ECLI:NL:RBROT:2025:12843

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/10/702876 HA RK 25-657
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rectificatie van persoonsgegevens in reclasseringsadvies

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 oktober 2025, wordt het verzoek van [verzoeker] tot rectificatie van persoonsgegevens in een reclasseringsadvies afgewezen. [verzoeker], die gedetineerd is en verblijft in een penitentiaire inrichting, verzocht de rechtbank om Inforsa, onderdeel van Stichting Arkin, te bevelen bepaalde passages in het reclasseringsadvies te rectificeren of te verwijderen. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de informatie in het advies onjuist was en dat het Openbaar Ministerie op basis van dit advies had besloten zijn voorwaardelijke vrijlating uit te stellen.

De rechtbank oordeelt dat rectificatie op grond van artikel 16 van de AVG alleen mogelijk is als de onjuistheid van de persoonsgegevens eenvoudig en objectief kan worden vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de door [verzoeker] aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om tot rectificatie over te gaan. De rechtbank wijst erop dat de passages in het reclasseringsadvies niet als onjuist kunnen worden aangemerkt, omdat deze in de context van het gehele advies moeten worden bezien. Bovendien is het niet aangetoond dat de informatie in het advies niet correct is.

De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.737,00. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A.C. Rop.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/702876 / HA RK 25-657
Beschikking van 16 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
verblijfplaats: PI Krimpen aan den IJssel,
verzoeker,
advocaat: mr. E. Barten,
tegen
STICHTING ARKIN (GGZ Reclassering Inforsa),
vestigingsplaats: Amsterdam,
verweerster,
advocaat: mr. C. Velink.
Partijen worden hierna [verzoeker] en Inforsa genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
[verzoeker] is gedetineerd en verblijft in een penitentiaire inrichting. Het Openbaar Ministerie heeft op 15 april 2025 besloten dat de beslissing over het voorwaardelijk in vrijheid stellen van [verzoeker] voor een periode van honderdvijftig dagen wordt uitgesteld. Dit besluit is mede gebaseerd op een door Inforsa opgesteld reclasseringsadvies. [verzoeker] is het niet eens met verschillende onderdelen van dat advies, omdat de verzamelde informatie en gegevens die over hem zijn aangehaald en overgelegd aan het Openbaar Ministerie onjuist zijn. Aangezien Inforsa het advies op verzoek van [verzoeker] niet heeft willen rectificeren, verzoekt [verzoeker] de rechtbank in deze procedure om Inforsa te bevelen het advies te rectificeren, dan wel bepaalde passages te verwijderen uit het reclasseringsadvies. Inforsa voert verweer. De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] af. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 2 juli 2025, met bijlagen 1 tot en met 7;
- het verweerschrift van 3 september 2025, met bijlagen 1 tot en met 3;
- de mondelinge behandeling op 16 september 2025;
- de pleitnotitie van mr. Barten.

3.De beoordeling

Twee opmerkingen vooraf
3.1.
[verzoeker] richt zijn verzoek tot “GGZ Reclassering Inforsa” als verwerende partij. Inforsa heeft in haar verweerschrift uitgelegd dat GGZ Reclassering Inforsa onderdeel is van Stichting Arkin. Vervolgens richt de advocaat van [verzoeker] zich in haar pleitnotitie tot Stichting Arkin als verwerende partij. De rechtbank begrijpt hieruit dat [verzoeker] heeft bedoeld om zijn verzoek te richten tegen Stichting Arkin, meer specifiek tegen GGZ Reclassering Inforsa. Aangezien Stichting Arkin hier blijkbaar geen bezwaar tegen heeft, houdt de rechtbank het ervoor dat het verzoek van [verzoeker] is gericht tegen Stichting Arkin, waar GGZ Reclassering Inforsa onderdeel van is. Dit is al verwerkt in de kop van deze beschikking.
3.2.
[verzoeker] baseert het grootste deel van zijn verzoek op artikel 16 AVG. Op grond van artikel 16 AVG heeft een betrokkene recht om onverwijlde rectificatie van de verwerkingsverantwoordelijke te verkrijgen als de van hem betreffende persoonsgegevens onjuist zijn. Artikel 16 is niet bedoeld om indrukken, meningen, onderzoeksresultaten en conclusies waarmee een betrokkene zich niet kan verenigen te rectificeren of te verwijderen. Een verzoek tot rectificatie op grond van artikel 16 AVG kan alleen worden toegewezen als de gebruikte persoonsgegevens onjuist zijn. Die onjuistheid moet bovendien eenvoudig en objectief zijn vast te stellen. Of het reclasseringsadvies qua gevolgde werkwijze zorgvuldig tot stand is gekomen, staat in deze procedure niet ter beoordeling. De argumenten die [verzoeker] daarover aanvoert, kunnen dus niet tot toewijzing van het verzoek leiden.
Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen
Onderdeel 1 van het verzoek
3.3.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank in de eerste plaats om Inforsa te bevelen om de passage in het reclasseringsadvies “
nadat hij haar mogelijk eerder in een club in Rotterdam heeft gedrogeerd” te rectificeren. [verzoeker] stelt dat er inmiddels een onherroepelijk arrest door het Gerechtshof Den Haag is gewezen en dat de geciteerde passage niet overeenkomt met wat in dat arrest bewezen is verklaard. De passage hoort volgens [verzoeker] dan ook niet thuis in een actueel reclasseringsadvies.
3.4.
De passage waar het hier om gaat, maakt deel uit van paragraaf 3 ‘Analyse van het delict’ van het reclasseringsadvies. Die paragraaf begint met een verwijzing naar het arrest van het Gerechtshof van 17 februari 2022. Vervolgens volgt een als zodanig herkenbaar lang citaat uit een eerder reclasseringsadvies uit augustus 2019 waar de passage deel van uitmaakt. Dat citaat begint met “Betrokkene zou volgens verklaringen in het proces-verbaal”. Verder is in dat citaat onder meer ook vermeld: “Betrokkene zegt dat hij nooit in Club Blue is geweest en dat hij het slachtoffer dus niet heeft kunnen drogeren.” De passage is in het reclasseringsadvies dus niet gepresenteerd als een op zichzelf staand persoonsgegeven, maar moet worden bezien in de context van de hele paragraaf en het daarin opgenomen gehele citaat uit het reclasseringsadvies van augustus 2019. In dat licht zou er alleen reden kunnen zijn voor rectificatie als de passage waar het hier om gaat onjuist zou zijn geciteerd uit het reclasseringsadvies van augustus 2019. Dat is echter niet gesteld en aan de rechtbank ook niet gebleken. Voor rectificatie van deze passage bestaat dus geen grond.
Onderdeel 2 van het verzoek
3.5.
Ten tweede verzoekt [verzoeker] om Inforsa te bevelen de politiemeldingen die geleid hebben tot een seponering die zijn opgenomen in het reclasseringsadvies, te verwijderen op grond van artikel 17 lid 1 van de AVG. Hij legt daaraan ten grondslag dat deze meldingen niet thuishoren in het reclasseringsadvies.
3.6.
De rechtbank is met Inforsa van oordeel dat op dit punt de uitzondering van artikel 17 lid 3 onder b van de AVG van toepassing is. Eén van de wettelijke taken van Inforsa is om onderzoek te doen naar en het geven van voorlichting en advies over personen die worden verdacht van of zijn veroordeeld wegens een strafbaar feit, ten behoeve van te nemen beslissingen inzake de vervolging, afdoening, berechting of de tenuitvoerlegging van straffen of maatregelen. Inforsa adviseert het Openbaar Ministerie over beslissingen over voorwaardelijke invrijheidsstelling. De verwerking van persoonsgegevens is dan ook noodzakelijk voor het kunnen nakomen van haar wettelijke plicht en om haar taak van algemeen belang te vervullen, namelijk het waarborgen van de veiligheid van de samenleving. De politiemeldingen vormen een onmisbaar onderdeel van de te verzamelen informatie ten behoeve van de beeldvorming over [verzoeker].
Onderdeel 3 van het verzoek
3.7.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank verder om Inforsa te bevelen om het boete-overzicht van het CJIB dat in het reclasseringsadvies is opgenomen te rectificeren. [verzoeker] stelt dat in het reclasseringsadvies ten onrechte een boete-overzicht van 16 december 2024 is gebruikt. Volgens [verzoeker] is dit boete-overzicht niet meer actueel, aangezien hij de boete begin 2025 heeft betaald. Ter onderbouwing heeft [verzoeker] een brief van 15 april 2025 van het CJIB overgelegd, waaruit blijkt dat er geen boetes meer openstaan.
3.8.
Niet uit te sluiten is dat de boete van € 559,- die volgens het reclasseringsrapport open stond, al was betaald op het moment dat het reclasseringsrapport op 31 januari 2025 werd uitgebracht. [verzoeker] heeft dat echter niet aannemelijk gemaakt met de brief van het CJIB van 15 april 2025, omdat daarin alleen de stand van zaken per die datum is vermeld en niet de stand van zaken op 31 januari 2025. Hij heeft dat ook verder niet aannemelijk gemaakt, ook niet naar aanleiding van het verweerschrift waarin ook al staat dat de brief van het CJIB niet de situatie op 31 januari 2025 weergeeft. Het verzoek is ook op dit punt niet toewijsbaar.
Onderdeel 4 van het verzoek
3.9.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om Inforsa te bevelen om een passage in het reclasseringsadvies waarin een gesprek met een medewerkster van de gemeente Capelle aan den IJssel is weergegeven te rectificeren. In die passage staat dat die medewerkster heeft aangegeven dat het haar heeft verbaasd dat de woonlasten van [verzoeker] zijn doorbetaald en dat [verzoeker] eerder in beeld is geweest voor woningontruiming wegens achterstallige huurbetaling. [verzoeker] heeft een e-mail van de betreffende medewerkster van de gemeente waarin zij schrijft dat haar verbazing op een andere manier is verwoord dan zij oorspronkelijk heeft bedoeld. Volgens [verzoeker] blijkt hieruit dat bewoordingen van ambtenaren worden verdraaid om hem in een negatief daglicht te stellen.
3.10.
Rectificatie op grond van artikel 16 van de AVG is alleen aan de orde als de gestelde onjuistheid objectief en eenvoudig kan worden vastgesteld. In dit geval kan op basis van de overgelegde stukken niet worden vastgesteld wat er precies is besproken in het telefoongesprek tussen de reclassering en de medewerkster van de gemeente Capelle aan den IJssel. Daarom kan niet eenvoudig en objectief worden vastgesteld dat de weergave van dat gesprek in het reclasseringsrapport onjuist is. Daar komt nog bij dat wel een e-mail van de medewerkster van de gemeente Capelle aan den IJssel is overgelegd maar niet de e-mail van de advocaat van [verzoeker] waarop zij reageert. Daardoor is onbekend welke vraag er is gesteld en of daarmee, al dan niet onbedoeld, een zekere sturing is gegeven.
Onderdeel 5 van het verzoek
3.11.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank tot slot om Inforsa te bevelen om de passage waarin staat dat [verzoeker] niet heeft gereageerd op het reclasseringsadvies te rectificeren. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij door een landelijke telefoonstoring vanaf 1 februari 2025 niet op het reclasseringsadvies kon reageren.
3.12.
Vast staat dat [verzoeker] niet heeft gereageerd op het reclasseringsadvies voordat dat werd uitgebracht. Dat is ook wat er in het reclasseringsadvies is vermeld, zodat het reclasseringsadvies op dit punt niet onjuist is. Dat Inforsa niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het advies omdat [verzoeker] geen kans zou hebben gehad om op het reclasseringsadvies te reageren, hoeft - zoals in overweging 3.1. is overwogen - in deze procedure niet te worden beoordeeld.
Conclusie
3.13.
Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen.
Proceskosten
3.14.
[verzoeker] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Inforsa worden begroot op:
- griffierecht € 331,00
- salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief II à € 614,00 per punt)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.737,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek af;
4.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 1.737,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] de proceskosten niet op tijd betaalt en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
verklaart de proceskostenverdeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Rop en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
3965/3349/2819