ECLI:NL:RBROT:2025:12556

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
11791648 VV EXPL 25-413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming pensioenregeling tussen aandeelhouder en werkgever

In deze zaak, die op 24 oktober 2025 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, staat de nakoming van een pensioenregeling centraal. Eiser, een voormalig aandeelhouder van onderneming A, heeft in 2021 zijn aandelen overgedragen aan gedaagde en is in dienst getreden. Er is afgesproken dat eiser een pensioenregeling zou krijgen, maar gedaagde heeft een regeling in Frankrijk afgesloten, terwijl eiser eist dat hij wordt aangemeld bij Nationale Nederlanden (NN) voor pensioenopbouw. Gedaagde betwist dit en stelt dat de afspraak was dat eiser pensioen opbouwt in Frankrijk. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af, omdat niet aannemelijk is dat er een overeenkomst was voor deelname aan de NN-regeling. De rechter concludeert dat de communicatie tussen partijen en de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet wijzen op deelname aan de Nederlandse pensioenregeling. Eiser moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11791648 VV EXPL 25-413
datum uitspraak: 24 oktober 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats] ( [land] ),
eiser,
gemachtigde: mr. P.A.L. de Jong,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.P. Gasseling.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.Waar de zaak over gaat

1.1.
[eiser] was (via [bedrijf A] .) één van de vijf aandeelhouders van [onderneming A] (hierna: [onderneming A] ). In 2021 zijn de aandelen in [onderneming A] overgedragen aan [gedaagde] . [gedaagde] en [eiser] zijn toen overeengekomen dat [eiser] bij [gedaagde] in dienst zou treden. [gedaagde] en [eiser] hebben afgesproken dat voor [eiser] een pensioenregeling zou worden getroffen. [gedaagde] heeft voor haar werknemers in Nederland een pensioenregeling bij Nationale Nederlanden. Omdat [eiser] in Frankrijk woont heeft [gedaagde] voor [eiser] een pensioenregeling afgesloten in Frankrijk. [eiser] eist in dit kort geding dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om hem met terugwerkende kracht als deelnemer bij Nationale Nederlanden (‘NN’) aan te melden en premie te betalen. Volgens [eiser] is namelijk afgesproken dat hij zal deelnemen aan de pensioenregeling bij NN. Hij wil dat die afspraak wordt nagekomen. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Volgens [gedaagde] zijn partijen overeengekomen dat [eiser] pensioen opbouwt in Frankrijk en niet bij NN. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af. Hierna wordt deze beslissing uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 september 2025, met bijlagen;
  • de e-mails van de gemachtigde van [gedaagde] van 7 en 8 oktober 2025, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] .
2.2.
Op 10 oktober 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser] met zijn gemachtigde en enkele oud-collega’s. Namens [gedaagde] waren aanwezig [persoon A] , statutair bestuurder, [persoon B] , payroll en credit control manager, [persoon C] , HR manager, [persoon D] , financieel directeur met de gemachtigde.

3.De beoordeling

De Nederlandse rechter is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing
3.1.
De zaak heeft internationale aspecten. [eiser] woont in Frankrijk. De Nederlandse rechter is bevoegd om over de zaak te beslissen omdat [gedaagde] in Nederland is gevestigd [1] .
3.2.
Op de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] is Nederlands recht van toepassing omdat [eiser] en [gedaagde] een rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht [2] .
Toetsingskader in kort geding
3.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoedeisend belang heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat eiser heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
De pensioenovereenkomst
3.4.
De kantonrechter vindt het voorshands onvoldoende aannemelijk dat [eiser] en [gedaagde] zijn overeengekomen dat [eiser] zal deelnemen aan de pensioenregeling bij NN. Dit heeft de volgende redenen.
3.5.
Voor de uitleg van de pensioenovereenkomst komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ook feiten en omstandigheden van na de totstandkoming van de overeenkomst, zoals de wijze waarop partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven, kunnen medebepalend zijn voor de uitleg daarvan.
3.6.
[eiser] beroept zich op de getekende arbeidsovereenkomst. Hierin staat dat het Handboek van [gedaagde] van toepassing is. In dat handboek staat dat [gedaagde] haar medewerkers een pensioenregeling aanbiedt. Maar er staat niet dat dit de pensioenregeling bij NN is. [gedaagde] heeft in de e-mails over de concept arbeidsovereenkomst meerdere keren toegelicht dat [eiser] niet zou deelnemen aan de pensioenregeling bij NN en dat voor hem in Frankrijk pensioen zou worden opgebouwd.
3.7.
In een e-mail van 13 september 2021 [3] met daarbij een eerste concept arbeidsovereenkomst schrijft [gedaagde] : “
Both basic and complementary pension contributions are included in French social security. This means there will be no participation in the Dutch pension scheme.”In een e-mail van de dag erna, 14 september 2021 [4] schrijft [gedaagde] :
“Zoals al eerder gemeld is er geen sprake van deelname aan het Nederlandse pensioenreglement”.Na nog enige e-mails over en weer heeft [eiser] op 16 september 2021 [5] aan [gedaagde] geschreven dat het voorstel wat hem betreft prima is. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter hoefde [gedaagde] niet te begrijpen dat dit, zoals [eiser] zegt, alleen ging over het salarisvoorstel en niet over het pensioen. In de e-mail van [eiser] staat namelijk verder niets wat erop wijst dat hij het niet eens was met de mededeling van [gedaagde] dat hij niet zou deelnemen aan de NN regeling.
3.8.
Vervolgens hebben partijen het gehad over het opnemen van een afstandsclausule in de arbeidsovereenkomst. Daar wilde [eiser] niet voor tekenen. [eiser] schreef op 30 september 2021 dat hij eerst wilde zien of de pensioenopbouw vergelijkbaar was met wat hij nu zelf opbouwde [6] . [gedaagde] heeft [eiser] laten weten dat dit akkoord was en schreef in een e-mail van 30 september 2021 [7] aan [eiser]
“(…) Daarom heb ik met je afgesproken dat we die clausule voor het tekenen morgen eruit halen en deze later in een addendum toevoegen. Met verwijzing naar mijn email van 13-09-2021 om 13.00 uur, waarin al vermeld staat dat je geen deelneming hebt aan de Nederlandse pensioenregeling, zal ik het aangepaste contract sturen naar [naam advocatenkantoor] advocaten om deze toe te voegen aan de stukken voor morgen ter ondertekening.”In zijn reactie hierop [8] heeft [eiser] hier geen bezwaar tegen gemaakt. Hij schreef alleen:
“(…)Er is ook toegezegd dat er aanvullend pensioen in Frankrijk wordt opgebouwd bij de URSAFF. Wil je dat nogmaals bevestigen. Dat zou namelijk gelijkwaardig moeten zijn aan de Nederlandse pensioenopbouw. Dus een aanvulling op het Franse AOW-stelsel (…)”.
3.9.
[gedaagde] heeft dus verschillende keren per mail bevestigd dat [eiser] niet zou deelnemen aan de NN pensioenregeling en [eiser] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt. Dat hij niet bereid was een ‘afstandsclausule’ te ondertekenen betekent naar het voorshands oordeel van de kantonrechter niet dat toch is afgesproken dat hij deelneemt aan de NN regeling. [gedaagde] heeft hem namelijk nooit aangeboden om daaraan deel te nemen (en [eiser] heeft dat dus ook niet aanvaard). Toen [eiser] de clausule niet wilde tekenen heeft [gedaagde] hem bovendien nog een keer bevestigd dat hij niet zou deelnemen aan de NN pensioenregeling.
3.10.
De Franse pensioenregeling is uitgevoerd en [gedaagde] heeft daar premie aan afgedragen. In januari en februari 2022 heeft [eiser] op zijn vraag informatie toegestuurd gekregen over zijn Franse pensioenregeling [9] . Ook toen heeft [eiser] niets gezegd of gevraagd over deelname aan de NN regeling. Pas kort voor deze procedure heeft [eiser] het standpunt ingenomen dat [gedaagde] hem bij NN moet aanmelden.
3.11.
[eiser] heeft op de zitting gezegd dat [gedaagde] hem heeft beloofd dat het Franse pensioen gelijkwaardig zou zijn aan het pensioen bij NN. Dat is iets anders dan dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] zou deelnemen aan de NN regeling. Het kan zijn dat partijen hebben afgesproken dat de Franse pensioenregeling gelijkwaardig zou zijn aan de NN regeling. Maar dat is niet waar deze procedure over gaat. Hier gaat het alleen om de vraag of partijen zijn overeengekomen dat [eiser] zal deelnemen aan de pensioenregeling bij NN. En dat is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet het geval.
Belangenafweging
3.12.
Een belangenafweging leidt tegen deze achtergrond niet tot een ander oordeel. Het belang van [eiser] is niet zozeer gelegen in deelname aan de pensioenregeling bij Nationale Nederlanden maar bij een pensioenvoorziening die gelijkwaardig is aan die van Nationale Nederlanden, meer in het bijzonder als het gaat om arbeidsongeschiktheidspensioen. Dat is voor hem van belang omdat hij bijna twee jaar arbeidsongeschikt is. Maar dat is niet de vraag die hier voorligt.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiser] aan [gedaagde] moet betalen € 814,-aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 949,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 949,-;
4.2.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
34650

Voetnoten

1.In artikel 21 lid 1 sub a EEX-Verordening 1215/2012 (Brussel Ibis Verordening) staat dat de werkgever kan worden opgeroepen voor de rechter van het land waar de werkgever is gevestigd
2.In artikel 3 Verordening 593/2008 (Rome I Verordening) staat dat een individuele arbeidsovereenkomst wordt beheerst door het recht dat partijen expliciet of impliciet hebben gekozen. Deze keuze mag er overigens niet toe leiden dat een werknemer de bescherming verliest die hij geniet op grond van de bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken en die van toepassing zouden zijn wanneer er geen rechtskeuze zou zijn gemaakt.
3.Zie e-mail [gedaagde] van 13 september 2021 13.00 (productie 18 [gedaagde] )
4.Zie e-mail [gedaagde] van 14 september 2021 20.37 (productie 18 [gedaagde] )
5.Zie e-mail [eiser] van 16 september 2021 21.24 (productie 18 [gedaagde] )
6.Zie e-mail [eiser] van 30 september 2021 14.29 (productie 18 [gedaagde] )
7.Zie e-mail [gedaagde] van 30 september 2021 19.06 (productie 18 [gedaagde] )
8.Zie e-mail [eiser] van 30 september 2021 19.52 (productie 18 [gedaagde] )
9.Zie productie 7 en 8 van [gedaagde]