ECLI:NL:RBROT:2025:1266

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/549, 23/550 en 23/2095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie aanvraag kinderopvangtoeslag en discriminatie door Dienst Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres, een vrouw uit [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) door de Dienst Toeslagen. Eiseres betoogt dat zij schade heeft geleden door terugvorderingen en discriminatie als gevolg van een hoge toeslag/hoog risico (HOT/HOR)-melding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is van terugvorderingen en dat eiseres geen nadeel heeft ondervonden van de HOT/HOR-melding. De rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie.

Het proces begon met een besluit van de Dienst Toeslagen op 16 december 2021, waarin werd vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een forfaitair bedrag van € 30.000,-. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen op 17 december 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat eiseres geen schade heeft geleden door het handelen van de Dienst Toeslagen en dat de beroepen ongegrond zijn. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het betaalde griffierecht.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 3 februari 2025, waarbij de rechtbank oordeelt dat de Dienst Toeslagen niet in strijd heeft gehandeld met de wet en dat er geen sprake is van institutionele vooringenomenheid. Eiseres heeft geen recht op compensatie en de beroepen zijn niet-ontvankelijk verklaard voor zover ze gericht zijn tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/549, 23/550 en 23/2095

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. J. van den Ende),
en

Dienst Toeslagen,

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2]).

Samenvatting

1. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Volgens haar was sprake van terugvorderingen en discriminatie door een hoge toeslag/hoog risico (HOT/HOR)-melding. De rechtbank oordeelt dat in dit dossier niet van terugvorderingen is gebleken en dat eiseres geen nadeel heeft ondervonden van de HOT/HOR-melding. De Dienst Toeslagen heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op compensatie.

Procesverloop

2. Met een besluit van 16 december 2021 (UHT CHR GU) heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een forfaitair bedrag van € 30.000,- op grond van artikel 2.7 van de Wht.
2.1.
Met besluiten van 14 juli 2022 (UHT-DC-IA en UHT-DH5A) heeft de Dienst Toeslagen het verzoek van eiseres om compensatie op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wht, voor de jaren 2005 tot en met 2009, afgewezen.
2.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 16 december 2021 en
14 juli 2022.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen het besluit van 14 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-IA (ROT 23/549) en tegen het besluit van 14 juli 2022 met kenmerk UHT- DH5A (ROT 23/550).
2.4.
Met een besluit van 14 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen de bezwaren van eiseres tegen de besluiten van 16 december 2021 en
14 juli 2022 ongegrond verklaard.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (ROT 23/2095).
2.6.
De Dienst Toeslagen heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.8.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres voor het jaar 2005 geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Voor de jaren 2006 tot en met 2009 is er volgens de Dienst Toeslagen geen sprake geweest van institutioneel vooringenomen handelen dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering van € 60,- voor het jaar 2006 is gebaseerd op een wijziging van het toetsingsinkomen. Voor de jaren 2007 tot en met 2009 is er geen sprake geweest van een terugvordering van kinderopvangtoeslag.
Beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar
4. De Dienst Toeslagen heeft op 14 februari 2023 alsnog op de bezwaren van eiseres beslist, welk besluit in deze beroepsprocedures in het geding is gebracht. Hieruit volgt dat eiseres niet langer een procesbelang heeft bij haar beroepen tegen het niet tijdig beslissen. De beroepen, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, zijn daarom niet-ontvankelijk.
Beoordeling van het bestreden besluit
5. De beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit hebben van rechtswege mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 14 februari 2023. [1] De rechtbank beoordeelt deze beroepen gezamenlijk met het beroep dat eiseres separaat heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.
6. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
6.1.
Eiseres was voogd over haar kleinkind (geboren op [datum] 2001), dat bij haar woonde, en heeft kinderopvangtoeslag toegekend gekregen vanaf 1 januari 2006. Eiseres heeft op 22 maart 2021 een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag op grond van de Wht voor de jaren 2005 tot en met 2009.
6.2.
Op 2 juli 2010 heeft de kinderopvanginstelling aan de Dienst Toeslagen verklaard dat opvang plaatsvond voor een tweede kleinkind, geboren op [datum] 2001. Op 9 februari 2011 is dit gegeven verwerkt. Daarbij was sprake van een zogenoemde hoge toeslag/hoog risico (HOT/HOR)-melding, waardoor er een extra controle plaatsvond. Aan eiseres is op 31 augustus 2011 in verband met het tweede kleinkind extra kinderopvangtoeslag verstrekt over de jaren 2008 en 2009.
6.3.
De Dienst Toeslagen heeft de volgende beschikkingen genomen over de kinderopvangtoeslag van eiseres in de toeslagjaren 2006 tot en met 2009:
Toeslagjaar
Voorschot toeslag
Datum
Referentie
Aantal
kinderen
Definitieve toeslag
Datum
Referentie
Aantal kinderen
2006
€ 4.884,-
30/01/06
T0600201
1
€ 4.824,-
08/04/08
T0600401
1
2007
€ 6.456,-
27/03/07
T0700201
1
€ 6.456,-
17/06/09
T0760401
1
2008
€ 6.777,-
05/02/08
T0800201
1
€ 13.877,-
25/02/11
T0860401
2
2009
€ 6.777,-
21/03/09
T0900201
1
€ 14.000,-
12/10/11
T0960401
2
6.4.
Uit het dossier volgt dat het tweede kleinkind niet bij eiseres woonde, maar bij de moeder. Niettemin heeft de Dienst Toeslagen bij de definitieve vaststelling van de toeslagen over de toeslagjaren 2008 en 2009 aan eiseres toeslag toegekend voor beide kleinkinderen. Tijdens de zitting heeft de rechtbank dit aan eiseres voorgehouden. Eiseres heeft deze gang van zaken niet ontkend of weersproken.
7. Eiseres betoogt dat zij recht heeft op compensatie op basis van institutioneel vooringenomen handelen over de jaren 2006 tot en met 2009, omdat sprake is geweest van discriminatie en dus vooringenomenheid. Ze wijst daarbij op de HOT/HOR-melding. Een dergelijke melding zorgde volgens eiseres voor een extra controle, waardoor ouders met een laag inkomen extra zijn geraakt. Ouders met een buitenlandse afkomst werden aanzienlijk vaker geselecteerd voor toezicht dan ouders met een Nederlandse afkomst. Volgens eiseres is het aan de Dienst Toeslagen om aan te tonen dat er niet is gediscrimineerd. Eiseres verwijst hiervoor naar het rapport ‘Vooronderzoek naar de vermeende discriminerende effecten van de werkwijzen van de Belastingdienst/Toeslagen’ van het College voor de Rechten van de Mens. Eiseres vindt het niet duidelijk hoe de selectie plaatsvond van de te controleren dossiers, nadat de aanvraag in verband met HOT/HOR automatisch was uitgeworpen. Eiseres stelt dat zij weliswaar de Nederlandse nationaliteit heeft, maar op grond van haar achternaam bij deze selectie is gediscrimineerd.
7.1.
Verder betoogt eiseres dat wel sprake is geweest van terugvorderingen. Zij wijst op de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) van betalingen en verrekeningen. Daaruit zou blijken dat er op 27 maart 2007 een beschikking is genomen over een te betalen bedrag van € 6.168,-. Eiseres wil over haar hele persoonlijke dossier, inclusief het invorderingsdossier, beschikken omdat niet valt te controleren of de LIC-overzichten in overeenstemming zijn met de daaraan ten grondslag liggende beschikkingen.
8. De Dienst Toeslagen heeft de werkwijze met de HOT/HOR-melding toegelicht. Als bij een aanvraag of wijziging kinderopvangtoeslag het toe te kennen bedrag een bepaald normbedrag overschreed, werd het dossier automatisch ‘uitgeworpen’ voor handmatige controle. Voor deze automatische selectie golden geen andere criteria dan de hoogte van de toeslag. De Dienst Toeslagen had onvoldoende capaciteit om alle ‘uitgeworpen’ dossiers te controleren. Er vond daarom een tweede selectie plaats, waarbij volgens de Dienst Toeslagen opnieuw alleen de hoogte van de toeslag relevant was: de dossiers met de hoogste toeslag werden het eerst gecontroleerd. De Dienst Toeslagen ontkent dat ras of nationaliteit bepalend is geweest voor de toepassing van de HOT/HOR-methode. Daarbij verwijst de Dienst Toeslagen naar parlementaire stukken. [2] Uit de systemen van de Dienst Toeslagen en het bezwaar- en beroepsdossier van eiseres blijkt niet dat de Dienst Toeslagen bekend is met de nationaliteit van eiseres. Eiseres heeft volgens de Dienst Toeslagen geen nadeel ondervonden van de HOT/HOR-melding, omdat de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 na de handmatige controle is verhoogd.
8.1.
Verder heeft de Dienst Toeslagen de LIC-overzichten toegelicht. Het betreft per toeslagjaar een gedetailleerd overzicht van alle toegekende kinderopvangtoeslag, wanneer het is uitbetaald en aan wie en wat er is teruggevorderd. Op de zitting heeft de Dienst Toeslagen toegelicht dat er op 11 december 2006 een voorschot van € 6.168,- was vastgesteld. De Dienst Toeslagen heeft dit voorschot eind 2006 uit eigen beweging vastgesteld voor het volgende toeslagjaar op basis van de bij de Dienst Toeslagen bekende gegevens en later bijgesteld naar aanleiding van een wijziging in het inkomen dan wel het aantal opvanguren naar € 6.456,-. De maandelijkse deelbetalingen aan eiseres zijn afgeboekt totdat het saldo uiteindelijk op € 0,- uitkwam. Er zijn geen bedragen teruggevorderd van eiseres. Ook uit de rechterkolom op de LIC-overzichten die ziet op de totaalbedragen blijkt niet dat er sprake is geweest van een terugvordering, verrekening, bankbeslag of beslag op (on)roerend goed. De bedragen die maandelijks zijn uitbetaald, corresponderen met het totale bedrag van € 6.456,- dat in de rechterkolom op het LIC-overzicht over 2007 is te vinden. Het enige bedrag dat door eiseres aan de Dienst Toeslagen is (terug)betaald op 27 mei 2008 is € 60,- en ziet op het teveel ontvangen voorschot over 2006 (beschikkingsnummer T600401).
9. De rechtbank stelt het volgende voorop. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat de Dienst Toeslagen compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres heeft geleden als gevolg van het handelen van de Dienst Toeslagen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat eiseres schade heeft geleden als gevolg van het handelen door de Dienst Toeslagen. Uit het dossier blijkt niet dat sprake was van terugvorderingen. De HOT/HOR-melding heeft niet tot enig nadeel voor eiseres geleid. Integendeel: het recht op kinderopvangtoeslag is daarna verhoogd en eiseres heeft een forse nabetaling ontvangen. De rechtbank komt daarom niet toe aan het betoog van eiseres over de wijze waarop haar dossier voor handmatige controle zou zijn geselecteerd. Het door eiseres genoemde rapport van het College voor de Rechten van de Mens is bovendien niet relevant in deze zaak, omdat het rapport gaat over discriminatie van ouders met een buitenlandse nationaliteit en eiseres de Nederlandse nationaliteit heeft. Niet is gebleken dat de wijzigingen in het recht van kinderopvangtoeslag van eiseres te maken hadden met vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen of hardheid van het wettelijke systeem. De Dienst Toeslagen heeft daarom terecht vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor compensatie.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, zijn niet-ontvankelijk. Voor het overige zijn de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen recht heeft op compensatie en ook niet op een forfaitair bedrag van € 30.000,-.
12. Omdat het bestreden besluit is genomen nadat eiseres beroepen heeft ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, bestaat aanleiding de Dienst Toeslagen te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt voor het instellen van de beroepen niet tijdig beslissen. De Dienst Toeslagen moet in die zaken ook het betaalde griffierecht vergoeden. In de zaak ROT 23/549 is € 50,- griffierecht betaald. In de zaak ROT 23/550 is geen griffierecht geheven.
13. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 453,50
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat de beroepen niet-tijdig ten tijde van de indiening ervan alleen gingen over de vraag of de beslistermijn was overschreden. De rechtbank beschouwt deze zaken als één zaak op grond van artikel 3 van het Bpb, omdat in iedere zaak door dezelfde gemachtigde een nagenoeg identiek beroepschrift is ingediend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit,
niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat de Dienst Toeslagen het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. S. Veling en
mr. R.J.P. Ferwerda, leden, in aanwezigheid van mr.J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.