ECLI:NL:RBROT:2025:12798

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/5647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid met betrekking tot het ontwikkelproject Gezondheidspark Middenzone Dordrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 november 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht. Eiseres, Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V., had op basis van de Wet open overheid (Woo) verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot het ontwikkelproject Gezondheidspark Middenzone Dordrecht. Het college had in eerdere besluiten een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar had ook documenten geweigerd op grond van verschillende uitzonderingsgronden van de Woo. Eiseres stelde dat het college niet voldoende inzicht had gegeven in de zoekslag naar documenten en dat er documenten ontbraken. De rechtbank oordeelde dat het college in het bestreden besluit niet had aangetoond hoe de zoekslag was verricht, waardoor het besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat het college in de beroepsfase de zoekslag alsnog voldoende inzichtelijk had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd documenten openbaar te maken op grond van de bescherming van het goed functioneren van de gemeente en de vertrouwelijkheid van interne overleggen. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het college werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/5647

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 november 2025 in de zaak tussen

Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V., eiseres

(gemachtigden: mr. R. Molenaar-Wingens en mr. L. Szuhai),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, het college
(gemachtigden: mr. P.M. Smits en mr. M.C.T.M. Sonderegger).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 12 oktober 2023 (deelbesluit I) heeft het college beslist op het verzoek van eiseres van 5 juni 2023 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo) en daarbij documenten (ten dele) openbaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 16 november 2023 (deelbesluit II) heeft het college nog meer documenten (ten dele) openbaar gemaakt.
1.3.
Eiseres heeft tegen beide deelbesluiten bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 26 april 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard en berichten die via privé emailadressen, Whatsapp en sms door ambtenaren zijn verzonden aanvullend openbaar gemaakt. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Het college heeft de stukken waarvan het de openbaarmaking (deels) heeft geweigerd overgelegd en met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank verzocht te bepalen dat uitsluitend zij kennis mag nemen van de stukken. Op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb is de in het vijfde lid bedoelde toestemming van rechtswege verleend, zodat de rechtbank kennis kan nemen van de stukken.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, vergezeld door [persoon A] en [persoon B] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ook is namens het college verschenen [persoon C] .

Totstandkoming van het besluit

2. De achtergrond van deze zaak is de volgende. Het college heeft in 2019 een groot ontwikkelproject, genaamd Gezondheidspark Middenzone Dordrecht, in de markt gezet. Hiervoor heeft het college met eiseres een ontwikkelovereenkomst gesloten. Over deze overeenkomst is tussen partijen een geschil ontstaan. Daarover loopt een civiele procedure.
2.1.
Op 5 juni 2023 heeft eiseres het college op grond van de Woo verzocht om openbaarmaking van informatie. Eiseres heeft verzocht om toezending van de volgende informatie:
Alle informatie – waaronder maar niet beperkt tot correspondentie, adviezen en gespreksverslagen – betreffende de Ontwikkelovereenkomst. In het bijzonder, maar niet uitsluitend alle informatie, correspondentie en gespreksverslagen over de totstandkoming, uitvoering, nakoming en (gepretendeerde) beëindiging van de Ontwikkelovereenkomst en de daarin voorziene vervolgovereenkomsten (de verkoop-/realisatieovereenkomst van de grond voor het Project en de koopovereenkomst van de bestaande parkeergarage);
Alle informatie – waaronder maar niet beperkt tot correspondentie, adviezen en gespreksverslagen – betreffende omgevingsmanagement door de gemeente inzake het Project;
Alle informatie – waaronder maar niet beperkt tot correspondentie, adviezen en gespreksverslagen – betreffende contact tussen de Gemeente en een of meerdere van de volgende partijen:
a. [partij 1]
b. [partij 2]
c. [partij 3]
d. [partij 4]
Inzake een of meer van de volgende onderwerpen:
a. Het Project
b. Parkeergelegenheid
c. Parkeertarieven
Alle informatie – waaronder maar niet beperkt tot correspondentie, adviezen en gespreksverslagen – betreffende de voorbereiding en totstandkoming van het Gemeenschappelijk Mobiliteitsplan Middenzone als bedoeld in de toelichting bij het Bestemmingsplan;
Alle informatie – waaronder maar niet beperkt tot correspondentie, adviezen en gespreksverslagen – betreffende de mate waarin de nationale en Europese aanbestedingsregels van toepassing zijn op de aankoop van de in het Project voorziene bestaande en nieuw te realiseren parkeergarage door de gemeente.
2.2.
Bij brief van 14 juni 2023 heeft het college eiseres gevraagd haar verzoek te specificeren. Naar aanleiding daarvan heeft er op 3 juli 2023 een gesprek tussen partijen plaatsgevonden.
2.3.
Met het deelbesluit I heeft het college 637 documenten geïnventariseerd en deels openbaar gemaakt. Het college heeft daarbij met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo geweigerd persoonsgegevens die (indirect) te herleiden zijn tot een persoon, zoals namen, e-mailadressen en telefoonnummers, openbaar te maken. Volgens het college dient het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer te prevaleren boven het belang van openbaarheid.
2.4.
Met deelbesluit II heeft het college 51 documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Daarbij heeft het college geweigerd om bepaalde delen van de documenten openbaar te maken op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c (bedrijfs- en fabricagegegevens), artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b (economische of financiële belangen van de gemeente), onder e (persoonlijke levenssfeer) en onder i (goed functioneren van de gemeente), en artikel 5.2, eerste lid, van de Woo (persoonlijke beleidsopvattingen).
2.5.
Met het bestreden besluit is het college onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van 11 april 2024 daarbij gebleven. Wel is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard voor zover dat ziet op het mailverkeer vanaf privé e-mailadressen en Whatsapp- en sms-berichten waarop het verzoek betrekking heeft. Het college heeft deze aangetroffen documenten – in totaal 15 stuks – alsnog openbaar gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

De zoekslag

3. Eiseres voert in beroep aan dat niet volledig op haar verzoek is beslist. Daartoe betoogt zij dat het college niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het onderzoek naar de documenten is verricht. Hierdoor is onduidelijk of de met het bestreden besluit gedeelde documenten zien op correspondentie tussen (i) ambtenaren van de gemeente Dordrecht en de Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid (de Omgevingsdienst), (ii) tussen wethouders van de gemeente Dordrecht onderling of (iii) wethouders en bij het project Middenzone Gezondheidspark betrokken ambtenaren van de gemeente Dordrecht onderling of anderszins. Voorts wordt volgens eiseres in de met het bestreden besluit gedeelde documenten verwezen naar documenten, zoals e-mails en notities, maar onduidelijk is naar welke documenten wordt verwezen en of de genoemde stukken onder de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen en zodoende reeds openbaar zijn gemaakt met een van de deelbesluiten. Als dat niet het geval is, dienen deze alsnog openbaar gemaakt te worden en is niet volledig op het verzoek beslist. Daarnaast is volgens eiseres niet aannemelijk dat afstemming tussen wethouders en tussen de wethouders en ambtenaren uitsluitend mondeling, telefonisch of per WhatsApp heeft plaatsgevonden en dat er geen of niet meer schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden. Het is eiseres zelf uit de communicatie die zij voerde met de gemeente gebleken dat meerdere wethouders betrokken zijn geweest bij de besluitvorming inzake Gezondheidspark Middenzone en dat het overleg met wethouders meermaals schriftelijk is vastgelegd. Ter onderbouwing daarvan wijst eiseres op een gespreksverslag van een directieoverleg tussen eiseres en de gemeente, een briefwisseling tussen de Raad van Bestuur van het [partij 1] ( [partij 1] ) en een wethouder van de gemeente. Eiseres wijst er verder op dat er geen documenten openbaar zijn gemaakt die zien op de periode tussen 10 februari 2023 en 19 april 2023. Het is volgens haar niet aannemelijk dat over deze periode geen documenten beschikbaar zijn waarop het verzoek ziet.
3.1.
Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, het document in kwestie toch onder het bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling van een stelling van een bestuursorgaan dat er niet meer documenten zijn moet worden betrokken op welke wijze het onderzoek (de zoekslag) is verricht. [1] Daarbij geldt dat het bestuursorgaan voldoende inzichtelijk moet maken hoe het de zoekslag heeft verricht. [2]
3.2.
De rechtbank stelt vast dat het college de verrichte zoekslag in het bestreden besluit niet heeft beschreven of anderszins inzichtelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank was het college daartoe wel gehouden, omdat eiseres al in bezwaar expliciet en gemotiveerd heeft aangevoerd dat er documenten ontbreken. Het college heeft in het bestreden besluit weliswaar gesteld dat er, naast de 15 alsnog bij het bestreden besluit openbaar gemaakte documenten, niet meer documenten onder hem berusten die onder het Woo-verzoek vallen, maar gelet op wat onder 3.1 is overwogen zal bij de beoordeling van die stelling de wijze waarop naar documenten is gezocht betrokken moeten worden. Nu de zoekslag in het bestreden besluit niet inzichtelijk is gemaakt, is in het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd dat er een zorgvuldige zoekslag is verricht en, in het verlengde daarvan, dat er niet meer documenten zijn die onder de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen. Reeds hierom is het beroep gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd.
4. De rechtbank zal ten behoeve van finale geschilbeslechting eerst onderzoeken of er aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daarbij betrekt zij de overige overwegingen in het bestreden besluit en wat het college in de beroepsfase (in het verweerschrift en op zitting) heeft toegelicht.
5. De rechtbank stelt vast dat het college de verrichte zoekslag in het verweerschrift alsnog heeft beschreven. Daaruit blijkt het volgende. Het college heeft naar aanleiding van het verzoek eerst in kaart gebracht welke (oud) medewerkers, waaronder wethouders, betrokken zijn (geweest) bij het ontwikkelproject Middenzone Gezondheidspark. Nadat specifiek is aangegeven ten aanzien van welke onderwerpen er door eiseres om informatie is gevraagd, is aan alle betrokken medewerkers gevraagd eerst zelf alle relevante documenten aan te dragen die zien op het ontwikkelproject Middenzone Gezondheidspark. Deze medewerkers hebben bij deze eerste inventarisatieronde zelf in hun e-mails, projectdossiers en archieven naar relevante stukken gezocht en deze vervolgens aangedragen. Na afloop van deze eerste inventarisatie hebben verschillende medewerkers de documentbeheer- en archiefsystemen van de gemeente doorzocht. Daarbij is onder meer gezocht naar en in mailboxen van betrokken ambtenaren, gespreksverslagen, notities en notulen. Omdat het verzoek dusdanig breed is geformuleerd, is daarbij gezocht op de namen van alle betrokken medewerkers (waaronder de betrokken wethouders) en op het ontwikkelproject Middenzone Gezondheidspark. Alle documenten die betrekking hadden op het ontwikkelproject en/of waarin een naam van een van de betrokken medewerkers is genoemd (adressering via e-mailadressen inbegrepen) zijn integraal opgehaald. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres is deze inventarisatie opnieuw uitgevoerd en is ook gezocht naar correspondentie vanaf privé e-mailadressen, Whatsapp en sms.
5.1.
Met deze toelichting heeft het college duidelijk gemaakt in welke systemen en met welke zoektermen er is gezocht naar relevante documenten. Hiermee heeft het college de verrichte zoekslag alsnog voldoende inzichtelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat is gezocht op logische plekken en bij de voor de hand liggende personen en dat het college het informatieverzoek niet te beperkt heeft opgevat. In het licht van het ruim opgezette verzoek, mocht het college bij het zoeken volstaan met de gehanteerde zoektermen. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat de door het college verrichte zoekslag zorgvuldig is geweest. Gelet op de brede reikwijdte van het verzoek, de zorgvuldig uitgevoerde zoekslag en het feit dat daarbij uiteindelijk ruim 700 documenten zijn aangetroffen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen, komt het standpunt van het college dat er niet meer documenten onder het college berusten, de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. In dit verband acht de rechtbank ook van belang wat het college in het verweerschrift heeft vermeld over het contact tussen de verschillende betrokkenen bij het project. Het college heeft toegelicht dat er weinig tot geen contact per e-mail is geweest tussen ambtenaren van de gemeente en de Omgevingsdienst en tussen wethouders en de bij het project betrokken ambtenaren. Verder heeft het college toegelicht dat de Omgevingsdienst zelfstandig opereert en enkel functioneel contact heeft met ambtenaren van de gemeente, dat deze functionele afstemming plaatsvond tijdens vergaderingen of per telefoon en dat niet elk overleg van de gemeente wordt vastgelegd. De rechtbank acht dit niet op voorhand ongebruikelijk of onaannemelijk.
5.2.
Het is, gelet op de hiervoor (onder 3.1.) aangehaalde rechtspraak, vervolgens aan eiseres om aan de hand van concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat er meer documenten onder het college berusten dan openbaar zijn gemaakt. Daarin is zij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. De enkele stelling van eiseres dat het niet waarschijnlijk is dat afstemming uitsluitend verbaal, telefonisch of per Whatsapp heeft plaatsgevonden en dat er geen schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden van communicatie, is hiertoe onvoldoende concreet. Ook het door haar overgelegde gespreksverslag en de briefwisseling tussen de gemeente en het [partij 1] vormen geen concrete aanwijzingen dat er meer documenten onder het college berusten. Dat een gesprek met eiseres wel is vastgelegd betekent, gelet ook op wat onder 5.2 is overwogen, namelijk niet zonder meer dat dergelijke vastlegging ook altijd heeft plaatsgevonden bij interne overleggen. Gelet hierop, nu het college specifiek heeft gezocht naar gespreksverslagen, notities en notulen met betrekking tot het ontwikkelproject en nu in de door eiseres genoemde documenten niet concreet wordt verwezen naar het bestaan van documenten die bij de zoekslag niet naar voren zijn gekomen, is niet aannemelijk dat in zoverre nog documenten onder het college berusten. Ook in de enkele stelling dat stukken uit de periode tussen 10 februari 2023 en 19 april 2023 ontbreken, is onvoldoende grond gelegen voor het oordeel dat er documenten zijn achtergehouden. Ter zitting heeft eiseres nog verwezen naar de bij het bestreden besluit geopenbaarde Whatsapp-berichten waaruit zou blijken dat er onder meer e-mailberichten zouden zijn verzonden, maar daaruit blijkt niet dat die e-mailberichten, voor zover die daadwerkelijk zijn verzonden, ook informatie bevatten die onder de reikwijdte van het verzoek valt.
5.3.
Nu het college de zoekslag alsnog voldoende inzichtelijk heeft gemaakt en op grond daarvan geoordeeld kan worden dat het college de zoekslag zorgvuldig heeft verricht, het standpunt van het college dat er niet meer documenten zijn de rechtbank (mede) daardoor niet ongeloofwaardig voorkomt en eiseres op haar beurt het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft het college in de beroepsfase alsnog deugdelijk gemotiveerd dat er niet meer documenten onder hem berusten die onder de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen. Dit betekent dat het college het hiervoor, onder 3.2, vermelde gebrek in het bestreden besluit in de beroepsfase heeft hersteld.
De uitzonderingsgronden
6. Eiseres voert in beroep verder aan dat het college ten onrechte een beroep heeft gedaan op de uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo (bescherming van het goed functioneren van de gemeente). Daartoe betoogt zij dat terughoudend gebruik moet worden gemaakt van de uitzonderingsgronden en dat het gebruik daarvan gemotiveerd dient te worden. In dit geval beperkt het college zich volgens eiseres slechts tot een generieke motivering van het beroep op het belang van het goed functioneren van de gemeente, terwijl uit recente rechtspraak volgt dat dat niet toereikend is. Niet wordt gemotiveerd over welke dossiers en welke conceptteksten het gaat en er wordt niet gemotiveerd welk publiek debat omtrent de conceptteksten zou ontstaan en waarom een dergelijk debat het functioneren van de gemeente zou schaden. Daarbij komt dat de besluitvorming inmiddels is afgerond, zodat geen beletsel meer bestaat voor het delen van de conceptteksten. Voorts betoogt eiseres dat het college ook ontoereikend heeft gemotiveerd waarom een deel van de geweigerde documenten bij deelbesluit II zou kwalificeren als persoonlijke beleidsopvattingen en dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat de feitelijke informatie in de documenten zodanig is verweven met persoonlijke beleidsopvattingen dat openbaarmaking niet mogelijk zou zijn. Ten onrechte is het college niet overgegaan tot het geanonimiseerd openbaar maken van de beleidsopvattingen en ook is onvoldoende gemotiveerd waarom geen toepassing is gegeven aan de mogelijkheid die artikel 5.2, tweede lid, van de Woo het college biedt.
6.1.
De rechtbank heeft in het kader van de beoordeling van het beroep kennisgenomen van de met toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan haar toegezonden stukken. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres zal de rechtbank beoordelen of het college terecht de uitzonderingsgronden als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, en artikel 5.2 van de Woo heeft toegepast.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat de in geding zijnde documenten zijn onder te verdelen in vier categorieën. Een deel van de documenten betreft correspondentie over het lopende ontwikkelproject tussen ambtenaren onderling (categorie 1) en tussen ambtenaren en de advocaten van de gemeente (categorie 2). Het andere deel van de documenten heeft betrekking op correspondentie over de lopende civiele procedure met eiseres tussen enerzijds ambtenaren onderling (categorie 3) en anderzijds ambtenaren en advocaten (categorie 4).”
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college openbaarmaking van de documenten die zien op het lopende ontwikkelproject (categorieën 1 en 2) terecht geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo. De documenten betreffen e-mailberichten, brieven of conceptstukken waarin inhoudelijke wegingen en meningen van individuele ambtenaren zijn opgenomen over het lopende ontwikkelproject of waarin de advocaten van de gemeente ambtenaren van advies over dat project voorzien. In de documenten, waaronder de concepten, worden standpunten en overwegingen (over onder meer de juridische positie van de gemeente) met elkaar uitgewisseld, worden verschillende opties verkend met bijbehorende afwegingen en voor- en nadelen en wordt onderling gesproken over de wijze waarop ten aanzien van de ontwikkelovereenkomst moet worden gehandeld, hoe moet worden beslist, dan wel hoe moet worden geantwoord. De rechtbank is met het college van oordeel dat deze documenten zien op interne afstemming over de vraag hoe ten aanzien van het ontwikkelproject Middenzone Gezondheidspark in het algemeen en ten aanzien van eiseres in het bijzonder gehandeld zou moeten worden. Het college heeft, zoals in het verweerschrift nader is gemotiveerd, terecht het standpunt ingenomen dat openbaarmaking van deze documenten achterwege dient te blijven ter bescherming van de eenheid van het gemeentebeleid en ter waarborging van de kwaliteit en effectiviteit van het besluitvormingsproces. Het college heeft in dit verband terecht van belang geacht dat als opvattingen van individuele ambtenaren openbaar worden gemaakt dit de eenheid van het gemeentebeleid over het lopende project in gevaar kan brengen. Daarbij moet voorkomen worden, juist nu het gaat om een nog lopend project, dat een debat kan ontstaan over documenten die nog niet rijp zijn voor besluitvorming. Ook kan openbaarmaking ertoe leiden dat ambtenaren zich in het vervolg minder/niet vrij voelen om met elkaar van gedachten te wisselen over het project, terwijl ambtenaren vrij met elkaar moeten kunnen spreken en overleggen. Bovendien kan de openbaarmaking van deze documenten de onderhandelingspositie van het college negatief beïnvloeden omdat partijen op deze informatie zouden kunnen inspelen, waardoor het belang van de gemeente in het lopende project negatief kan worden beïnvloed. Omdat het project nog niet is voltooid en er nog onderhandelingen (zullen) worden gevoerd over het project met eiseres of met derden, heeft het college aan het belang van het goed functioneren van de gemeente, dat in dit geval meer concreet gelegen is in de bescherming van de vertrouwelijkheid van het intern overleg, de eenheid van het gemeentebeleid en de onderhandelingspositie van het college, een grotere waarde kunnen hechten dan aan het belang van openbaarmaking.
6.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat het college terecht heeft geweigerd (delen van) de documenten die correspondentie betreffen tussen ambtenaren onderling over de nog lopende civiele procedure met eiseres (categorie 3) openbaar te maken. Deze documenten zien op interne afstemming tussen ambtenaren onderling over de vraag hoe ten aanzien van eiseres in de civiele procedure zou moeten worden gehandeld. Ook bevatten de documenten analyses over de sterke en zwakke punten van de juridische positie. Met het college is de rechtbank van oordeel dat het college bij openbaarmaking van deze informatie onevenredig in zijn procespositie wordt benadeeld, omdat dan vertrouwelijk gedeelde standpunten geopenbaard moeten worden die hij in de civiele procedure wel of juist niet aan de orde wenst te stellen. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat het college documenten betreffende correspondentie over de civiele procedure tussen ambtenaren onderling terecht op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo heeft geweigerd. Ter vergelijking verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 8 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4814, r.o. 8.1.
6.5.
Ten aanzien van de documenten die zien op de correspondentie tussen ambtenaren en advocaten van de gemeente over de nog lopende civiele procedure met eiseres (categorie 4) overweegt de rechtbank als volgt. Deze correspondentie ziet op (de inhoud van) het civiele geschil dat loopt tussen eiseres en de gemeente en heeft betrekking op in die civiele procedure aan de orde zijnde rechtsvragen. Hoewel het college in het bestreden besluit aanvankelijk op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo heeft geweigerd deze documenten openbaar te maken, heeft het college zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat openbaarmaking van de correspondentie met de advocaten over de civiele procedure ook geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo. De rechtbank is het, gelet op wat onder 6.4 is overwogen, met het standpunt in het verweerschrift in ieder geval eens. Dat betekent dat het college de documenten betreffende correspondentie over de civiele procedure tussen ambtenaren van de gemeente en zijn advocaten heeft kunnen weigeren.
6.6.
De rechtbank stelt vast dat de geweigerde stukken ook feitelijke gegevens bevatten die niet onder een van de bovengenoemde uitzonderingsgronden kunnen worden geschaard. De rechtbank kan het college echter volgen in zijn standpunt dat openbaarmaking daarvan ook achterwege kan blijven, omdat de feitelijke informatie zodanig nauw is verweven met de informatie die wel onder de uitzonderingsgrond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo valt dat het niet mogelijk is om deze informatie van elkaar te scheiden, zonder dat dit leidt tot een onleesbare tekst. Anders dan eiseres betoogt, bestaat er dan ook geen grond voor het oordeel dat het college categorisch concept-documenten heeft uitgesloten van openbaarmaking. Voor zover eiseres in beroep wijst op de Rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken, wijst het college er in dit geval terecht op dat deze instructie weliswaar in het bestreden besluit wordt aangehaald, maar dat het college er niet voor heeft gekozen concepten categoriaal te weigeren maar per document een beoordeling heeft verricht.
7. Nu het college de weigering documenten openbaar te maken reeds heeft kunnen baseren op artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo, kan de beroepsgrond van eiseres dat het college ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 5.2, tweede lid, van de Woo, haar niet meer baten. Deze beroepsgrond behoeft derhalve geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb. Gelet op wat er is overwogen onder 5 tot en met 7, bepaalt de rechtbank, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
9. Omdat het beroep gegrond is bestaat er aanleiding te bepalen dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt en het college te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 26 april 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, voorzitter, en mr. F.A. Groeneveld en
mr. J.G. Bos, leden, in aanwezigheid van mr.N.S.J. Letschert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:922.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3027.