p. 21)
9.artikel 237 Rv
10.artikel 233 Rv