ECLI:NL:RBROT:2025:1264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
11272686 CV EXPL 24-20860
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgpremie en incassokosten

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor het betalen van achterstallige zorgpremie en bijkomende kosten. De gedaagde heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ gesloten en is verplicht om maandelijks premie te betalen. VGZ vordert een totaalbedrag van € 268,33, bestaande uit € 211,40 aan achterstallige premie, € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft aangegeven bereid te zijn de achterstallige premie te betalen, maar betwist de incassokosten en proceskosten, omdat zij geen aanmaningen heeft ontvangen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van VGZ toegewezen. De rechter oordeelt dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde op de hoogte was van de betalingsverplichtingen en dat de incassokosten terecht zijn gevorderd. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in totaal € 268,33 moet betalen, inclusief rente over de achterstallige premie vanaf 3 juli 2024. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 480,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis direct kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Vriezen op 17 januari 2025 en is openbaar uitgesproken. De zaak betreft civiel recht en verbintenissenrecht, met als kern de verplichtingen van de gedaagde onder de zorgverzekeringsovereenkomst en de gevolgen van het niet tijdig betalen van de premie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11272686 CV EXPL 24-20860
datum uitspraak: 17 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘VGZ’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 juli 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het antwoord ter zitting op 27 augustus 2024;
  • de akte van VGZ van 6 december 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van [gedaagde] van 17 december 2024;
1.2.
Op 17 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [naam] namens de gemachtigde van VGZ aanwezig. [gedaagde] heeft in haar e-mail van 17 december 2024 aangekondigd niet aanwezig te kunnen zijn bij de zitting.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten. [gedaagde] moet voor deze verzekering iedere maand premie betalen. VGZ eist een bedrag van € 211,40 aan achterstallige premie van [gedaagde]. Daarnaast eist zij € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Tot slot eist VGZ dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] geeft aan dat zij de achterstallige premie wil betalen, maar zij is het niet eens met de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten die worden gevorderd. [gedaagde] benoemt dat zij geen brieven heeft gehad van VGZ en dat zij plots de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was.
2.3.
De kantonrechter wijst de vorderingen van VGZ toe. Hieronder wordt dit uitgelegd.
[gedaagde] moet in totaal € 268,33 aan VGZ betalen
2.4.
[gedaagde] moet de achterstallige premie van € 211,40 betalen. VGZ heeft voldoende gesteld dat [gedaagde] deze betalingen had moeten doen, maar deze niet heeft gedaan. [gedaagde] heeft dit niet betwist.
2.5.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen. [gedaagde] stelt dat zij geen brieven heeft ontvangen, maar VGZ heeft bij repliek laten zien dat zij verschillende aanmaningen heeft verzonden naar het adres van [gedaagde]. Daarnaast heeft VGZ laten zien dat [gedaagde] op de e-mail van Flanderijn heeft gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de berichten [gedaagde] hebben bereikt. Hiermee heeft VGZ voldaan aan de voorwaarden om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.6.
De rente wordt toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald.
2.7.
In de dagvaarding is benoemd dat [gedaagde] € 1,65 heeft betaald. VGZ trekt dit van de totale vordering af. Het bedrag dat [gedaagde] moet voldoen, is dus: € 211,40 + € 48,40 + € 10,18 - € 1,65 = € 268,33, met de rente over € 211,40 vanaf 3 juli 2024.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan VGZ moet betalen op € 137,39 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 172,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 86,00) en € 41,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 480,39. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat VGZ dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen € 268,33 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 211,40 vanaf 3 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van VGZ worden begroot op € 480,39;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
64363