In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vordert Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) een huurachterstand van € 4.083,83 van de gedaagden, die van 16 juni 2023 tot en met 22 november 2023 een woning huurden. De maandelijkse huurprijs bedroeg € 883,50 en vanaf juli 2023 hebben de gedaagden de huur niet meer betaald. Naast de huurachterstand vordert Woonplus ook buitengerechtelijke incassokosten van € 653,70 en wettelijke rente. De gedaagden hebben in hun conclusie van antwoord aangegeven dat zij een betalingsregeling zijn overeengekomen met Woonplus, en Woonplus verzoekt de kantonrechter om te oordelen over de vorderingen in de dagvaarding.
De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente niet toewijsbaar zijn. Dit is gebaseerd op de bevinding dat de bepalingen in de huurovereenkomst van Woonplus oneerlijk zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bepalingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden van Woonplus in strijd zijn met de wet, omdat zij de gedaagden onterecht verplichten tot het betalen van hogere incassokosten en een boete bij niet-nakoming van de huurverplichtingen. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden en Woonplus in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de punten die nog ter beslissing liggen, waaronder de aanpassing van de eis in verband met de betalingsregeling.
De zaak is verwezen naar een rolzitting, waar Woonplus zich kan uitlaten over de nog te nemen beslissingen. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden en zal op een later moment uitspraak doen.