ECLI:NL:RBROT:2025:12860

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/10/702764 / KG ZA 25-691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-gehuwden over verdeling van de woning na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een kort geding tussen twee ex-gehuwden over de verdeling van hun gezamenlijke woning na hun echtscheiding. De rechtbank had eerder in een beschikking de echtscheiding uitgesproken en de woning onder voorwaarden aan de eiseres toebedeeld, met de verplichting tot taxatie. De eiseres vordert nu dat de gedaagde haar medewerking verleent aan de levering van haar aandeel in de woning, terwijl de gedaagde een vertrouwenspersoon naar de taxatie wil meenemen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat zij en hun advocaten bij de taxatie aanwezig zullen zijn. De taxatie heeft inmiddels plaatsgevonden en de gedaagde heeft aangegeven volledig mee te zullen werken aan de verdeling. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de eiseres gedeeltelijk toe, omdat de gedaagde na de taxatie heeft aangegeven dat zij bereid is om mee te werken aan de uitvoering van de beschikking. De rechter bepaalt dat de gedaagde binnen een maand na betekening van het vonnis haar medewerking moet verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan de eiseres, conform de eerdere beschikking van de rechtbank. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/702764 / KG ZA 25-691
Vonnis in kort geding van 4 september 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. F. Laros.
De zaak in het kort
In een beschikking van [maand] van dit jaar heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de woning van partijen onder voorwaarden aan [eiseres] toebedeeld. Daarbij is bepaald dat de woning opnieuw moet worden getaxeerd. Vervolgens is tussen partijen discussie ontstaan over het al dan niet meenemen door [gedaagde] van een vertrouwenspersoon naar de taxatie. Als gevolg daarvan is het proces stil komen te liggen. In dit kort geding vordert [eiseres] op grond van een vermeende afspraak uit 2023 en een oudere taxatie dat [gedaagde] meewerkt aan de levering van haar aandeel in de woning aan [eiseres] . [gedaagde] vordert dat zij een vertrouwenspersoon naar de taxatie van de woning mag meenemen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat partijen en hun advocaten bij de taxatie aanwezig zullen zijn. Nadien heeft de taxatie plaatsgevonden. Omdat [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat zij na taxatie volledig mee zal werken aan de in de beschikking vastgestelde wijze van verdeling, wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiseres] gedeeltelijk toe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2025, met producties 1 tot en met 9,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 3,
  • de aanvullende productie 10 van [eiseres] ,
  • de pleitaantekeningen van mr. Edelmann.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Partijen zijn toen overeengekomen dat de gemeenschappelijke woning in het bijzijn van partijen en hun advocaten zou worden getaxeerd. De zaak is vervolgens vier weken aangehouden. Bij brief van 7 augustus 2025 heeft mr. Edelmann bericht dat de woning inmiddels was getaxeerd. Daarbij heeft zij verzocht om vonnis te wijzen en uit te gaan van de recente taxatiewaarde. Het bureau van de voorzieningenrechter heeft mr. Laros op 8 en 21 augustus 2025 om een reactie verzocht. Omdat een reactie is uitgebleven, is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2009 met elkaar getrouwd.
2.2.
Bij beschikking van [scheidingsdatum] 2025 (hierna: de beschikking) heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Ook heeft de rechtbank de gemeenschappelijke woning aan [adres] , [postcode] in [plaats] (hierna: de woning) onder voorwaarden aan [eiseres] toebedeeld. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, overwogen en beslist:
“3.21. [eiseres] heeft ter zitting haar primaire verzoek verduidelijkt en gesteld dat partijen in 2023 overeenstemming hebben bereikt over de verdeling. Zij verzoekt daarom nakoming van de afspraken tussen partijen. [gedaagde] heeft de overeenstemming betwist.
3.22.
Het convenant dat [eiseres] heeft overgelegd is niet gedagtekend en door geen van beide partijen is ondertekend. [eiseres] heeft niet aangetoond dat partijen al overeenstemming hadden bereikt. Die kan ook niet worden afgeleid uit de overgelegde e-mail van 5 juli 2023. De rechtbank zal daarom hierna de verdeling vaststellen danwel de wijze van verdeling gelasten.
(…)
De woning en de hypothecaire geldlening
3.26.
Tussen partijen is in geschil of [eiseres] in de gelegenheid moet worden gesteld om de echtelijke woning over te nemen of dat deze (direct) moet worden verkocht. De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen om een overname van de woning nader te onderzoeken. De rechtbank zal de woning aan [eiseres] toedelen tegen een nog te taxeren waarde onder de volgende voorwaarden. [eiseres] dient uiterlijk drie maanden na de beschikkingsdatum schriftelijk en met bewijsstukken onderbouwd aan [gedaagde] te berichten of zij de woning kan overnemen tegen de nog te bepalen taxatiewaarde, waarbij zij aantoont dat:
l) [eiseres] de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij de hypotheekverstrekker geheel voor haar rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen en [gedaagde] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening(en);
2) [eiseres] de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit de taxatiewaarde verminderd met de hypothecaire schuld(en) op het moment van de notariële overdracht, aan [gedaagde] zal vergoeden.
Als [eiseres] op enig moment vóór het aflopen van deze termijn weet dat de overname van de woning niet mogelijk is voor haar, dient zij dat onmiddellijk te melden aan [gedaagde] . Indien [eiseres] de woning kan overnemen, dient de levering van de woning aan [eiseres] plaats te vinden uiterlijk één maand nadat [eiseres] schriftelijk heeft bericht dat zij de woning kan overnemen. Als de notariële levering aan [eiseres] en het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de geldlening niet uiterlijk vier maanden na de beschikkingsdatum heeft plaatsgevonden, zal de toedeling van de woning aan [eiseres] komen te vervallen en moet de woning worden verkocht. Omdat de woning recent nog niet is getaxeerd, zal dat nog moeten gebeuren. De rechtbank zal bepalen dat [gedaagde] binnen één week na de beschikkingsdatum drie onafhankelijke NVM- makelaars dient voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit [eiseres] er vervolgens binnen één week een kiest. Indien [gedaagde] niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is [eiseres] gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd [eiseres] niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de [gedaagde] gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen. Partijen dienen vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht te verstrekken aan de makelaar tot taxatie van de woning. Partijen dienen de kosten voor de taxatie bij helfte te dragen. Als blijkt dat [eiseres] het aandeel van [gedaagde] in de woning niet kan overnemen, zal de woning verkocht moeten worden aan een derde. Partijen dienen dan de reeds betrokken makelaar opdracht te geven tot verkoop van de woning. Hierna in het dictum zal de rechtbank nadere instructies geven ten aanzien van het verloop van die verkoop, waarbij de rechtbank zich grotendeels heeft gebaseerd op het door [gedaagde] verzochte spoorboekje, nu daartegen geen verweer is gevoerd. Daarbij geldt evenwel dat de rechtbank thans geen aanleiding ziet voor het opleggen van een dwangsom. De rechtbank gaat ervan uit dat beide partijen hun medewerking zullen verlenen aan het verkoopproces.
3.27.
In geval van overdracht van de woning aan [eiseres] , dient zij [gedaagde] de helft van de overwaarde te betalen en ervoor te zorgen dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De overwaarde dient te worden berekend door op de nog te taxeren waarde de hypotheeklening en de kosten van het transport van de woning in mindering te brengen. In het geval van verkoop en levering van de woning aan een derde, dienen partijen de overwaarde tussen hen te delen. Daarbij dienen partijen met de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening af te lossen en de verkoopkosten te voldoen.
(…)
4.4.
gelast de navolgende wijze van verdeling van de echtelijke woning:
I. deelt de woning toe aan [eiseres] tegen een nog door de hierna genoemde makelaar getaxeerde waarde onder de verplichting van [eiseres] om de helft van het verschil tussen de te taxeren waarde van de woning enerzijds en het restant van de hypothecaire geldlening en de kosten van het transport anderzijds aan [gedaagde] uit te keren en ervoor zorg te dragen dat [gedaagde] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening;
II. [gedaagde] dient binnen één week na afgifte van deze beschikking schriftelijk drie NVM makelaars aan [eiseres] te noemen, waarvan Van der Wind er binnen één week daarna schriftelijk één uitkiest. Deze makelaar wordt belast met de taxatie van de woning. Indien [gedaagde] niet binnen de termijn van één week drie makelaars voorstelt, is [eiseres] gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd [eiseres] niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is [gedaagde] gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
III. partijen geven binnen één week na bovenvermelde keuze aan deze makelaar de opdracht om de woning te taxeren tegen de actuele waarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
IV. bepaalt dat [eiseres] uiterlijk drie maanden na de beschikkingsdatum schriftelijk en met stukken onderbouwd aan [gedaagde] moet laten weten dat zij de woning kan overnemen, waarbij zij aantoont dat:
 [eiseres] de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij de hypotheekverstrekker geheel voor haar rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen en [gedaagde] zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening(en);
 [eiseres] de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit de taxatiewaarde verminderd met de hypothecaire schuld(en) op het moment van de notariële overdracht, aan [gedaagde] zal vergoeden;
V. de toedeling van de woning aan [eiseres] komt te vervallen, indien de notariële overdracht en het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening niet heeft plaatsgevonden uiterlijk vier maanden na de beschikkingsdatum;
VI. ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;”
2.3.
Tegen de beschikking is geen hoger beroep ingesteld. Op 2 juni 2025 is de beschikking ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] veroordeelt tot levering van haar aandeel in de woning tegen een taxatiewaarde van € 350.000,00 met bijbehorende hypothecaire beleggingsrekening van [eiseres] en dat [eiseres] aan [gedaagde] , nadat daarop het restant van de hypothecaire geldlening van € 170.320,00 in mindering is gebracht, een bedrag van € 89.840,00 dient te voldoen onder de voorwaarde dat de hypotheekgever [gedaagde] ontslaat van haar hoofdelijke verplichtingen in verband met de hypothecaire geldlening,
[gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis haar onvoorwaardelijke en onherroepelijke medewerking te verlenen aan de levering en overdracht van haar aandeel in de woning aan [eiseres] via de notaris, door haar handtekening te plaatsen op de akte van verdeling ten overstaan van een nog aan te wijzen notaris,
dat alles op verbeurte van een dwangsom per dag van € 1.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft daaraan haar medewerking te verlenen,
gelast dat indien [gedaagde] hieraan niet voldoet, dat het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats zal treden van haar handtekening onder de akte van verdeling,
bepaalt dat de notariskosten verband houdende met de overdracht van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiseres] door beide partijen ieder voor de helft moet worden voldaan,
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiseres] veroordeelt om te gehengen en te gedogen dat [gedaagde] een vertrouwenspersoon naar eigen keuze meeneemt naar de taxatie van de woning, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.4.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen van [eiseres] en de vordering van [gedaagde] worden deze hierna gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
Partijen hebben een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Het proces tot overdracht van het aandeel van [gedaagde] in de woning aan [eiseres] is door een discussie over de taxatie stil komen te liggen, terwijl het in hun beider belang is dat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap op korte termijn volledig wordt afgewikkeld.
4.3.
Er was discussie tussen partijen over de vraag of [gedaagde] een vertrouwenspersoon naar de taxatie mee mocht nemen. Tijdens (de schorsing van) de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de woning in het bijzijn van partijen en hun advocaten zou worden getaxeerd. Blijkens een door [eiseres] overgelegd taxatierapport van TOOS Taxaties van 4 augustus 2025 heeft die taxatie op 29 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij is de marktwaarde van de woning bepaald op € 350.000,00.
4.4.
Aangezien de taxatie heeft plaatsgevonden en [gedaagde] en haar advocaat daarbij aanwezig zijn geweest, heeft [gedaagde] geen belang meer bij haar vordering. Dit betekent dat de reconventionele vordering wordt afgewezen.
4.5.
[eiseres] grondt haar vorderingen (in conventie) op nakoming van een afspraak die partijen op 30 juni 2023 met elkaar zouden hebben gemaakt, inhoudende dat [eiseres] volledig eigenaar van de woning wordt. Volgens [eiseres] blijkt de afspraak uit een e-mail van haar advocaat van 5 juli 2023. Zij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht om de verdeling op grond van artikel 3:185 BW vast te stellen. In de beschikking heeft de rechtbank echter overwogen dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat partijen in 2023 overeenstemming hebben bereikt en dat dit ook niet blijkt uit de e-mail van 5 juli 2023. Dat is dezelfde e-mail waarop [eiseres] zich in dit kort geding baseert, dus de bodemrechter heeft dat beroep reeds beoordeeld en verworpen. Naar dit oordeel moet de voorzieningenrechter zich richten (de afstemmingsregel). Daarnaast miskent [eiseres] met haar beroep op de vermeende afspraak dat de rechtbank in de beschikking de wijze van verdeling van de woning reeds heeft gelast (zie hiervoor in 2.2.).
4.6.
In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij na taxatie van de woning volledig mee zal werken aan de wijze van verdeling zoals in de beschikking is vastgesteld. Hoewel de in de beschikking genoemde termijn van vier maanden voor de levering van het aandeel van [gedaagde] aan [eiseres] en het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid inmiddels is verstreken, en de toedeling van de woning aan [eiseres] daarmee strikt genomen is komen te vervallen (4.4. onder V. van de beschikking), heeft [gedaagde] laten weten dat [eiseres] na taxatie alsnog een poging kan doen om de woning tegen de getaxeerde waarde over te nemen op de wijze zoals door de rechtbank is bepaald. Dat is, gelet op de beslissingen en de wederzijdse belangen van partijen, een redelijke oplossing gelet op de inmiddels ontstane situatie. De vorderingen van [eiseres] worden dan ook gedeeltelijk toegewezen, waarbij wordt uitgegaan van een toebedeling van de woning aan haar conform de beschikking (3.27. en 4.4. onder IV. en VI.).
4.7.
De vorderingen onder 1 en 2 worden toegewezen, in die zin dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen een maand na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan [eiseres] . Omdat wordt uitgegaan van een toebedeling van de woning aan [eiseres] conform de beschikking, wordt in de veroordeling niets opgenomen over de taxatiewaarde, bijbehorende beleggingsrekening, de door [eiseres] aan [gedaagde] te betalen overwaarde en het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.8.
[eiseres] vordert onder 4 dat als [gedaagde] haar medewerking niet verleent, het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de akte van verdeling. Die vordering wordt toegewezen. Daarmee bestaat geen aanleiding voor het opleggen van de onder 3 gevorderde dwangsom. Los daarvan heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij na taxatie haar medewerking zal verlenen.
4.9.
[eiseres] vordert onder 5 dat de voorzieningenrechter bepaalt dat partijen ieder de helft van de notariskosten dienen te betalen. De vordering wordt afgewezen, omdat [eiseres] deze vordering niet heeft onderbouwd en deze op gespannen voet staat met de beschikking.
4.10.
In zaken tussen ex-echtgenoten is het uitgangspunt dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter ziet zowel in conventie als in reconventie geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De proceskosten worden dus gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen een maand na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan [adres] , [postcode] in [plaats] aan [eiseres] , een en ander conform de beschikking van deze rechtbank van [scheidingsdatum] 2025, door haar handtekening te plaatsen op de akte van verdeling ten overstaan van een nog aan te wijzen notaris,
5.2.
bepaalt dat, indien [gedaagde] niet voldoet aan de veroordeling in 5.1., dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] onder de akte van verdeling,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025. [2971/106]