ECLI:NL:RBROT:2025:12630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/693451 / HA RK 25-83
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verloskundige voor schade door onjuiste mededeling NIPT-uitslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een verzoekster en een verweerster, waarbij de verweerster, een verloskundige, aansprakelijk is gesteld voor de schade van de verzoekster. De verzoekster was in verwachting en had een niet-invasieve prenatale test (NIPT) ondergaan. Een ondergeschikte van de verweerster heeft de verzoekster onjuist geïnformeerd over de uitslag van de NIPT, door te melden dat deze negatief was, terwijl de uitslag positief was voor trisomie 21. Hierdoor heeft de verzoekster pas veel later, toen zij 25 weken zwanger was, de juiste informatie ontvangen, wat haar de mogelijkheid ontnam om de zwangerschap af te breken. De rechtbank oordeelde dat de verweerster aansprakelijk is voor de schade die de verzoekster heeft geleden als gevolg van deze onjuiste mededeling. De rechtbank heeft de verzoekster in haar verzoek grotendeels in het gelijk gesteld en de verweerster veroordeeld tot betaling van de kosten van het deelgeschil. De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot op € 3.801,28, die door de verweerster aan de verzoekster moeten worden betaald binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/693451 / HA RK 25-83
Beschikking van 8 oktober 2025
in de zaak van
[verzoekster],
wonend in [plaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. J. Verbeeke te Gouda,
tegen
[verweerster]h.o.d.n.
[handelsnaam 1] , [handelsnaam 2] , [handelsnaam 3]en
[handelsnaam 4],
wonend in [plaats] ,
verweerster,
advocaat mr. D.M. Uithol te Rotterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster] en [verweerster] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
In 2023 was [verzoekster] in verwachting. Zij werd bij die zwangerschap begeleid door [verweerster] als verloskundige. Toen [verzoekster] bijna 11 weken zwanger was, heeft zij een niet-invasieve prenatale test (NIPT) [1] laten doen. Een ondergeschikte van [verweerster] heeft [verzoekster] enkele dagen later laten weten dat de uitslag van de NIPT negatief was. Die uitslag was echter positief op trisomie 21. [2] [verzoekster] heeft dat voor het eerst gehoord toen zij 25 weken zwanger was, toen het niet meer mogelijk was de zwangerschap af te laten breken. Het inmiddels geboren kind van [verzoekster] heeft het syndroom van Down.
1.2.
[verzoekster] verzoekt in deze procedure, na vermindering van verzoek, een verklaring voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de schade, zowel materieel als immaterieel, die [verzoekster] als gevolg van “in dit verzoekschrift beschreven schade” heeft geleden, thans lijdt en in de toekomst nog zal lijden. [verweerster] voert hiertegen verweer.
1.3.
De rechtbank wijst de verzoeken van [verzoekster] grotendeels toe. De rechtbank oordeelt dat [verweerster] aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] als gevolg van het onjuist aan haar doorgeven van de uitslag van de NIPT en verklaart dat voor recht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de verwijzingsbeschikking van de kantonrechter van deze rechtbank van 8 november 2024 (zaaknummer: 11256563 VZ VERZ 24-7442);
  • het verzoekschrift, met producties 1 en 2;
  • het verweerschrift, met producties 1 en 2;
  • het herziene verzoekschrift;
  • de mondelinge behandeling van 21 mei 2025;
  • de e-mail van mr. Verbeeke van 1 juli 2025;
  • de e-mail van de rechtbank van 29 juli 2025 over de kosten van het deelgeschil;
  • de e-mail van mr. Verbeeke van 5 augustus 2025, met bijlagen 1 tot en met 3;
  • de e-mail van mr. Uithol van 18 augustus 2025;
  • de e-mail van mr. Verbeeke van 18 augustus 2025, met bijlage.
2.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om te proberen alsnog samen tot een oplossing van het geschil te komen. Mr. Verbeeke heeft de rechtbank bij e-mail van 1 juli 2025 laten weten dat dat niet is gelukt en beschikking gevraagd.

3.De beoordeling

[verzoekster] is ontvankelijk in haar verzoek

3.1.
Het verzoek van [verzoekster] berust op artikel 1019w Rv, waarin de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure is opgenomen. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Gelet op dit doel moet de rechtbank allereerst beoordelen of de verzochte beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Volgens artikel 1019z Rv wijst de rechtbank het verzoek af voor zover de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarbij moet de rechtbank beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek geschikt is voor behandeling als deelgeschil.
3.3.
Aanvankelijk verzocht [verzoekster] niet alleen een verklaring voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is, maar ook een veroordeling van [verweerster] tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat. [verweerster] heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat de zaak zich niet leent voor behandeling als deelgeschil, omdat het verzoek niet alleen betrekking heeft op de aansprakelijkheid, maar ook op de causaliteit en de schade en [verzoekster] in feite dus een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt waarin alle geschilpunten moeten worden beslecht. Daarbij komt dat over de schade nauwelijks iets is gesteld, laat staan onderbouwd.
[verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat zij alleen heeft bedoeld de aansprakelijkheidsvraag voor te leggen en heeft haar verzoek in dat kader verminderd (zie onder 1.2). Het verminderen van een verzoek voordat een beslissing is genomen is altijd mogelijk (zie artikel 283 Rv). Die vermindering is dus toegestaan. [verweerster] is daardoor niet in de verdediging geschaad. Aan dit verweer van [verweerster] is de grondslag ontvallen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat als de vermindering was uitgebleven de rechtbank het deel van het verzoek dat zag op de veroordeling tot schadevergoeding zou hebben afgewezen, maar voor het overige hetzelfde zou hebben beslist als thans.
3.4.
In deze procedure ligt nog slechts de vraag voor of [verweerster] aansprakelijk is voor het onjuist doorgeven van de uitslag van de NIPT aan [verzoekster] . Een oordeel over dit geschilpunt kan een bijdrage leveren aan onderhandelingen die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een tussen partijen te sluiten vaststellingsovereenkomst. [verweerster] betwist dat ook niet. Dat partijen ook over andere onderwerpen (zoals de causaliteit en schade) discussie hebben, zoals [verweerster] heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. Bovendien heeft [verweerster] haar stelling dat deze bijdrage niet opweegt tegen de investering in tijd, geld en moeite van de procedure onvoldoende toegelicht.
[verweerster] is aansprakelijk voor het onjuist doorgeven van de NIPT-uitslag
3.5.
[verzoekster] legt – samengevat – aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerster] door onjuiste mededelingen te (laten) doen over de uitslag van de NIPT een onrechtmatige daad heeft gepleegd c.q. in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld. [verweerster] heeft [verzoekster] hiermee de keuzemogelijkheid ontnomen om de zwangerschap wel of niet te voldragen. Toen [verzoekster] werd geïnformeerd over positieve uitslag van de NIPT, was het namelijk niet meer mogelijk om de zwangerschap af te laten breken nu de grens voor abortus bij 24 weken zwangerschap ligt. Dit vormt een ernstige inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van [verzoekster] . Door de handelswijze van [verweerster] is [verzoekster] bovendien het gebruikelijke begeleidingstraject bij deze uitslag onthouden, waarin de zwangere vrouw van medische informatie wordt voorzien en psychologische hulp en begeleiding krijgt aangeboden om een weloverwogen keuze te kunnen maken of zij het kind wel of niet wil laten komen. De schade die [verzoekster] hierdoor lijdt is aanzienlijk en bestaat in ieder geval uit haar medische kosten en die van haar kind, de kosten van de opvoeding en verzorging van haar kind en haar immateriële schade. Het leven van [verzoekster] en haar gezin is door het handelen van [verweerster] ernstig ontwricht.
3.6.
[verweerster] voert – samengevat – het volgende verweer. De mededeling over de uitslag van de NIPT had zorgvuldiger gekund en anders gemoeten, maar dit leidt niet tot aansprakelijkheid. [verzoekster] heeft (daardoor) immers geen schade geleden. Het beloop bij en de gevolgen van een juiste mededeling van de uitslag zouden niet veel anders zijn geweest dan zij in werkelijkheid waren, aldus [verweerster] . Daartoe voert zij onder meer aan dat [verzoekster] vanaf het begin af aan heeft aangegeven dat zij de zwangerschap hoe dan ook niet zou afbreken. Zij betwist dus het causale verband tussen de onjuiste mededeling over de uitslag en de (eventuele) schade. Verder betwist [verweerster] het bestaan van de door [verzoekster] aangevoerde schadeposten.
3.7.
Tussen partijen bestaat geen discussie over de onder 1.1 vermelde feiten, maar slechts over de vraag of het onjuist doorgeven van de uitslag van de NIPT aan [verzoekster] tot aansprakelijkheid van [verweerster] leidt. De rechtbank oordeelt van wel en licht dat hierna toe.
3.8.
Tussen [verweerster] en [verzoekster] bestond een geneeskundige behandelingsovereenkomst. In dat kader rustte op [verweerster] een zorgplicht (artikel 7:453 BW). Zij moest de zorg betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De rechtbank is van oordeel dat [verweerster] die zorgplicht heeft geschonden. Vaststaat dat het laboratorium de uitslag van de NIPT alleen naar [verweerster] heeft gestuurd. Het was dus aan [verweerster] om [verzoekster] over die uitslag te informeren. Het spreekt voor zich dat van een redelijk handelend en redelijk bekwaam verloskundige mag worden verwacht dat zij de zwangere vrouw juist informeert over die uitslag. De ondergeschikte van [verweerster] heeft [verzoekster] echter onjuist over die uitslag geïnformeerd en daarmee heeft [verweerster] haar zorgplicht geschonden. [verweerster] is immers ook aansprakelijk voor fouten van haar ondergeschikten. Het betreft hier een belangrijke uitslag, die naar [verweerster] moest weten, voor [verzoekster] grote gevolgen zou hebben.
Voor zover [verweerster] heeft willen betogen dat [verzoekster] in het digitale dossier had moeten kijken faalt dat verweer. [verzoekster] kon en mocht afgaan op de juistheid van de aan haar gedane mededeling.
3.9.
[verweerster] is dus aansprakelijk voor de schade die [verzoekster] als gevolg daarvan lijdt. Voor het aannemen van aansprakelijkheid is niet vereist dat vaststaat dat (door de zorgplichtschending) schade is geleden. Voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Dat is hier het geval. Aannemelijk is dat [verzoekster] als gevolg van de onjuiste mededeling over de uitslag van de NIPT immateriële schade heeft geleden, in elk geval omdat zij niet de begeleiding heeft kunnen krijgen die aan zwangere vrouwen met deze uitslag normaliter wordt geboden en ook omdat haar de mogelijkheid is ontnomen om met de kennis van de positieve uitslag een keuze te maken om het kind wel of niet te krijgen. Dit vormt een ernstige inbreuk op haar zelfbeschikkingsrecht en daarmee een aantasting in haar persoon in de zin van artikel 6:106 lid 1 onder b BW.
Dat [verzoekster] op enig moment tegen [verweerster] heeft gezegd dat zij de zwangerschap in elk geval niet zou afbreken heeft [verzoekster] met kracht betwist. Zelfs als zij dat zou hebben gezegd staat daarmee bovendien nog niet vast welke keus zij zou hebben gemaakt, als zij daadwerkelijk voor de keus gesteld zou zijn. In een bodemprocedure zou op dit punt wellicht bewijslevering volgen. Of [verzoekster] schade heeft geleden, en zo ja, welke is een discussie die kan worden gevoerd in de onderhandelingen tussen partijen of in een eventuele bodemprocedure.
3.10.
De verzochte verklaring voor recht wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Kosten deelgeschil
3.11.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Bij begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uit het voorgaande volgt al dat dit laatste niet aan de orde is.
3.12.
[verzoekster] begroot de kosten van dit deelgeschil op € 4.164,28, te weten:
( i) € 834,90 aan kosten voor de gemachtigde in de procedure bij de kantonrechter,
(ii) € 2.975,09 aan advocaatkosten in deze procedure, (iii) € 331,- aan griffierecht en (iv)
€ 23,29 aan reiskosten. [verweerster] heeft tegen de onder i en ii genoemde bedragen bezwaren aangevoerd.
(i) de kosten voor de gemachtigde in de procedure bij de kantonrechter
3.13.
[verzoekster] heeft ter onderbouwing van deze kosten een declaratie met specificatie van haar gemachtigde van 29 oktober 2024 overgelegd. Het bezwaar van [verweerster] dat deze factuur buiten beschouwing moet worden gelaten omdat hierin dezelfde werkzaamheden (voor een hoger bedrag) zijn gedeclareerd als in de factuur van 16 juli 2024, die eerder in deze zaak is ingebracht, slaagt niet. Juist is dat in de facturen van 29 oktober 2024 en die van 16 juli 2024 van € 471,90 gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden zijn gedeclareerd, maar wel met dezelfde tijdsbesteding en tegen hetzelfde uurtarief.
Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de gemachtigde de factuur van 16 juli 2024 heeft gecrediteerd. Nu [verzoekster] de kosten van haar gemachtigde nog slechts begroot op
€ 834,90 conform de factuur van 29 oktober 2024 en niet meer op € 1.064,32, zoals eerder in deze zaak, is – anders dan [verweerster] stelt – geen sprake van dubbele kosten.
3.13.1.
Het bezwaar van [verweerster] dat de kosten van de (eerste) zitting buiten beschouwing moeten blijven, slaagt wel. Dat geldt ook voor de kosten voor de voorbereiding daarvan. Die kosten zijn niet in redelijkheid gemaakt. [verzoekster] heeft het deelgeschil namelijk onterecht bij de kantonrechter aanhangig gemaakt, terwijl zij, althans haar gemachtigde, behoorde te weten dat die onbevoegd was. Er waren immers op dat moment geen duidelijke aanwijzingen dat het verzoek van [verzoekster] van onbepaalde waarde geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,- in de zin van artikel 93 onder b Rv (zie r.o. 3.3 en 3.4 van de verwijzingsbeschikking). Ook had zij op dat moment haar verzoek nog niet verminderd tot louter de vaststelling van de aansprakelijkheid.
3.13.2.
De kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift zijn echter wel in redelijkheid gemaakt. De rechtbank leidt uit de declaratie met specificatie af dat de gemachtigde hieraan 195 minuten heeft besteed tegen een uurtarief van € 120,- exclusief btw. Hiertegen heeft [verweerster] geen verweer gevoerd en de rechtbank acht deze tijdsbesteding en dit uurtarief redelijk. Daarom begroot de rechtbank deze kosten op
€ 471,90 inclusief btw.
(ii) de kosten van de advocaat in deze procedure
3.14.
[verzoekster] heeft ter onderbouwing van deze kosten declaraties met specificaties van haar advocaat aan haar gemachtigde overgelegd. Het bezwaar van [verweerster] dat deze kosten buiten beschouwing moeten blijven omdat niet is gebleken dat die kosten ten laste van [verzoekster] zijn gekomen, slaagt niet. [verzoekster] heeft immers aan de hand van een factuur van haar gemachtigde en een bankafschrift toegelicht dat haar gemachtigde de kosten van de advocaat aan haar doorbelastte.
3.14.1.
[verweerster] voert daarnaast als bezwaar aan dat de kosten van de correspondentie buiten beschouwing moeten blijven. De rechtbank volgt [verweerster] daar niet in. Anders dan waar [verweerster] van uitgaat vallen ook de kosten van correspondentie in het kader van het deelgeschil onder “kosten bij de behandeling van het verzoek” in de zin van artikel 1019aa Rv. Gesteld noch gebleken is dat de gedeclareerde correspondentie betrekking heeft op iets anders dan het deelgeschil.
3.14.2.
Ook het bezwaar van [verweerster] tegen de tijdsbesteding van de advocaat voor het opstellen van het verzoekschrift en het herziene verzoekschrift slaagt niet. Gekeken moet worden naar het grotere geheel. Uit de overgelegde declaraties met specificaties blijkt dat de advocaat van [verzoekster] voor zijn werkzaamheden in deze procedure 14,05 uur in rekening heeft gebracht tegen een uurtarief van € 175,- exclusief btw. De rechtbank acht deze tijdsbesteding en dit uurtarief, mede gelet op de aard van de zaak, redelijk. Ook het totaal van de advocaatkosten van € 2.975,09 en kosten van de gemachtigde van € 471,90 komt de rechtbank niet bovenmatig voor.
3.15.
De rechtbank begroot de kosten van dit deelgeschil daarom op € 3.801,28.
3.16.
Nu is geoordeeld dat [verweerster] aansprakelijk is, zal zij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit deelgeschil, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, op een door [verzoekster] na deze beschikking nader aan te geven wijze.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart voor recht dat [verweerster] aansprakelijk is voor de schade van [verzoekster] als gevolg van het onjuist aan haar doorgeven van de uitslag van de NIPT,
4.2.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv aan de zijde van [verzoekster] op € 3.801,28 (inclusief 21% btw en griffiegeld) en veroordeelt [verweerster] tot betaling daarvan aan [verzoekster] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, op een door [verzoekster] na deze beschikking nader aan te geven wijze,
4.3.
verklaart voormelde betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
3726 / 106

Voetnoten

1.De NIPT is een bloedtest voor zwangere vrouwen waarmee wordt onderzocht of er aanwijzingen zijn voor chromosomale afwijkingen bij het ongeboren kind.
2.Trisomie 21 veroorzaakt het syndroom van Down.