ECLI:NL:RBROT:2025:12617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/665073 / HA ZA 23-783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in internationale erfrechtzaak met litispendentie en Europese Erfrechtverordening

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een bevoegdheidsincident in het kader van een internationale erfrechtkwestie. Eiseressen, [persoon A] en [persoon B], hebben een vordering ingesteld tegen gedaagde [persoon C]. De zaak is complex door de internationale aspecten, waarbij de Europese Erfrechtverordening van toepassing is. Eiseressen hebben eerder met succes verweer gevoerd in Frankrijk tegen de stelling van [persoon C] dat de Franse rechter bevoegd zou zijn. De rechtbank van Dax heeft zich onbevoegd verklaard, wat door de rechtbank in Rotterdam is erkend. De advocaat van [persoon C] heeft zich onttrokken, en [persoon C] heeft geen nieuwe advocaat aangesteld, waardoor zij niet meer kan reageren op de vorderingen van eiseressen. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [persoon A] en [persoon B], en heeft [persoon C] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2025, waarbij de rechtbank zich bevoegd heeft verklaard en verdere beslissingen heeft aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/665073 / HA ZA 23-783
Vonnis in incident van 29 oktober 2025
in de zaak van

1..[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,
2.[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. J. van der Steenhoven te Amsterdam,
tegen
[persoon C],
wonende te [woonplaats C] , [land C] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat aanvankelijk mr. G.S.A.J. Kuis te Leidschendam maar nu niet meer vertegenwoordigd.
Eiseressen zullen hierna [persoon A] en [persoon B] genoemd worden en gedaagde [persoon C] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 24 april 2024 (hierna: het tussenvonnis in het incident) alsmede de daaraan ten grondslag liggende (proces)stukken;
  • de akte houdende wijziging van eis van [persoon A] en [persoon B] ;
  • de akte overlegging producties van [persoon A] en [persoon B] , met producties 24 en 25;
  • producties 26 tot en met 29 van [persoon A] en [persoon B] .
1.2.
De advocaat van [persoon C] heeft zich op 3 september 2025 als advocaat van [persoon C] onttrokken. Dit is op de rol van 1 oktober 2025 verwerkt. De rolrechter heeft [persoon C] - via haar vorige advocaat - vervolgens de mogelijkheid geboden zich op de rol van 15 oktober 2025 bij advocaat te stellen en haar duidelijk gemaakt dat zij zonder advocaat geen proceshandelingen meer kan verrichten in deze procedure. Namens [persoon C] heeft zich nadien evenwel geen advocaat meer gesteld.
1.3.
De akte houdende wijziging van eis van [persoon A] en [persoon B] en hun producties 24 tot en met 29 zijn genomen op de rol van 15 oktober 2025.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
In het tussenvonnis in het incident heeft de rechtbank de zaak aangehouden tot het moment waarop de bevoegdheid van de rechter van het
Tribunal judiciairein Dax, Frankrijk, vaststaat.
2.2.
[persoon A] en [persoon B] stellen in hun akte wijziging van eis dat zij in Frankrijk voor de rechtbank van Dax en het gerechtshof van Pau met succes verweer hebben gevoerd tegen de stelling van [persoon C] dat de Franse rechter bevoegd zou zijn en dat het Franse recht van toepassing zou zijn op de nalatenschap van hun vader. Ter onderbouwing hiervan hebben [persoon A] en [persoon B] als productie 24 een vonnis/uitspraak van de Tribunal Judiciaire de Dax van 8 november 2024 in het geding gebracht en als productie 25 een arrest/uitspraak van de Cour d’Appel de Pau van 8 juli 2025.
2.3.
In het vonnis van de rechtbank van Dax heeft zij zich onbevoegd verklaard – aangehaald voor zover relevant:

Nous,[
naam van de rechter]
, juge de la mise en état, statuant en audience publique par mise á disposition au greffe, par ordonnance contradictoire et rendue en premier ressort,
Déclarons le tribunal judiciaire de Dax incompétent au profit des juridictions néerlandaises,
Nous déclarons incompetent pour determiner la loi applicable à la succession de Monsieur [naam vader] ,
Renvoyons les parties à mieux se pourvoir”.
(Samengevat: de rechtbank te Dax verklaart zich onbevoegd.)
2.4.
Uit het arrest van het gerechtshof van Pau volgt dat [persoon C] op 27 november 2024 in hoger beroep is gegaan van het vonnis. Zoals [persoon A] en [persoon B] stellen, heeft het hof in dit arrest geoordeeld dat [persoon C] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. Zie het dictum van dit arrest – aangehaald voor zover relevant:

Le conseiller de la mise en état, statuant en chambre du conseil, contradictoirement, par décision susceptible d’être déférée à la cour, après en avoir délibéré conformément à la loi
DECLAREcaduque la déclaration d’appel de Mme [persoon C] du 27 novembre 2024 à l’encontre de la décision du juge de la mise en état du tribunal judiciaire de Dax du 8 novembre 2024”.
(Samengevat: het gerechtshof te Pau verklaart [persoon C] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.)
2.5.
Aangezien in de onderhavige zaak de advocaat van [persoon C] zich heeft onttrokken en zich nadien geen nieuwe advocaat heeft gesteld namens [persoon C] , is het thans niet meer toegestaan aan [persoon C] als procespartij in deze zaak te reageren op bovengenoemde akte van [persoon A] en [persoon B] en op hun bovengenoemde producties.
2.6.
De rechtbank oordeelt dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rechte vaststaat dat de rechter van het
Tribunal judiciairein Dax, Frankrijk, onbevoegd is, zodat het door [persoon C] in de onderhavige zaak gevoerde litispendentieverweer faalt.
2.7.
[persoon C] heeft de stelling van [persoon A] en [persoon B] niet betwist dat [naam vader] , hun vader, tot aan zijn overlijden in Nederland overwegend zijn gewone verblijfplaats had in Nederland. Dat staat dus vast (in dit incident). Op grond van artikel 4 van de Europese Erfrechtverordening (in verbinding met artikel 110 Rv) is deze rechtbank dus bevoegd kennis te nemen van alle vorderingen van [persoon A] en [persoon B] .
2.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [persoon C] worden veroordeeld in de proceskosten in het incident. Deze kosten worden aan de zijde van [persoon A] en [persoon B] tot aan deze uitspraak begroot op:
salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten in liquidatietarief II)
nakosten € 178,00 (+ verhoging vermeld in beslissing)
Totaal € 1.406,00.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de incidentele vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [persoon C] in de proceskosten ten bedrage van € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als [persoon C] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [persoon C] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
in de hoofdzaak
3.3.
verklaart zich bevoegd;
3.4.
verwijst de zaak naar de rol van
26 november 2025voor conclusie van antwoord;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
901/3455