ECLI:NL:RBROT:2025:12645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706197 / JE RK 25-1842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 23 september 2025, wordt een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 2012, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft de procedure beoordeeld op basis van het verzoekschrift van de GI, ontvangen op 5 september 2025, en de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper. Tijdens de zitting, die op 23 september 2025 plaatsvond, was de moeder van de minderjarige aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI en de advocaat van de minderjarige, mr. R.I. van Haneghem. De minderjarige zelf was niet verschenen, maar had voorafgaand aan de zitting zijn mening kunnen kenbaar maken.

De kinderrechter constateert dat de zorgen om de minderjarige onverminderd aanwezig zijn. De minderjarige is in mei 2025 overgeplaatst van een gesloten groep naar een hybride groep, maar zijn gedrag is sindsdien niet verbeterd. De GI heeft aangegeven dat het moeilijk is om passende zorg en begeleiding voor de minderjarige te vinden, en dat een terugplaatsing bij de moeder niet mogelijk is. De kinderrechter oordeelt dat jeugdhulp noodzakelijk is vanwege de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige, en dat een verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich onttrekt aan de benodigde hulp.

De kinderrechter verleent daarom de GI de machtiging om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 25 september 2025 tot 25 december 2025. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 9 oktober 2025. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/706197 / JE RK 25-1842
Datum uitspraak: 23 september 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R.I. van Haneghem, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 augustus 2025, ontvangen op 5 september 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 19 september 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. R.I. van Haneghem (via een digitale verbinding);
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [vertegenwoordiger] .
1.3.
Op grond van artikel 6.1.10 lid 1 van de Jeugdwet dient de kinderrechter ook de jeugdige te horen. [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken, maar hij is niet verschenen. Voorafgaand aan de zitting is in de communicatie een misverstand over de noodzaak van zijn aanwezigheid gerezen, waarna [minderjarige] niet is gekomen. Gelet op de omstandigheden, en met instemming van alle aanwezigen ter zitting, heeft de kinderrechter afgezien van een verhoor van [minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een hybride groep van [zorginstelling 1] .
2.3.
Bij beschikking van 13 maart 2025 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 25 maart 2026. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend, met ingang van tot 25 maart 2025 tot 25 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een tot gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden.
3.2.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. Ten tijde van de vorige zitting verbleef [minderjarige] op een gesloten groep bij [zorginstelling 2] . Sinds het vertrek van de ZZP’ers die bij [zorginstelling 2] werkzaam waren, ging zijn gedrag achteruit. [minderjarige] liep steeds vaker weg en de hulpverlening stagneerde. Tijdens het zorgbemiddelingsoverleg is daarom besloten om [minderjarige] over te plaatsen naar een hybride groep van [zorginstelling 1] . Dit was de enige aanbieder die hem een plek kon bieden. Helaas is het gedrag van [minderjarige] ook na de overplaatsing steeds verder achteruitgegaan. Het lukt de GI niet om dagbesteding voor hem te regelen en het is onduidelijk hoe de één-op-één begeleiding vanuit [zorginstelling 1] verloopt. Het is van belang dat voor hem zo snel mogelijk een vervolgplek wordt gevonden, passend bij zijn problematiek. Dit is tot op heden echter niet gelukt. De beschikbare instellingen beschikken niet over de juiste expertise en de gezinshuizen kunnen het gedrag van [minderjarige] niet aan. Een terugplaatsing bij de moeder is ook geen mogelijkheid. Op 2 oktober 2025 staat weer een zorgbemiddelingsgesprek gepland. De GI vermoedt dat de situatie ook de aankomende drie maanden niet verbetert.

4.De standpunten

4.1.
Namens [minderjarige] wordt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] is in mei 2025 overgeplaatst van een gesloten groep bij [zorginstelling 2] naar een hybride groep van [zorginstelling 1] , omdat zijn gedrag bij [zorginstelling 2] steeds verder achteruit ging. Bij [zorginstelling 1] is de situatie echter niet verbeterd. Iedereen die bij [minderjarige] is betrokken maakt zich zorgen over zijn toekomst.
4.2.
De moeder brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. [minderjarige] verbleef in de vakantie een week bij de moeder, maar dit is niet goed verlopen. De moeder heeft [minderjarige] aangesproken op zijn gedrag en de keuzes die hij maakt, waarna de situatie is geëscaleerd. Ook bij [zorginstelling 1] lukt het niet om het zorgelijke gedrag van [minderjarige] te beperken. De inzet van hulpverlening is gestagneerd en [minderjarige] loopt regelmatig weg. Dan duurt het soms een tijd voor hij terug is. Hij vertelt dan bijvoorbeeld dat hij in een drugspand heeft geslapen. De moeder maakt zich ernstig zorgen om de toekomst van [minderjarige] . Zij is bang dat het gedrag van [minderjarige] , zonder de juiste plek en de inzet van de juiste hulpverlening, alleen maar zal verergeren en dat [minderjarige] uiteindelijk voor ernstige strafbare feiten met de politie in aanraking komt.
5.
De beoordeling
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de zorgen om [minderjarige] nog onverminderd aanwezig zijn. [minderjarige] is in mei 2025 overgeplaatst naar [zorginstelling 1] , omdat zijn gedrag op de gesloten groep van [zorginstelling 2] steeds verder achteruit ging. De kinderrechter begrijpt dat de situatie bij [zorginstelling 2] moeilijk houdbaar was, maar meent ook dat de verwachting dat het op [zorginstelling 1] beter zou gaan ook op voorhand al niet reëel was. Dat is echter een gepasseerd station. Inmiddels moet binnen deze situatie naar de minst slechte oplossing moeten worden gezocht. Dat is, gelet op de moedeloosheid van iedereen die bij [minderjarige] betrokken is, een ingewikkelde opgave. Het gaat niet goed bij [zorginstelling 1] met [minderjarige] . Hij vertoont daarbij steeds zorgelijker gedrag en pleegt strafbare feiten, waarvoor hij ook al eens is aangehouden. Dat er bij [zorginstelling 1] in de afgelopen periode nog geen behandeling of dagbesteding van de grond is gekomen is daarbij niet helpend. Het is van belang dat zo snel mogelijk een passende vervolgplek voor [minderjarige] wordt gevonden, maar dit blijkt gezien zijn problematiek erg lastig. Een plaatsing van [minderjarige] op een open groep of een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder is niet mogelijk. Zijn verblijf op de hybride groep van [zorginstelling 1] is daarom, ondanks dat deze mogelijkheid ook zeker niet passend is, helaas de enige mogelijkheid.
5.2.
Het is triest dat het nog steeds niet lukt om [minderjarige] een verblijfplaats te bieden waar hij veilig is en waar hij passende zorg krijgt die hem helpt en stimuleert in zijn ontwikkeling. Dat is niet te wijten aan de inzet van de jeugdbeschermer, die al jaren bij [minderjarige] betrokken is, en de moeder. Het probleem zit hem in het gebrek aan passende plekken voor jongeren als [minderjarige] , die allereerst veiligheid, begrenzing en nabijheid nodig hebben. Een dergelijk plek zal helaas, gelet op de afbouw van de gesloten jeugdzorg, niet snel beschikbaar komen.
5.3.
De kinderrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.4.
De kinderrechter machtigt de de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 25 september 2025 tot 25 december 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 9 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).