ECLI:NL:RBROT:2025:12727

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/2697
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor dakkapel in Hellevoetsluis

Deze uitspraak betreft de weigering van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van een woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis. Eiseres, die de vergunning had aangevraagd, was het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee, dat de vergunning had geweigerd. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat de weigering van de omgevingsvergunning niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat er in het bouwblok geen bredere dakkapellen zijn vergund en het college de eenheid in de straat wil behouden. De rechtbank oordeelt dat het college een juiste beslissing heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 23 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2697

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C. Lubben),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorne aan Zee

(gemachtigde: [persoon A] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van de woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis. Eiseres is het niet eens met de weigering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering van de omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college een juiste beslissing heeft genomen. De weigering van de omgevingsvergunning is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eiseres krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staat de totstandkoming van het besluit. De beoordeling van de rechtbank volgt onder 7. Onder 9 staat het wettelijk kader. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Op 26 juli 2022 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van haar woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis. Met het besluit van 26 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het college de omgevingsvergunning geweigerd. Met het bestreden besluit van 6 februari 2024 op het bezwaar van eiseres heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning gehandhaafd.
2.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift van 10 februari 2025.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar partner, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
2.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden om het college in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren op de stelling van eiseres dat er sprake is van een verleende omgevingsvergunning van rechtswege. Het college heeft bij e-mail van 21 maart 2025, met bijlage, gereageerd. Eiseres heeft bij brief van 17 april 2025, met bijlage, gereageerd. Het college heeft hierop bij e-mail van 12 juni 2025, met bijlage, gereageerd. Op 11 september 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een dakkapel in het voordakvlak van haar woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis. Eiseres wil een dakkapel die de gehele breedte van het voordakvlak in beslag neemt. De omgevingsvergunning is aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen’, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo).
4. Op 5 september 2022 heeft de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (de CRK) een negatief welstandsadvies uitgebracht, waarbij het bouwplan is beoordeeld aan de hand van de van toepassing zijnde beoordelingscriteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Hellevoetsluis 2010, technische herziening 2019 (de Nota). De CRK heeft geconstateerd dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
5. Met het primaire besluit van 26 oktober 2022 heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de CRK, de omgevingsvergunning geweigerd omdat de aanvraag niet voldoet aan de voorschriften van redelijke eisen van welstand.
6. Met het bestreden besluit van 6 februari 2024 heeft het college, ondanks het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (de bezwaarschriftencommissie) om de omgevingsvergunning te verlenen, de weigering van de omgevingsvergunning gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de weigering om de omgevingsvergunning te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
9. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 26 juli 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
10. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo dient het college bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk uitsluitend te beoordelen of zich één van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet, namelijk strijd met het bestemmingsplan, het Bouwbesluit 2012, de bouwverordening of de redelijke eisen van welstand.
11. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Den Bonsen Hoek” (het Bestemmingsplan). Het perceel heeft onder andere de bestemming “Wonen - 1”.
Omgevingsvergunning van rechtswege?
12. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat er sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Volgens eiseres heeft het college niet binnen acht weken beslist op de aanvraag, maar pas na dertien weken. Eiseres heeft ook geen verlengingsbrief ontvangen.
12.1.
Niet in geschil is dat op de aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en dat de aanvraag van eiseres op 26 juli 2022 is ontvangen door het college. Uit artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo volgt dat het college binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag op de aanvraag beslist. Deze termijn kan het college ingevolge het tweede lid eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen.
12.2.
Het college heeft in reactie hierop een nadere brief van 19 september 2022 ingebracht, waarmee de beslistermijn is verlengd tot 1 november 2022. Deze brief is onder meer per e-mail naar eiseres gestuurd op 19 september 2022. Eiseres heeft in haar nadere reactie van 9 september 2025 erkend dat zij deze e-mail heeft ontvangen. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het college de beslistermijn tijdig heeft verlengd en dat het college met het primaire besluit van 26 oktober 2022 binnen de termijn op de aanvraag van eiseres heeft beslist. De beroepsgrond slaagt niet.
De adviezen van de bezwaarschriftencommissie en de CRK
13. De bezwaarschriftencommissie heeft opgemerkt dat de Nota geen regelgeving kent om per bouwblok af te wijken van de welstandscriteria ten aanzien van dakkapellen daar waar dit voor dakopbouwen wel aanwezig is. In plaats daarvan is door het college gewezen op afspraken die zijn gemaakt met de CRK over het beoordelen van dakkapellen per bouwblok. Deze afspraken komen in de praktijk terug in de advisering van de CRK, maar blijken niet uit ‘geschreven’ regelgeving. In dat licht kan er naar het oordeel van de bezwaarschriftencommissie ook ruimer gekeken worden dan slechts het bouwblok zelf. Dit geldt temeer als het gaat om vergelijkbare woningen. Om deze reden is geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en de omgevingsvergunning te verlenen.
Het college heeft, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de weigering van de omgevingsvergunning in stand gelaten.
13.1.
Op grond van artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) wordt, indien het besluit op bezwaar afwijkt van het advies van de bezwaarschriftencommissie, in het besluit de reden voor die afwijking vermeld.
13.2.
Het college heeft het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar het negatieve welstandsadvies van de CRK van 5 september 2022. Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college zelf ligt, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarvan begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [1]
13.3.
De CRK heeft het bouwplan getoetst aan de Nota. Uit het welstandsadvies volgt dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand, tenzij de breedte maximaal 50% van de breedte van het voordakvlak bedraagt en op vergunde dakkapellen in het dakvlak wordt afgestemd (detail, hoogte en hoogteplaatsing). Ook in het door eiseres ingebrachte tegenadvies van de Commissie voor Second Opinions van Mooi Noord-Holland wordt gelet op de aanzienlijke overschrijding in de breedte geconcludeerd dat de aangevraagde dakkapel op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet voldoet aan de voor het gebied geldende beoordelingscriteria en daarmee niet aan de redelijke eisen van welstand. Niet in geschil is dus dat het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
Gelijkheidsbeginsel
14. Eiseres betoogt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Eiseres voert aan dat het college in de nabije omgeving omgevingsvergunningen heeft verleend voor dakkapellen die ook in strijd zijn met de Nota. Hierbij verwijst eiseres naar de dakkapellen op de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] in Hellevoetsluis. Volgens eiseres wordt het beleid niet consistent toegepast en dit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Eiseres voert verder aan dat er in hetzelfde bouwblok als de woning van eiseres verschillen zijn voor wat betreft de hoogte van dakkapellen. Het gaat hierbij om de dakkapellen op de woningen aan de [adres 4] en [adres 5] . Het college gedoogd bovendien een dakkapel op de woning aan de [adres 6] waarvoor geen omgevingsvergunning is verleend.
14.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. Bij de beoordeling kijkt de CRK naar dakkapellen op vergelijkbare bouwwerken binnen hetzelfde bouwblok. Het college heeft in aanvulling op de motivering in het bestreden besluit ter zitting nog verklaard dat er per bouwblok wordt beoordeeld om eenheid in het straatbeeld te houden. De adressen [adres 2] en [adres 3] bevinden zich niet in hetzelfde bouwblok als de woning van eiseres en kunnen daarom niet dienen als precedent volgens het college. Voor de dakkapellen op de woningen aan de [adres 4] en [adres 5] zijn omgevingsvergunningen verleend in overeenstemming met de Nota. Deze dakkapellen voldoen aan de gestelde maatvoering uit de Nota voor de breedte. Het college heeft deze verleende omgevingsvergunningen ter onderbouwing overgelegd.
14.2.
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gelijke gevallen. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid mogen uitgaan van het advies van de CRK als grondslag voor de besluitvorming en zich mogen beperken tot het bouwblok waarin de woning van eiseres is gelegen. Het college heeft in dit kader gesteld dat in dit bouwblok geen bredere dakkapellen zijn vergund om daarmee eenheid in de straat te behouden. Dat de Nota hierover geen specifieke regel bevat, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat daarin niet voorzien kan worden om de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te bewaken. Het college heeft deze beleidsruimte en past deze lijn consistent per bouwblok toe. In het bouwblok waar de woning van eiseres deel van uitmaakt, zijn geen dakkapellen in het voordakvlak gerealiseerd die de gehele breedte van de woning in beslag nemen, zoals eiseres ter zitting heeft bevestigd. De verwijzing van eiseres naar de woning aan de [adres 6] treft daarom geen doel. Dat geldt ook voor het betoog van eiseres dat de hoogte van de dakkapellen in het bouwblok van eiseres zou verschillen. Ook deze dakkapellen voldoen aan de Nota voor wat betreft de gestelde maatvoering voor de breedte, zoals het college onweersproken heeft gesteld. De dakkapellen op de woningen aan de [adres 2] en [adres 3] liggen niet in hetzelfde bouwblok als eiseres. Dit betreffen in het licht van het voorgaande dus geen vergelijkbare woningen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het college heeft voldaan aan artikel 7:13, zevende lid, van de Awb. Het college heeft niet in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Van strijd met het verbod op willekeur of het rechtszekerheidsbeginsel is evenmin gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.S.Y. Verweij, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3385.