ECLI:NL:RBROT:2025:12867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/10/684238 / HA ZA 24-706
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale koopovereenkomst en geschil over gebrekkig geleverde schroot tussen Theo Steil GmbH en Riva Industries SARL

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Duitse vennootschap Theo Steil GmbH en de Marokkaanse vennootschap Riva Industries SARL over de levering van schroot. Theo Steil heeft Riva schroot geleverd onder drie afzonderlijke koopovereenkomsten. Riva heeft in conventie een beroep gedaan op haar opschortingsrecht en heeft de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden, omdat zij stelt dat het geleverde schroot gebrekkig was. De rechtbank oordeelt dat Riva geen rechtsgeldig beroep op haar opschortingsrecht heeft gedaan, maar dat zij de overeenkomst wel gedeeltelijk mag ontbinden als blijkt dat het geleverde schroot daadwerkelijk gebrekkig was. Riva moet dit bewijzen. In reconventie vordert Theo Steil schadevergoeding van Riva wegens tekortkomingen in de afname- en betalingsverplichtingen. De rechtbank oordeelt dat Riva haar verplichtingen niet is nagekomen en dat Theo Steil schade heeft geleden als gevolg hiervan. Riva moet de schade vergoeden. De rechtbank heeft Riva opgedragen bewijs te leveren van de gebrekkige kwaliteit van het schroot en van de schade die zij heeft geleden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/684238 / HA ZA 24-706
Vonnis van 22 oktober 2025
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
THEO STEIL GMBH SCHROTT- UND METALLGROSSHANDEL,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. de Haas te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Marokkaans recht
RIVA INDUSTRIES SARL,
gevestigd te Casablanca, Marokko,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.W. de Groot te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Theo Steil en Riva genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 januari 2024 met producties 1 tot en met 10
  • de conclusie van antwoord en tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 34
  • de brief van 5 november 2024 waarin de rechtbank partijen oproept voor een mondelinge behandeling
  • de zittingsagenda van 19 maart 2025
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties 11 tot en met 27
  • de akte overlegging aanvullende producties en tevens akte houdende eis wijziging van Riva met producties 35 tot en met 41
  • de akte overlegging nadere producties van Theo Steil met producties 28 en 29
  • de akte overlegging nadere productie van Theo Steil met productie 30
  • de mondelinge behandeling van 14 april 2025
  • de spreekaantekeningen van Theo Steil
  • de spreekaantekeningen van Riva Industries.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Theo Steil en Riva hebben overeenkomsten gesloten voor de verkoop en levering van schroot door Theo Steil aan Riva.
In conventie is aan de orde of Riva voor een aantal leveringen een rechtsgeldig beroep heeft gedaan op haar opschortingsrecht en of zij de betreffende overeenkomst mocht ontbinden, vanwege het gebrekkige schroot dat Theo Steil volgens haar had geleverd. De rechtbank oordeelt dat Riva geen rechtsgeldig beroep op haar opschortingsrecht heeft gedaan, maar dat Riva de betreffende overeenkomst wel gedeeltelijk mag ontbinden als blijkt dat het door Theo Steil geleverde schroot gebrekkig was. Riva moet dit bewijzen.
In reconventie gaat het om de vraag of Theo Steil aansprakelijk is voor de schade die Riva stelt te hebben geleden als gevolg van het in de ogen van Riva gebrekkige schroot en als gevolg van het ongeldig verklaren door de Marokkaanse douane van een EUR 1 certificaat ten aanzien van een van de leveringen. De rechtbank oordeelt dat Theo Steil niet aansprakelijk is voor wat betreft het EUR 1 certificaat. Of het schroot gebrekkig was, moet Riva eerst bewijzen.

3.De feiten

3.1.
Theo Steil en Riva hebben in de jaren 2022 en 2023 drie afzonderlijke koopovereenkomsten gesloten, voor de verkoop van schroot door Theo Steil aan Riva. Het schroot werd per schip vervoerd vanuit Dordrecht in Nederland naar Marokko. De levering was FOB (het risico gaat over op de koper op het moment dat de verkoper de goederen aflevert aan boord van het door koper genoemde schip in de afgesproken vertrekhaven).
3.2.
De gang van zaken was dat de eerste afspraak tussen Theo Steil en Riva in persoon of telefonisch (via WhatsApp) werd gemaakt en dat Riva daarna een
financing companyaanwees die de financiering voor de overeenkomst op zich nam.
3.3.
De eerste overeenkomst is van 7 oktober 2022 voor 11.500 Mt schroot (eerste FOB levering op 29 november 2022 te Dordrecht/aankomst in Marokko op 5 december 2022 met het schip [schip 1] en tweede FOB levering op 3 januari 2023 te Dordrecht met het schip [schip 2] ). L.S. Alloys trad op als
financing company.
3.4.
Theo Steil heeft voor de FOB levering op 29 november 2022 een EUR 1 certificaat afgegeven, dat door de Marokkaanse douane in mei 2024 als ongeldig is bestempeld. De Nederlandse douane heeft inmiddels de geldigheid van het verstrekte certificaat opnieuw beoordeeld, vastgesteld dat het schroot uit Europa kwam en het EUR 1 certificaat wel geldig verklaard.
3.5.
De tweede overeenkomst is van 8 februari 2023 voor 12.000 Mt schroot (FOB levering op 15 maart 2023 te Dordrecht/aankomst in Marokko op 22 maart 2023 met het schip de [schip 3] ). De
financing companyvoor de tweede overeenkomst was Acemar AG (hierna: Acemar). De betreffende overeenkomst tussen Riva en Acemar is van 1 maart 2023.
3.6.
De derde overeenkomst is van 16 maart 2023 voor 21.000 Mt schroot. Alleen de eerste levering van de derde overeenkomst, een levering van 7.000 Mt schroot, heeft plaatsgevonden (FOB levering op 7 april 2023 te Dordrecht/aankomst in Marokko op 14 april 2023 met het schip de [schip 4] ). De tweede en derde levering hebben niet plaatsgevonden. Theo Steil heeft het schroot van de tweede en derde levering aan een derde, Habas Sinai Tibbu Gazlar Isthsal Edustrisi A.S. (hierna: Habas), verkocht.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Theo Steil vordert samengevat - veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Riva tot betaling van € 1.066.983,89 aan hoofdsom en € 7.109,92 aan buitengerechtelijke incassokosten, met rente en proceskosten.
Theo Steil legt daaraan primair ten grondslag dat Riva is tekortgeschoten in haar afname- en betalingsverplichting uit de derde overeenkomst en subsidiair, voor het geval wordt geoordeeld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van de tweede en derde levering, dat het afbreken van de onderhandelingen door Riva onaanvaardbaar is. Riva is daarom aansprakelijk voor de door Theo Steil gemaakte kosten en gederfde winst.
4.2.
Riva concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Theo Steil in de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
Riva betwist dat zij is tekortgeschoten in haar afname- en betalingsverplichting. Volgens Riva mocht zij nakoming van de derde overeenkomst opschorten en die overeenkomst daarna gedeeltelijk ontbinden wegens schuldeisersverzuim van Theo Steil.
Riva vraagt de rechtbank verder om een eventueel vonnis tegen haar niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren of daaraan de voorwaarde te verbinden dat Theo Steil een door de rechtbank te bepalen bedrag aan zekerheid stelt.
in reconventie
4.3.
Riva vordert na wijziging van eis samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat Theo Steil aansprakelijk is voor de schade die Riva lijdt en nog zal lijden als gevolg van een ongeldig EUR 1 certificaat, als en voor zover de Marokkaanse douane van mening blijft dat het EUR 1 certificaat ongeldig is of de door haar opgelegde aanvullende kosten en belastingen en/of de door Riva te betalen boete handhaaft;
Theo Steil te veroordelen tot betaling van de schade als gevolg van het ongeldige EUR 1 certificaat, op dit moment te begroten op € 186.925,90 of een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente en Riva te veroordelen tot terugbetaling van het door haar bij Theo Steil geïnde bedrag in het kader van het ongeldige EUR 1 certificaat als en voor zover de Marokkaanse douane oordeelt dat het EUR 1 certificaat geldig is of de door haar opgelegde aanvullende kosten en belastingen terugbetaalt en/of de door Riva te betalen boete intrekt;
Theo Steil te veroordelen tot betaling van € 607.392,62 of een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met rente,
met veroordeling van Theo Steil in de (na)kosten van het geding, te vermeerderen met rente. Aan de vordering onder 3 legt Riva ten grondslag dat Theo Steil de schade moet betalen die zij heeft geleden door het niet kunnen leveren aan haar klanten van 15.000 Mt aan rauwe materialen door de gebrekkige leveringen van Theo Steil en als gevolg van het moeten reinigen, filteren en schoonmaken van het schroot dat Theo Steil had geleverd op 2 en 14 april 2023, begroot op € 607.392,62.
4.4.
Theo Steil concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Riva in de (na)kosten van het geding.
Theo Steil betwist dat het EUR 1 certificaat ongeldig was, betwist dat sprake was van gebrekkige leveringen en betwist de hoogte van de schade. Wat de leveringen betreft, heeft Riva bovendien te laat geklaagd en is volgens Theo Steil sprake van schuldeisersverzuim.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

rechtbank bevoegd en Weens Koopverdrag van toepassing

5.1.
Deze zaak is een internationaal geval, omdat Theo Steil een Duitse vennootschap is die in Nederland is gevestigd, Riva gevestigd is in Marokko en het gaat om de (ver)koop van schroot dat vanuit Dordrecht in Nederland werd verscheept naar Marokko. Daarom moet de rechtbank eerst haar bevoegdheid (rechtsmacht) bepalen en het recht dat van toepassing is.
5.2.
De bevoegdheid van de rechtbank is niet in geschil. Riva is in deze procedure verschenen zonder zich te beroepen op het ontbreken van rechtsmacht van de Nederlandse rechter of onbevoegdheid van deze rechtbank. De rechtbank is in ieder geval internationaal bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Theo Steil op grond van een stilzwijgende forumkeuze in de zin van artikel 26 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis Vo). De exclusieve bevoegdheidsregels van artikel 24 Brussel I bis-Vo missen toepassing.
5.3.
Partijen hebben geen rechtskeuze gedaan. Op grond van artikel 4 lid 1 onder a Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), is op een overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken het recht van toepassing van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfsplaats heeft. Theo Steil is gevestigd in Nederland, dus Nederlands recht is van toepassing op de overeenkomst.
Omdat partijen in de overeenkomst de toepasselijkheid van het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, Wenen, 11-04-1980 (Weens Koopverdrag, hierna: WKV) niet hebben uitgesloten, is het WKV via het Nederlands recht van toepassing op de overeenkomst.
in conventie
5.4.
Ter onderbouwing van haar stelling dat Riva is tekortgeschoten in haar afnameverplichting (en betalingsverplichting) uit de derde overeenkomst, voert Theo Steil aan dat Riva haar niet de vereiste en benodigde informatie heeft verstrekt (waaronder het niet nomineren van een schip ten aanzien van de tweede en derde levering). Theo Steil kon daardoor niet tot levering overgaan en heeft het schroot (om haar schade te beperken) tegen een lagere prijs aan een derde moeten verkopen.
5.5.
Riva erkent dat zij geen uitvoering heeft gegeven aan de opvolgende twee leveringen onder de derde overeenkomst. Volgens Riva had zij daar een goede reden voor. Omdat de levering van 12.000 Mt schroot van de tweede overeenkomst gevaarlijke en verboden materialen bevatte en de nog aan te komen 7.000 Mt schroot van de derde overeenkomst uit dezelfde grote stapel kwam en dus ook gebrekkig zou zijn, heeft Riva op 5 april 2023 via WhatsApp nakoming van de derde overeenkomst opgeschort, in afwachting van een oplossing door Theo Steil. Omdat de 7.000 Mt schroot vervolgens in de ogen van Riva daadwerkelijk gebrekkig bleek, heeft Riva de opschorting van de nakoming van de derde overeenkomst gehandhaafd en daarna die overeenkomst gedeeltelijk ontbonden wegens deze wezenlijke tekortkoming en (ook) wegens schuldeisersverzuim. Volgens Riva was van schuldeisersverzuim sprake, omdat Theo Steil geen oplossing bood voor de gebrekkige kwaliteit en het schroot aan een derde had verkocht. Riva hoeft dus niet op te draaien voor de lagere opbrengst van de verkoop aan een derde.
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van de derde overeenkomst, gelet op de afspraak FOB-levering, op Riva de verplichting rustte om ten aanzien van de tweede en derde levering de benodigde informatie te verstrekken (waaronder het nomineren van een schip) en over te gaan tot betaling, tenzij er redenen waren om de nakoming van haar verplichtingen op te schorten of de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden. Riva erkent dat op haar deze verplichtingen rustten en dat zij deze niet is nagekomen. De rechtbank zal nagaan of Riva zich rechtsgeldig op een opschortingsrecht heeft beroepen en of er gronden zijn voor gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst.
geen rechtsgeldige opschorting
5.7.
Op grond van artikel 71 WKV mag een partij de nakoming van haar verplichtingen opschorten, als na het sluiten van de overeenkomst blijkt dat de andere partij een wezenlijk deel van haar verplichtingen niet zal nakomen. Lid 3 brengt mee dat een partij die hetzij voor, hetzij na verzending van de zaken de nakoming opschort, de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis moet stellen.
5.8.
Riva heeft niet aan de vereisten van artikel 71 lid 3 WKV voldaan. De mededeling per WhatsApp op 5 april 2023
“we need to speak before the loading of next vessel”kan niet worden bestempeld als het onmiddellijk in kennis stellen.
5.9.
Verder had Riva in meerdere gesprekken bij Theo Steil aangegeven, dat zij bezig was om voor de tweede levering onder de derde overeenkomst een schip te nomineren. Uit deze uitlatingen van Riva hoefde Theo Steil niet op te maken dat Riva de nakoming van haar verplichtingen opschortte.
5.10.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Riva zich niet rechtsgeldig op het opschortingsrecht heeft beroepen.
ontbinding
5.11.
Riva stelt dat in Marokko duidelijk werd dat het onder de tweede en derde overeenkomst (eerste levering) geleverde schroot materialen bevatte die op grond van de ISRI (Institute of Scrap Recycling Industries)-specificaties verboden zijn om uit te voeren, zoals beton, gas cilinders, hout en grote materialen. Verder was het gehalte onzuiverheden in het schroot hoger dan contractueel afgesproken met Acemar, namelijk voor de levering onder de tweede overeenkomst 3,8% en voor de eerste levering onder de derde overeenkomst 1,85% ten opzichte van de toegestane 0,75%. Riva verwijst naar rapporten van SGS, die foto’s zouden bevatten van de conditie van het schroot tijdens het uitladen en foto’s van onzuiverheden. Riva voert aan dat de kwaliteit van het schroot één van de essentialia van de Raamovereenkomst betreft, dat uit de rapporten van SGS blijkt dat de lading schroot niet aan de overeenkomst voldeed, en dat er dus sprake is van een wezenlijke tekortkoming die gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
5.12.
In reactie hierop voert Theo Steil het volgende aan. De conformiteit van het schroot moet worden beoordeeld naar het moment van risico-overgang. Gelet op de FOB levering, was dat op het moment van laden in Dordrecht en niet bij aankomst in Marokko. Link, een onafhankelijk en door partijen wederzijds aangewezen inspectiebedrijf, heeft de conformiteit van het schroot in Dordrecht vastgelegd en gecertificeerd in haar Certificates of Quality. De inspecteur van Link was tijdens de gehele belading aan boord. Daarmee staat de kwaliteit van het geleverde materiaal tussen partijen vast.
Het materiaal op de door Riva overgelegde foto’s (ook in het rapport van SGS) is niet van Theo Steil afkomstig. Een vertegenwoordiger van Riva, de heer [persoon A] , heeft toezicht gehouden op de laadoperatie, waarbij een grijper het schroot van de kade pakte en een bulldozer het schroot in het schip gelijkmatig verdeelde en aandrukte. Hij was als kwaliteitsinspecteur deskundig op dit gebied en heeft niet ingegrepen. Dit betekent dat het schroot niet zo slecht was als Riva nu beweert. SGS was geen bekende partij bij de overeenkomst tussen Theo Steil en Riva. Riva had dus onderzoek naar het ontvangen schroot moeten laten verrichten door Link. Op 22 maart 2023 was het schip (de [schip 3] ) aangekomen in Marokko en pas op 2 april 2023 was het lossen gereed.
5.13.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 73 WKV bepaalt voor een overeenkomst strekkende tot opeenvolgende afleveringen van zaken dat, als een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen ten aanzien van een van de afleveringen door een van de partijen aan de wederpartij gegronde reden geeft om te concluderen dat er ten aanzien van de toekomstige afleveringen een wezenlijke tekortkoming zal plaatsvinden, zij de overeenkomst voor de toekomst ontbonden kan verklaren, als zij dat binnen een redelijke termijn doet.
Op grond van artikel 25 WKV is een tekortkoming wezenlijk, als zij leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien.
Op grond van artikel 7 WKV moet bij de uitleg van dit verdrag rekening worden gehouden met het internationale karakter ervan en met de noodzaak eenvormigheid in de toepassing ervan en naleving van de goede trouw in de internationale handel te bevorderen.
Ingevolge artikel 9 WKV moet ook worden gekeken naar de gebruiken tussen partijen bij wat zij zijn overeengekomen.
5.14.
Ten aanzien van de kwaliteit zijn partijen in de
financeovereenkomsten het volgende overeengekomen:
“A) 10 000 MT UP TO 11 000 MT +/- 10 PERCENT (AT SELLER’S OPTION)
HMSl/2 STEEL SCRAP MIXED WITH AN APPROXIMATE RATIO OF 80 % HMS 1 AND 20 % HMS 2
AS PER US ISRI 200/201/202 AND 208/204”
Gelet op de FOB levering moet de conformiteit van het schroot worden beoordeeld op het moment van laden in Dordrecht. Ook in de
financeovereenkomst staat vermeld dat de conformiteit van het schroot moet worden beoordeeld in de laadhaven door Link. Link heeft de kwaliteit van het schroot echter niet grondig gecontroleerd en alleen een steekproefsgewijze controle uitgevoerd. Dit bevestigt Link in haar rapporten met de volgende disclaimer:
“Our findings are valid at time and place of inspection only, are subject to the limits of random inspection and do not exonerate the supplier from their contractual obligations.”
Dit maakt dat het oordeel van Link niet doorslaggevend is bij de beoordeling of het geleverde schroot aan de ISRI kwaliteitsnorm voldoet. Partijen zijn het erover eens dat wat zij zijn overeengekomen ten aanzien van de beoordeling van de conformiteit van het schroot in de
financeovereenkomst van 1 maart 2023, bindend is tussen Acemar en Riva. Zoals opgenomen in de
financeovereenkomst moest Riva problemen met de kwaliteit van het schroot echter regelen met Theo Steil:
“For any quality/quantity claims (...) buyer should settle such claims directly with supplier”.
Riva heeft zich dan ook terecht tot Theo Steil gewend toen SGS constateerde dat er problemen waren met de kwaliteit van het schroot.
5.15.
SGS is een wereldwijd opererend bedrijf. Uit het rapport van SGS blijkt dat het schroot dat zij hebben geïnspecteerd meer onzuiverheden bevatte dan contractueel is toegestaan. Ook zaten er verboden materialen zoals gasflessen in. Partijen zijn het er over eens dat als het om gesloten gasflessen gaat dit absoluut verboden is. Of de gasflessen gesloten waren blijkt onvoldoende uit het SGS-rapport. Uit het rapport blijkt evenmin sluitend dat het vervuilde schroot van Theo Steil afkomstig is.
Theo Steil heeft gemotiveerd betwist dat het schroot op de foto’s in het SGS-rapport en die haar door Riva per WhatsApp waren toegestuurd van haar is. Zij voert aan dat het schroot bij de belading in Duitsland al wordt gecontroleerd door Link en een vertegenwoordiger van Riva, dat niet duidelijk is wat er met het schip en het materiaal is gebeurd na de belading door Theo Steil en dat het lossen van de lading onder de tweede overeenkomst vrij lang heeft geduurd (van 22 maart 2023 tot 2 april 2023).
Uit het rapport blijkt dat het lossen van de lading onder de tweede overeenkomst enige tijd heeft stilgelegen en de [schip 3] enige dagen van de ligplaats weg was
(“Vessel shifted to anchorage 25.03.2023 at 14.30/Vessel re-berthed 30.03.2023 at 15.56”).
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Theo Steil zal de rechtbank Riva overeenkomstig artikel 150 Rv opdragen haar stelling te bewijzen, dat het door Theo Steil geleverde schroot minimaal de hiervoor in 5.11 genoemde percentages aan onzuiverheden bevatte en/of dat er materialen die op grond van de ISRI-specificaties verboden zijn aanwezig waren in de lading schroot die van Theo Steil afkomstig was en dat dit reeds zo was bij belading in Dordrecht, het moment van risico-overgang bij FOB.
5.16.
Als Riva bewijst dat de lading met minimaal de hiervoor in 5.11 genoemde percentages aan onzuiverheden en/of verboden materialen afkomstig was van Theo Steil, dan is sprake van een wezenlijke tekortkoming van Theo Steil in de nakoming van haar verplichting. Riva mocht dan op grond daarvan concluderen dat Theo Steil bij de tweede en derde levering van de derde overeenkomst opnieuw wezenlijk tekort zou schieten omdat het schroot, zoals Theo Steil zelf aanvoert, van dezelfde grote stapel kwam. Zij mocht op grond daarvan de derde overeenkomst wat die leveringen betreft ontbinden, als zij dit binnen een redelijke termijn aan Theo Steil had laten weten.
5.17.
Op grond van artikel 36 lid 1 WKV is de verkoper in overeenstemming met de overeenkomst en het WKV aansprakelijk als de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het tijdstip waarop het risico op de koper overgaat, ook al blijkt zulks eerst daarna. Op grond van artikel 39 lid 1 WKV verliest de koper echter het recht zich erop te beroepen dat geleverde zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, als hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt. Wat een redelijke klachttermijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval, in het bijzonder van de aard van de geleverde zaken, de aard van het vermeende gebrek, de situatie van partijen bij de overeenkomst en relevante gebruiken in de branche.
5.18.
Volgens Theo Steil heeft Riva niet binnen een redelijke termijn aan haar laten weten dat het schroot niet aan de overeenkomst beantwoordde. Theo Steil stelt daartoe het volgende. Omdat ten aanzien van de tweede overeenkomst de lossing van het schroot op 22 maart 2023 was begonnen en pas elf dagen later, op 2 april 2023, was voltooid, had Riva voldoende tijd om in die periode te klagen en om Theo Steil uit te nodigen om langs te komen om de lading te inspecteren, zoals gebruikelijk is. Riva heeft dit niet gedaan en is gewoon verder gegaan met lossen. Pas achteraf heeft Riva foto’s gestuurd van het zogenaamd geloste materiaal. Dit is te laat. Ten aanzien van de eerste levering onder de derde overeenkomst betoogt Theo Steil dat Riva nooit heeft geklaagd, niet schriftelijk en niet in persoon en het SGS rapport van 20 april 2023 is pas in deze procedure gedeeld met Theo Steil, dat is volgens haar ook te laat.
5.19.
Met Riva oordeelt de rechtbank dat zij ten aanzien van de tweede overeenkomst wel binnen een redelijke termijn aan Theo Steil heeft laten weten dat het schroot in haar ogen gebrekkig was. Het schroot onder de tweede overeenkomst is in Marokko aangekomen op 22 maart 2023 en die dag is de lossing aangevangen. Het is niet helemaal duidelijk wat er in de tussentijd is gebeurd, maar het lossen was klaar op 2 april 2023. Zoals volgt uit de overgelegde WhatsApp-berichten heeft Riva direct na de voltooiing van het lossen, op 3 april 2023, toen SGS haar onderzoek had afgerond, geklaagd:
Riva:
“Harry, I hope you’re well.
Last shipment was full of dangerous material”
Theo Steil:
“Hi [naam] ,
Not good. Any “real”- ones? I mean full?”
Riva:
“Some of them yes, but we have to check all of them. The cargo was
flagged”
Theo Steil:
“Flagged?”
Riva:
“Yes means will be deeply checked, that means allot of extra costs
We were expecting to move it directly to the production”
Theo Steil:
“Understood. As you know our guys are instructed to check carefully. And to be
honest, I didnt notice during loading. Did you?”
Riva:
“I saw some pieces but I wasn't fully there”
Ook blijkt daaruit dat Riva het rapport van SGS van 4 april 2023 dezelfde dag met Theo Steil heeft gedeeld.
5.20.
Hoewel Theo Steil uit de mededeling van Riva per WhatsApp op 5 april 2023
“we need to speak before the loading of next vessel”niet hoefde te begrijpen dat Riva haar verplichtingen ten aanzien van de tweede en derde levering onder de derde overeenkomst wilde opschorten, blijkt uit die mededeling wel dat Riva overleg wenste en tussen partijen staat vast dat dit overleg een dag later heeft plaatsgevonden. De inhoud van het SGS-rapport was toen bij partijen bekend. Dat Riva Theo Steil daarbij niet direct aansprakelijk heeft gesteld, maakt niet dat zij niet heeft geklaagd. Zoals Riva heeft uitgelegd, deed zij dit niet omdat zij de verhouding tussen partijen goed wilde houden en erop vertrouwde dat partijen er onderling zouden uitkomen. Ook daarna hebben partijen nog met elkaar gesproken over een oplossing.
Dat de heer [persoon B] die namens Riva aan boord was bij het laden van de [schip 3] toen niet heeft geprotesteerd tijdens het laden, zoals Theo Steil aanvoert, maakt niet dat Riva de redelijke termijn heeft overschreden. Het is aannemelijk dat pas bij grondiger inspectie door SGS bleek dat het schroot qua vervuiling niet conform was. Riva heeft Theo Steil daar vervolgens direct van op de hoogte gebracht. Nu aangenomen kan worden dat Riva heeft geklaagd over de non-conforme levering onder de tweede overeenkomst, is verder niet van belang of Riva het SGS-rapport betreffende de eerste levering onder de derde overeenkomst aan Theo Steil (tijdig) heeft toegezonden. Beide leveringen kwamen immers uit dezelfde stapel en beide partijen hebben op de zitting verklaard dat er ook na die laatste levering gesprekken hebben plaatsgevonden tussen Riva en Theo Steil, waarin is gesproken over een commerciële oplossing omdat er ontevredenheid was bij Riva.
5.21.
Als niet vast komt te staan dat het geleverde schroot materialen bevatte die op grond van de ISRI-specificaties verboden waren, noch dat het schroot minimaal de hiervoor in 5.11 genoemde percentages van onzuiverheden bevatte, was geen sprake van een wezenlijke tekortkoming in de nakoming door Theo Steil en kon Riva de overeenkomst ten aanzien van de tweede en derde levering onder de derde overeenkomst niet ontbinden. Omdat Riva evenmin rechtsgeldig een beroep op opschorting heeft gedaan, had zij haar afname- en betalingsverplichting uit de derde overeenkomst ten opzichte van Theo Steil moeten nakomen en Theo Steil de vereiste en benodigde informatie moeten sturen met betrekking tot de tweede en derde levering. Omdat Riva dat niet had gedaan, kon Theo Steil niet tot levering van het schroot overgaan en mocht Theo Steil ter beperking van haar schade in de zin van artikel 77 WKV het schroot verkopen aan een derde. Omdat Theo Steil de resterende partij schroot pas op 5 juni 2024 aan een derde heeft verkocht - toen Riva ondanks herhaald verzoek nog steeds geen schepen had genomineerd - is van schuldeisersverzuim geen sprake. Riva moet de schade die Theo Steil daardoor heeft geleden vergoeden.
schade Theo Steil
5.22.
Theo Steil stelt dat zij door het nalaten van Riva, de partijen schroot niet kon leveren. De schade die zij daardoor heeft geleden bestaat volgens Theo Steil uit gemaakte kosten en gederfde winst, omdat zij het schroot voor een lagere prijs aan een derde heeft moeten verkopen.
Theo Steil onderbouwt de hoogte van de schade als volgt:
Riva heeft zich verbonden tot afname en betaling van de totale koopprijs van
€ 8.976.450,00:
- 14.000 Mt x 1,05 = 14.700 Mt x € 400,00 = € 5.880.000,00
- 2.500 Mt x 1,05 = 2.625 Mt x € 420,00 = € 1.102.500,00
- 4.500 Mt x 1,05 = 4.725 Mt x € 422,00 = € 1.993.950,00
Hiervan heeft Theo Steil geleverd en Riva afgenomen en betaald: 6.323,410 Mt x
€ 400,00 = € 2.529.364,00. In totaal is Riva dus tekortgeschoten in haar afname- en betalingsverplichting van de tweede en derde leveringen van € 6.447.086,00.
De leveringscondities waren ook anders (Theo Steil en Riva FOB -> kosten voor het verschepen zijn voor de koper van de goederen/Theo Steil en Habas CFR -> verkoper moet zorgen dat de goederen aankomen in de haven van bestemming die met de koper is afgesproken). De vrachtprijs voor het vervoer van de tussen Theo Steil en Habas overeengekomen lading was USD 19,50 per Mt. Dit verschil moet worden rechtgetrokken. Daarom moet de vrachtprijs voor het transport aan Habas worden afgetrokken van de koopprijs: CFR prijs -/-vrachtprijs = FOB prijs:
- USD 377,50 - USD 19,50 = USD 358,00
- USD 397,50 - USD 19,50 = USD 378,00
- USD 397,50 - USD 19,50 = USD 378,00
Het valutarisico heeft Theo Steil afgedekt tegen een koers van 1,0738. Deze koers moet daarom worden toegepast bij het omrekenen in het kader van het vaststellen van de schadevergoeding. De opbrengst van de verkoop aan Habas van het niet afgehaalde tonnage door Riva was € 5.380.102,11 (USD 5.777.153,65 x 1,0738).
De schade van Theo Steil is het verschil tussen de resterende koopsom van Riva minus de opbrengst van de verkoop aan Habas, dus € 1.066.983,89.
5.23.
Op grond van artikel 74 WKV bestaat de schadevergoeding wegens een tekortkoming van een partij uit een bedrag gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst, die door de andere partij als gevolg van de tekortkoming wordt geleden.
Pas op de mondelinge behandeling heeft Riva aangevoerd dat Theo Steil de doorberekende vrachtprijs en de afdekking van het valutarisico niet heeft onderbouwd. Dat is te laat, omdat Riva de hoogte van de schade op zichzelf in eerste instantie niet heeft betwist. Als Riva van mening was, dat Theo Steil haar schade onvoldoende had onderbouwd, had zij dat verweer eerder moeten voeren. Gelet op de communicerende vaten van stellen en betwisten, hoefde Theo Steil de schade niet extra te onderbouwen.
in reconventie
5.24.
Riva vordert schadevergoeding van Theo Steil op grond van wanprestatie wegens gebrekkige kwaliteit en een ongeldig EUR 1 certificaat.
schade wegens gebrekkige kwaliteit
5.25.
Ten aanzien van de gebrekkige kwaliteit van de leveringen is in conventie al geoordeeld dat Riva dit moet bewijzen. Als Riva slaagt in dit bewijs en Theo Steil dus is tekortgeschoten in de nakoming van beide overeenkomsten, heeft Riva op grond van artikel 45 WKV recht op schadevergoeding.
5.26.
Riva onderbouwt haar schade als volgt.
Riva kwam 15.000 Mt aan materialen tekort om te leveren aan haar klanten. Om de schade te beperken, heeft zij de materialen elders moeten aanschaffen voor een hogere prijs. Tegen de gemiddelde wisselkoers in april en mei 2023 van 1 MAD (Marokkaanse Dirham) =
€ 0,090325 heeft Riva voor de 15.000 Mt schroot gemiddeld € 410,78 per Mt schroot betaald. Dit is € 10,78 duurder per Mt schroot ten opzichte van het bedrag van € 400,00 per Mt dat zij aan Theo Steil had moeten betalen. Riva vordert het verschil van Theo Steil, wat neerkomt op een totaalbedrag van € 161.700,00 (15.000 x € 10,78). Verder vordert Riva
€ 445.692,62 aan kosten voor het reinigen, filteren en schoonmaken van het schroot dat Theo Steil had geleverd op 2 en 14 april 2023.
5.27.
Theo Steil betwist de hoogte van de gevorderde schade. Volgens Theo Steil kan de onduidelijke tabel waarin willekeurige hoeveelheden en prijzen worden opgesomd niet als bewijs dienen dat Riva 15.000 Mt aan materialen tekort kwam om te leveren aan haar klanten en dat zij deze materialen daarom elders heeft moeten aanschaffen voor een hogere prijs. De facturen laten alleen zien dat Riva “gemixt staal” heeft aangeschaft, maar niet dat het staal ter vervanging dient van het schroot dat Riva eerder bij Theo Steil had gekocht en ook niet dat het om hetzelfde type schroot gaat. Daarnaast is de staalprijs sinds eind maart 2023 aanzienlijk gedaald en is het daarom onwaarschijnlijk dat Riva het schroot elders heeft moeten aanschaffen voor een hogere prijs. Waarschijnlijk kon Riva het schroot elders juist goedkoper inkopen (wat mogelijk verklaart waarom Riva haar verplichtingen onder de derde overeenkomst met Theo Steil, die was gesloten tijdens de piek van de staalprijs, niet is nagekomen).
Volgens Theo Steil kan door het gebrek aan gedetailleerde en verifieerbare informatie, de onbekende ondertekenaar en het ontbreken van onafhankelijk bewijs, de opgestelde verklaring van (vermoedelijk) een medewerker van Riva niet als overtuigend bewijs worden beschouwd voor de gevorderde kosten van € 460.000,00 voor het filteren en schoonmaken van het schroot. Het is bovendien opmerkelijk dat de kosten pas twee jaar later, op 2 april 2025, zijn vastgesteld.
5.28.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Theo Steil draagt de rechtbank Riva overeenkomstig artikel 150 Rv op om haar stelling te bewijzen dat zij 15.000 Mt aan materialen heeft moeten aanschaffen voor een hogere prijs en dat zij € 460.000,00 aan kosten heeft gemaakt voor het filteren en schoonmaken van het schroot.
schade wegens ongeldig EUR 1 certificaat
5.29.
Volgens Riva heeft Theo Steil voor de FOB levering op 29 november 2022 een ongeldig EUR 1 certificaat afgegeven. De Marokkaanse douane hebben het certificaat in mei 2024 als ongeldig bestempeld. Riva is daarmee tekortgeschoten in haar verplichting in de overeenkomst tussen LS Alloys (de
financing companyvoor de betreffende levering van schroot) en Theo Steil. De gevorderde schade van € 179.201,95 bestaat uit een verwachte boete van de Marokkaanse douane van € 70.000,00 en uit kosten voor hogere belastingen en bijkomende kosten, in totaal een bedrag van 1.171.588 Marokkaanse Dirham (omgerekend
€ 109.201,95).
5.30.
Theo Steil betwist niet dat het verstrekken van een geldig EUR 1 certificaat onderdeel is van de gemaakte afspraken, maar wel dat zij daarin tekortgeschoten is en aansprakelijk is voor schade van Riva. Zij voert daartoe aan dat zij een geldig EUR 1 certificaat heeft verstrekt. De heffingen en kosten die de Marokkaanse douane vervolgens rekent, komen voor rekening en risico van Riva. Theo Steil beroept zich in dit verband op FOB-regel A7 en B9 uit het ICC reglement. Theo Steil heeft naar aanleiding van de discussie over het EUR 1 certificaat actie ondernomen en heeft Riva daar steeds van op de hoogte gehouden. Theo Steil heeft een zogenaamd INF 4-document aangevraagd bij de douane in Duitsland, waar de goederen zijn geproduceerd. De Duitse douane heeft gecontroleerd of de goederen voldoen aan de vereiste oorsprongsregels, heeft dat bevestigd en heeft een INF 4-document afgegeven. Theo Steil heeft het INF 4-document overhandigd aan de Nederlandse douane als bewijs ter herbeoordeling van de geldigheid van het verstrekte EUR 1 certificaat. Inmiddels heeft de Nederlandse douane vastgesteld dat het certificaat toch terecht was afgegeven. De Nederlandse douane heeft op 19 februari 2025 aan (de advocaat van) Theo Steil het volgende geschreven:
“Wat betreft de INF4 procedure in Duitsland, kan ik u vertellen dat wij inmiddels bericht
hebben ontvangen van de douaneautoriteiten in Duitsland dat de leveranciersverklaringen juist zijn bevonden. Wij zullen daarom zoals eerder afgesproken een brief naar Marokko sturen waarin staat dat achteraf toch is vastgesteld dat de desbetreffende goederen de preferentiële oorsprong EU hebben.”
5.31.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat tussen LS Alloys en Theo Steil is overeengekomen dat het verstrekken van een origineel EUR 1 certificaat een voorwaarde is voor betaling en levering. Ook staat vast dat Theo Steil dit certificaat heeft verstrekt, maar dat de Marokkaanse douane het in mei 2024 als ongeldig heeft bestempeld. Als op zichzelf niet betwist staat ook vast dat Riva een boete boven het hoofd hangt van € 75.000,00.
De door Theo Steil geschetste gang van zaken daarna heeft er echter toe geleid dat de Nederlandse douane na herbeoordeling heeft vastgesteld dat het schroot uit Europa kwam en dat het door haar verstrekte EUR 1 certificaat wel geldig was.
Met Theo Steil is de rechtbank van oordeel dat als de Marokkaanse douane bepaalde kosten, belastingen of boetes onterecht handhaaft, dit Theo Steil niet kan worden aangerekend. In zoverre komt de rechtbank terug op het tijdens de mondelinge behandeling gegeven voorlopige oordeel. In het door Theo Steil overgelegde ICC reglement met daarin uitleg over de Incoterms 2020 staat over import- en exportvergoedingen immers het volgende vermeld:
“EXPLANATORY NOTES FOR USERS
(...)
4. Export/import clearance-FOB requires the seller to clear the goods for export, where applicable. However, the seller has no obligation to clear the goods for import or for transit through third countries, to pay any import duty or to carry out any import customs formalities.
(…)
A THE SELLER'S OBLIGATIONS(…)
A7 Export/import clearance
(…)
b) Assistance with import clearance
Where applicable, the seller must assist the buyer, at the buyer's request, risk and cost, in obtaining any documents and/or information related to all transit/import clearance formalities, including security requirements and pre-shipment inspection, needed by any country of transit or the country of import.”
Gelet op deze FOB-regels, komt voornoemd handelen van de Marokkaanse douane niet voor rekening en risico van Theo Steil. De rechtbank acht de vordering van Riva tot vergoeding van schade wegens een ongeldig EUR 1 certificaat dan ook niet toewijsbaar.
in conventie en in reconventie
5.32.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan, zoals over de rente, de incassokosten, de proceskosten en het verzoek van Riva in conventie om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
draagt Riva op te bewijzen dat het door Theo Steil geleverde schroot minimaal de hiervoor in 5.11 genoemde percentages aan onzuiverheden bevatte en/of er materialen die op grond van de ISRI-specificaties verboden zijn aanwezig waren in de lading schroot die van Theo Steil afkomstig was en dat dit reeds zo was bij belading in Dordrecht, het moment van risico-overgang bij FOB,
in reconventie
6.2.
draagt Riva op de bewijzen dat zij 15.000 Mt aan materialen heeft moeten aanschaffen voor een hogere prijs en dat zij € 460.000,00 aan kosten heeft gemaakt voor het filteren en schoonmaken van het schroot,
in conventie en in reconventie
6.3.
bepaalt dat, als Riva het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op een terechtzitting van mr. P.C. Santema in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan Wilhelminaplein 100/125,
6.4.
bepaalt dat Riva, als zij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit op de rol van 19 november 2025 mag doen,
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema, mr. C. Sikkel en mr. S.H.L. Niessen en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025. Omdat de voorzitter niet in de gelegenheid is om het vonnis te ondertekenen is het vonnis ondertekend door de oudste rechter.
615/32/1573/3261