ECLI:NL:RBROT:2025:12553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/707541 / KG ZA 25-978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende toestemming voor wijziging basisschool, vakantie en paspoortaanvraag, en meewerken aan aankoop woning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 oktober 2025, zijn partijen, een vrouw en een man, verwikkeld in een kort geding naar aanleiding van hun echtscheidingsprocedure. De vrouw vordert vervangende toestemming voor de inschrijving van hun minderjarige zoon op een nieuwe basisschool, alsook voor het treffen van financiële regelingen met betrekking tot hun gezamenlijke bezittingen en schulden. De vrouw stelt dat de huidige situatie, waarin zij en de zoon bij haar nieuwe partner wonen, een schoolwisseling noodzakelijk maakt. De man betwist de spoedeisendheid van de vorderingen en stelt dat de vrouw geen duidelijke woonplannen heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een schoolwisseling in het belang van de minderjarige is, en wijst deze vordering af. Daarnaast vordert de vrouw dat de man instemt met belmomenten tussen haar en de minderjarige tijdens de herfstvakantie, wat ook wordt afgewezen. De vrouw krijgt echter wel vervangende toestemming voor het treffen van een regeling ter finale kwijting in een andere procedure, en voor het betalen van schuttingskosten aan de buren. De man vordert op zijn beurt ook vervangende toestemming voor een vakantie met de minderjarige en het aanvragen van een paspoort, wat wordt toegewezen. De voorzieningenrechter wijst de meeste vorderingen af, maar compenseert de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/707541 / KG ZA 25-978
Vonnis in kort geding van 22 oktober 2025
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W.R. Arema,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. N. Meijer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 september 2025, met producties 1 tot en met 8;
- de aanvullende producties 9 tot en met 20 van de vrouw;
- de akte wijziging van eis van de vrouw;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
- de aanvullende producties 21 tot en met 29 van de vrouw
- de conclusie van antwoord op eiswijziging en- vermeerdering tevens vermeerdering van eis in reconventie, met producties 12 tot en met 16;
- de aanvullende producties 17 tot en met 19 van de man;
- de mondelinge behandeling van 8 oktober 2025
- de pleitaantekeningen van de vrouw.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 16 januari 2017 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Er is een echtscheidingsprocedure aanhangig bij deze rechtbank. In die procedure is nog geen mondelinge behandeling bepaald.
2.2.
Partijen wonen sinds augustus 2024 niet meer samen. Partijen hebben gezamenlijk gezag over hun minderjarige zoon [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018.
2.3.
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort op dit moment één woning: de woning aan de [adres 1] in Rotterdam. De man woont in deze woning. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoorde tevens de woning aan de [adres 2] in Rotterdam (hierna: de [adres 2] ). De vrouw woonde samen met [minderjarige] in deze woning. Deze woning is in augustus 2025 verkocht en op 6 oktober 2025 geleverd een derde. De overwaarde van deze woning staat op dit moment in depot bij de notaris.
2.4.
Sinds de verkoop van de woning aan de [adres 2] wonen de vrouw en [minderjarige] bij de nieuwe partner van de vrouw in Rotterdam Noord. De vrouw draagt voor het grootste deel van de schoolweek de zorg voor [minderjarige] . [minderjarige] gaat naar een basisschool in [naam wijk] in Rotterdam.
2.5.
Gedurende de herfstvakantie van 17 tot en met 25 oktober 2025 verblijft [minderjarige] bij de man.
2.6.
Partijen zijn gezamenlijk (indirect) eigenaar van het bedrijf [bedrijf X] . (hierna: [bedrijf X] ).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen voor de inschrijving op basisschool [naam school] te Rotterdam van [minderjarige] ;
II. te gebieden dat de man ervoor zorgt dat [minderjarige] gedurende de periode van 17 tot en met 27 oktober 2025 op twee momenten belt met de vrouw, op straffe van een dwangsom;
III. vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen voor het treffen van een regeling ter finale kwijting in de procedure bekend onder C/10/690395/HA ZA 24/1082 voor een bedrag van € 35.000,00, alsmede vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om voornoemd bedrag van de in het depot aanwezige gelden uit te betalen aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de advocaat van de eisende partij in voornoemde procedure;
IV. vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om een bedrag van € 2.000,00 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de buren van partijen ( [naam] ) vanwege de kosten van de schutting;
V. vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om het bedrag van € 1.873,60 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zijnde de kostenveroordeling van de man bij vonnis van 23 juni 2025;
VI. vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om het bedrag van € 250,00 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zijnde de kostenveroordeling van de man bij vonnis van 7 augustus 2025;
VII. te gebieden dat de man instemt met uitbetaling van het onder de notaris gehouden depot aan de vrouw, dan wel vervangende toestemming te verlenen, in plaats van de man, aan de notaris voor uitbetaling van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zijnde een bedrag van € 516.877,61;
VIII. te gebieden dat de man mee tekent voor de aankoop en levering van een nieuwe door de vrouw aan te kopen woning, dan wel vervangende toestemming te verlenen, in plaats van de man, voor de aankoop en levering van een door de vrouw aan te kopen woning, waarbij deze vervangende toestemming ook geldt voor de levering van deze woning (meer specifiek de onverdeelde helft van deze woning) aan de vrouw na de echtscheiding van partijen;
IX. te gebieden dat de man alle medewerking verstrekt en instemt met het overnemen/voortzetten door de vrouw van drie hypotheken bij de Rabobank, dan wel vervangende toestemming verleent, in plaats van de man, voor het overnemen/voortzetten door de vrouw van de voornoemde drie hypotheken, alsmede dat deze vervangende toestemming ook geldt voor het overnemen van de voornoemde hypotheken door de vrouw na de echtscheiding van partijen;
X. te gebieden dat de man alle medewerking verstrekt en instemt met het aangaan van een overbruggingshypotheek op de door de vrouw aan te schaffen woning, mocht dit nodig zijn voor de financiering van deze woning, dan wel vervangende toestemming, in plaats van de man, voor de instemming van het aangaan van een overbruggingshypotheek op een door de vrouw aan te schaffen woning;
XI. veroordeling van de man in de proceskosten.
3.2.
De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
in reconventie
3.3.
De man vordert na wijziging van eis – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 119.206,38 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van de hypothecaire geldlening van partijen;
II. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 135.907,11 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van het openstaande bedrag op de rekening courant van partijen;
III. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 200.000,00 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van het openstaande bedrag op de lening van dhr. [persoon A] ;
IV. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om het overige in depot zijnde bedrag, na aftrek van de depotkosten en na betaling van de twee bedragen ten aanzien van de gezamenlijke schulden, bij helfte tussen partijen te verdelen. Waarbij de notaris € 50.443,86 aan de man zal uitkeren en € 50.443,86 aan de vrouw zal uitkeren;
V. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor een vakantie naar Schotland van 17 tot en met 25 oktober 2025 van de man samen met [minderjarige] ;
VI. vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen aan de man om met spoed een paspoort aan te vragen voor [minderjarige] ;
VII. veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.4.
De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

Bezwaar stukken
4.1.
De vrouw maakt bezwaar tegen de toevoeging aan het procesdossier van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie en de conclusie van antwoord op eiswijziging en- vermeerdering tevens vermeerdering van eis in reconventie. Volgens de vrouw zijn de conclusies minder dan 24 uur voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediend en daarom te laat ingediend. De tweede conclusie is dusdanig laat ingediend dat de vrouw zich daar niet op heeft kunnen voorbereiden.
4.2.
De voorzieningenrechter wijst de bezwaren van de vrouw af. Gelet op het procesreglement waaruit volgt dat deze stukken uiterlijk 24 uur voorafgaand aan de zitting moeten worden ingediend, zijn de conclusies met (gewijzigde) tegenvorderingen te laat ingediend. De vrouw heeft echter, gelet op haar pleitaantekeningen en hetgeen zij ter zitting heeft aangevoerd, voldoende verweer kunnen voeren tegen deze conclusies. Daarom is er geen sprake van strijd met de goede procesorde en ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de stukken van de man niet toe te voegen aan het procesdossier.
in conventie
Schoolwijziging
4.3.
De vrouw vordert vervangende toestemming te verlenen, in plaats van de man, voor de inschrijving van [minderjarige] op basisschool [naam school] in Rotterdam. De vrouw stelt daartoe het volgende. Sinds de verkoop van de woning aan de [adres 2] woont de vrouw samen met [minderjarige] bij haar nieuwe partner in Rotterdam Noord. De vrouw is voornemens om een nieuwe woning in Rotterdam Noord, Blijdorp of Zestienhoven te kopen om daar samen met [minderjarige] te gaan wonen. Het voortzetten van de basisschool in [naam wijk] totdat de vrouw een nieuwe woning heeft, is niet mogelijk. De vrouw draagt het grootste deel van de schoolweek de zorg voor [minderjarige] en moet [minderjarige] , vanuit Rotterdam Noord, twee keer per dag naar school brengen en van school ophalen. Dit kost haar veel reistijd en heeft daardoor een grote impact op de werkdag van de vrouw. Ter zitting heeft de vrouw toegelicht dat zij werkt in Den Haag en op dit moment maximaal vijf uur per dag kan werken, met alle gevolgen van dien. De vrouw heeft samen met [minderjarige] drie verschillende basisscholen in Rotterdam Noord bezocht. [minderjarige] heeft aangegeven het liefst naar basisschool [naam school] te gaan. Op die school zitten een aantal vriendjes van de rugby van [minderjarige] . De vrouw heeft de man gevraagd om een inhoudelijke reactie over de scholen, maar de man heeft niet hierop niet gereageerd en geeft geen toestemming voor de inschrijving. Daarom vordert de vrouw vervangende toestemming voor de schoolwijziging.
4.4.
De man voert onder meer aan dat deze vordering van de vrouw zich niet leent voor behandeling in kort geding, maar in een verzoekschriftprocedure ex artikel 1:253a BW moet worden behandeld. De man betwist de door de vrouw gestelde reistijd en voert aan dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. Verder heeft de man ter zitting aangevoerd dat hij niet tegen een schoolwijziging is van [minderjarige] in het kader van een verhuizing, maar dat de vrouw op dit moment geen duidelijke woonplannen heeft. In de visie van de man is een schoolwijziging daarom op dit moment overhaast en niet goed voorbereid. Daarnaast is een schoolwijziging, midden in het schooljaar, volgens de man niet in het belang van [minderjarige] omdat hij gewend is aan zijn huidige basisschool in [naam wijk] en daar zijn sociale kring heeft.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt.
4.6.
Dit geschil ziet op de uitoefening van het gezamenlijk gezag en moet in beginsel worden beoordeeld in het kader van een verzoekschriftprocedure als bedoeld in artikel 1:253a BW. Wanneer de vordering echter een spoedeisend karakter heeft en zich voldoende leent voor behandeling en beoordeling in kort geding, kan ook een kort geding aanhangig worden gemaakt bij de voorzieningenrechter.
4.7.
De vrouw heeft voldoende gesteld dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dat volgt uit haar stellingen dat de afstand van de woning tot de basisschool van [minderjarige] een grote impact heeft op de werkdag van de vrouw.
4.8.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij een beslissing omtrent een schoolwijziging het belang van het kind voorop staat. In deze zaak is voor toewijzing van de onderhavige vordering in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat een schoolwisseling op dit moment in het belang van [minderjarige] is. De vrouw heeft nog geen eigen woning in de omgeving van basisschool [naam school] in Rotterdam. De vrouw stelt weliswaar dat zij voornemens is om een woning in de buurt van die basisschool kopen maar het is, mede gelet op de huidige woningmarkt en de lopende echtscheidingsprocedure, onzeker of en op welke termijn zij in die omgeving daadwerkelijk een woning kan kopen. Er bestaat een risico dat de vrouw er niet aan ontkomt dat zij toch elders een woning moet kopen of huren. Er is nog veel onzeker. Een schoolwisseling op dit moment brengt het risico met zich dat [minderjarige] binnen afzienbare tijd nadien wederom van basisschool moet wisselen. Toewijzing van de onderhavige vordering in kort geding zou mogelijk juist niet bijdragen aan een stabiele situatie voor [minderjarige] terwijl stabiliteit in de huidige situatie juist in zijn belang is. Vordering I wordt daarom afgewezen.
Belmomenten met [minderjarige] gedurende de herfstvakantie
4.9.
De vrouw vordert te gebieden dat de man ervoor zorgt dat [minderjarige] gedurende de periode van 17 tot en met 27 oktober 2025 op twee momenten belt met de vrouw, op straffe van een dwangsom. De vrouw stelt dat zij het in het belang van [minderjarige] acht dat [minderjarige] tijdens zijn verblijf bij de man met de vrouw kan bellen. De man reageert niet op dit verzoek van de vrouw, zodat zij vervangende toestemming vordert.
4.10.
De man voert het volgende aan. Er is geen sprake van een spoedeisend belang. Daarnaast is toewijzing van deze vordering niet in het belang van [minderjarige] omdat [minderjarige] heeft aangegeven het prettig te vinden om zich niet te hoeven focussen op het contact met de ene ouder terwijl hij op dat moment bij de andere ouder verblijft. De man wenst geen contact te hebben met de vrouw, ook niet op de momenten dat [minderjarige] bij de man verblijft.
4.11.
De voorzieningenrechter overweegt dat ook ten aanzien van deze vordering geldt dat het belang van het kind voorop staat. De relatie tussen partijen is, gelet ook op het gedrag van partijen op de mondelinge behandeling, op dit moment erg gespannen. In dat kader acht de voorzieningenrechter het niet wenselijk om verplichte belmomenten tussen [minderjarige] en de vrouw op te leggen gedurende de periode dat [minderjarige] bij de man verblijft. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij zo min mogelijk meekrijgt van de spanningen tussen zijn ouders en dat er geen druk op hem ligt wat betreft (op straffe van verbeurte van een dwangsom afgedwongen) belmomenten met zijn moeder, zodat de rust en stabiliteit tijdens zijn verblijf bij zijn vader behouden blijft. Vordering II wordt daarom afgewezen.
Boetebeding Maashavenweg
4.12.
De vrouw vordert vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen voor het treffen van een regeling ter finale kwijting in een andere procedure voor een bedrag van € 35.000,00, alsmede vervangende toestemming te verlenen aan de notaris om dit bedrag van de in het depot aanwezige gelden uit te betalen aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de advocaat van de eisende partij in voornoemde procedure.
4.13.
De vrouw stelt het volgende. De man heeft in mei 2024 een woning gekocht op de Maashavenweg in Rotterdam. De waarborgsom voor deze woning is niet voldaan en evenmin is er een bankgarantie gesteld. De verkopers hebben de koopovereenkomst daarom ontbonden en partijen gedagvaard tot betaling van de boete van € 51.000,00 uit hoofde van de koopovereenkomst. Deze procedure loopt bij deze rechtbank (C/10/690395/ HA ZA 24/1082). Op 29 oktober 2025 vindt de mondelinge behandeling in deze zaak plaats. De vrouw heeft met de verkopers een minnelijke regeling getroffen voor een bedrag van € 35.000,00. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw de e-mail van 7 oktober 2025 van de verkopers overgelegd waaruit volgt dat de verkopers nog steeds bereid zijn om een schikkingsbedrag van € 35.000,00 te accepteren. Omdat de notaris geen betalingen aan derden mag verrichten, moet de betalingen via de vrouw plaatsvinden, aldus de vrouw.
4.14.
De man heeft ter zitting verklaard dat hij het op zich wenselijk vindt om deze regeling te treffen, maar hij vindt niet dat hij draagplichtig is voor deze schadepost omdat deze schadepost is ontstaan door foutief gedrag van de vrouw en zij in zijn visie daarom alleen draagplichtig is ter zake van deze schadepost.
4.15.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering nu er ten aanzien van deze vordering een procedure aanhangig is bij deze rechtbank en waarvan de mondelinge behandeling al over een week plaatsvindt. Door een regeling tot stand te brengen kunnen partijen het maken van verdere kosten en daarmee het mogelijk verder oplopen van de schade voorkomen.
4.16.
Partijen hebben beiden aangegeven dat zij er belang bij hebben dat bovengenoemde minnelijke regeling wordt getroffen en dat de te maken afspraken worden uitgevoerd opdat de schade waarvoor zij gezamenlijk aansprakelijk zijn niet verder oploopt. De man heeft zijn weigering om niettemin niet mee te werken aan beperking van de schade niet van een logische onderbouwing kunnen voorzien. Vordering III wordt daarom toegewezen. Als de man van mening is dat hij niet draagplichtig is voor deze schadepost dan kan hij dit inbrengen in de echtscheidingsprocedure tussen partijen in het kader van de uiteindelijke verdeling en financiële afwikkeling.
Betaling van de schuttingskosten aan de voormalige buren
4.17.
De vrouw vordert vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om een bedrag van € 2.000,00 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de voormalige buren van partijen van de woning aan de [adres 2] , wegens de kosten voor een schutting.
4.18.
De vrouw stelt het volgende. Tussen de voormalige tuin van partijen, behorende tot de woning aan de [adres 2] , en de tuin van de buren is door de buren ongeveer twee jaar geleden een schutting geplaatst. Partijen hebben hiermee ingestemd en partijen hebben ook ingestemd met het betalen van de helft van de schuttingskosten. In dat kader moet nog € 2.000,00 aan de buren worden betaald. De man heeft met de betaling van dit bedrag niet schriftelijk ingestemd, zodat de vrouw vervangende toestemming vordert.
4.19.
De man voert aan dat partijen al in april 2024 hadden afgesproken om de woning aan de [adres 2] te verkopen en dat de vrouw tot januari 2025 in deze woning mocht blijven wonen, mits zij alle woonlasten en verplichtingen op zich zou nemen. Op het moment dat de man de woning heeft verlaten heeft hij afstand gedaan van alle verplichtingen ten aanzien van het beheer en onderhoud voor de woning, waaronder de kosten in verband met de schutting. De man heeft ter zitting wel erkend dat deze afspraak met de buren is gemaakt op het moment dat hij nog in de woning aan de [adres 2] woonde en dat de kosten voor de schutting inderdaad aan de buren moeten worden betaald. Hij vindt echter dat ze volledig voor rekening van de vrouw moeten komen.
4.20.
De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de vrouw een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Beide partijen zijn van mening zijn dat de kosten voor de schutting, die inmiddels zo’n twee jaar geleden is geplaatst, aan de buren moeten worden betaald.
4.21.
De afspraak met de buren over de schuttingskosten is gemaakt op het moment dat de man nog in de woning woonde en partijen gehuwd waren. Partijen zijn daarvoor ten opzichte van de buren beiden verantwoordelijk. Dat is ook niet in geschil. De weigering van de man om niettemin niet mee te werken aan betaling van dit bedrag aan de buren mist tegen deze achtergrond een logische onderbouwing. Dat betekent dat vordering IV wordt toegewezen. Als de man van mening is dat hij niet draagplichtig is voor deze schadepost kan hij dit inbrengen in de echtscheidingsprocedure tussen partijen. In het kader van de verdeling zullen partijen uiteindelijk tot een finale financiële afrekening moeten komen. Het ligt niet in de rede om de (voormalige) buren daarop te laten wachten.
Proceskosten en dwangsom innen
4.22.
De vrouw vordert vervangende toestemming, in plaats van de man, te verlenen aan de notaris om een bedrag van € 1.873,60 en een bedrag van € 250,00 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw. Dat betreft een kostenveroordeling van de man bij vonnis van 23 juli 2025 en een volgens de vrouw door de man verschuldigde dwangsom die voortvloeit uit een overtreding van een aan de man bij vonnis van 7 augustus 2025 opgelegd straatverbod.
4.23.
De man voert onder meer aan dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij deze vorderingen.
4.24.
De voorzieningenrechter volgt de man in dat verweer. Niet is gebleken waarom deze geldvorderingen met spoed moeten worden uitbetaald. De stelling van de vrouw dat het spoedeisend belang gelegen is in het feit dat er op dit moment geld beschikbaar is, is daartoe in ieder geval onvoldoende. De vorderingen V en VI worden daarom afgewezen.
Vorderingen strekkende tot de koop en financiering van een nieuwe woning
4.25.
De vrouw vordert verder allerlei voorzieningen die ertoe strekken dat zij een nieuwe woning kan kopen en kan financieren door het verkrijgen van vervangende toestemming voor het mee tekenen voor de aankoop en levering van een nieuwe woning, het aangaan van een overbruggingshypotheek en het overnemen van hypothecaire geldleningen, welke hypotheken op naam van de vrouw zouden dienen te worden gezet en waarvoor de man ook hoofdelijk aansprakelijk zou blijven.
4.26.
De man stemt hiermee niet in omdat hij vindt dat de financiële situatie tussen partijen zo snel mogelijk ontvlochten moet worden. Daarnaast voert de man aan dat de vrouw geen spoedeisend belang bij deze vorderingen heeft.
4.27.
Een deugdelijke grondslag voor deze vorderingen is in de visie van voorzieningenrechter niet gesteld of gebleken. Het lijkt wenselijk dat in het kader van de echtscheidingsprocedure ook de verdeling en financiële ontvlechting tussen partijen spoedig plaatsvindt. Het nu juist aangaan van extra financiële verplichtingen en schulden waarvoor partijen dan ook weer samen hoofdelijk aansprakelijk zijn past daar niet bij. Gedurende de periode dat de financiële ontvlechting nog niet heeft plaatsgevonden, kan de vrouw ook in haar woonbehoefte voorzien door het zoeken van een huurwoning in plaats van een koopwoning. De vorderingen VIII, IX en X worden daarom afgewezen.
Verdeling van de overwaarde
4.28.
In het verlengde van de afwijzing van de vorderingen VIII, IX en X zal de daarmee samenhangende vordering VII slechts gedeeltelijk worden toegewezen, dus niet voor het gevorderde bedrag van € 516.877,61. Indien niet het volledige bedrag in het depot wordt uitbetaald blijft er geld in het depot zitten, mogelijk totdat hierover uiteindelijk wordt beslist in de echtscheidingsprocedure tussen partijen. De voorzieningenrechter acht dit onwenselijk. Beide partijen hebben blijkens hun stellingen dringend behoefte aan financiële middelen. Overeenstemming over een verdeling van de nu beschikbare liquide middelen kan niettemin niet worden bereikt omdat het voor partijen heel moeilijk blijkt te zijn om ergens overeenstemming over te bereiken. De voorzieningenrechter acht het ongewenst om de beschikbare middelen voor beide partijen te blokkeren door deze (mogelijke: zeer) langdurig in depot te laten staan waarbij partijen maandelijks depotkosten aan de notaris verschuldigd zijn, terwijl zij intussen mogelijk beiden tegen aanzienlijke kosten geld van derden zouden moeten lenen om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen. Daar hebben partijen en hun kind geen belang bij. Tegen deze achtergrond wijst de voorzieningenrechter vordering VII op de volgende wijze toe.
4.29.
Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat, in afwijking tot bovengenoemd bedrag dat in de akte wijziging van eis wordt genoemd, uit de definitieve nota van afrekening ten aanzien van de verkoop van de woning aan de [adres 2] volgt dat er een bedrag van € 544.790,44 beschikbaar is voor partijen. Ditzelfde bedrag volgt ook uit de door de man overgelegde overeenkomst van depot (productie 19). Dit bedrag staat op dit moment bij de notaris in het depot. Dit bedrag kan, na aftrek van de depotkosten van in totaal € 1.331,00 inclusief btw, een bedrag van € 35.000,00 (vordering III) en een bedrag van € 2.000,00 (vordering IV), bij helfte worden verdeeld tussen partijen en door de notaris te worden uitbetaald aan partijen. Dit betekent dat de notaris aan de vrouw, nu deze vordering alleen ziet op de uitbetaling aan de vrouw, een bedrag van € 253.229,72 dient uit te betalen aan de vrouw, nu deze vordering alleen ziet op de uitbetaling aan de vrouw. Voor de uitbetaling van dit bedrag aan de man wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.39. Vordering VII wordt dan ook toegewezen tot voornoemd bedrag. In het kader van de echtscheidingsprocedure zal uiteindelijk de finale verdeling van alles wat tot de boedel behoort moeten plaatsvinden.
Proceskosten
4.30.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen (ex)echtgenoten worden gecompenseerd.
in reconventie
Geldlening aan [bedrijf X] ten behoeve van woning
4.31.
De man vordert vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 119.206,38 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van de hypothecaire geldlening van partijen.
4.32.
De man stelt dat partijen voor een gedeelte van de aanschafprijs van de woning aan de [adres 2] gebruik hebben gemaakt van een hypothecaire geldlening van € 119.206,38, afgesloten bij [bedrijf X] . Het bedrag dat is vrijgekomen bij de verkoop van de woning aan de [adres 2] moet allereerst worden aangewend om gezamenlijk aangegane schulden af te lossen. Omdat de vrouw haar medewerking niet wil verlenen aan het eerst aflossen van de schulden, verzoekt de man om hiervoor vervangende toestemming te verlenen.
4.33.
De vrouw voert onder meer aan dat de man vanaf het begin heeft aangegeven dat partijen voor de woning aan de [adres 2] een geldlening overeen zijn gekomen en niet een hypothecaire geldlening. De man heeft de door hem gestelde hypothecaire geldlening niet met stukken onderbouwd, dus de daadwerkelijke betaling van het bedrag vanuit [bedrijf X] aan partijen heeft de vrouw nooit gezien. Gelet op de wisselende uitspraken van de man over de hoogte van de door hem gestelde hypothecaire geldlening, vraagt de vrouw zich af of deze lening wel bestaat.
4.34.
De voorzieningenrechter overweegt dat als er sprake zou zijn van een door [bedrijf X] verstrekte hypothecaire geldlening het in de rede zou liggen dat de notaris deze zou hebben afgelost bij de verkoop van de woning aan de [adres 2] . Anders dan door de man in de procedure gesteld, is daar kennelijk geen sprake van. De man heeft aldus niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van de door hem gestelde hypothecaire geldlening. De man kan de mogelijk nog openstaande schuld bij [bedrijf X] aflossen uit het aan hem uit te keren gedeelte van de overwaarde van de woning aan de [adres 2] . De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat sprake is van een bepaalde onevenwichtigheid tussen partijen, in die zin dat de man nu woont in een gezamenlijke woning van partijen met waarschijnlijk een overwaarde die nog in de verdeling zal moeten worden betrokken, terwijl de gemeenschappelijke woning van partijen aan de [adres 2] , waarin de vrouw woonde, is verkocht en de vrouw momenteel geen eigen woonruimte heeft. Of en in welke mate er sprake zal zijn van in het kader van de uiteindelijke verdeling te verdelen overwaarde en hoe het precies staat met de ook in die verdeling te betrekken waarde van [bedrijf X] kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld. Dat er onzekerheid bestaat neemt niet weg dat de vrouw er belang bij heeft dat zij het aan haar toegekende gedeelte van het depotbedrag mede kan aanwenden om in de woonbehoefte van haarzelf en [minderjarige] te voorzien en dat de man er belang bij heeft dat ook aan hem een substantieel gedeelte van het depotbedrag wordt toegekend zodat in het traject tot de uiteindelijke verdeling geen onoverkomelijke liquiditeitsproblemen ontstaan. Gelet op het voorgaande wordt vordering I afgewezen, maar zal vordering IV wel worden toegewezen zoals hierna nader toegelicht.
Schuld rekening-courant [bedrijf X]
4.35.
De man vordert verder vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 135.907,11 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van het openstaande bedrag op de rekening-courant van partijen. Volgens de man hebben partijen dit bedrag gebruikt voor de verbouwing en inrichting van de woning aan de [adres 2] . Daarnaast is er een overbruggingskrediet mee afbetaald en hebben partijen van dit bedrag een laadunit laten installeren. Ook deze gezamenlijke schuld wenst de man om eerst af te lossen. Nu de vrouw haar medewerking niet wil verlenen aan het aflossen van deze schuld door middel van het bedrag in depot bij de notaris, vordert de man vervangende toestemming.
4.36.
De vrouw voert onder meer aan dat zij niet op de hoogte is van de rekening-courantovereenkomsten en dat er veel onduidelijk is over deze vordering.
4.37.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man deze vordering niet aannemelijk heeft gemaakt. Bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie stelt de man dat er sprake is van een schuld op de rekening-courant van € 135.907,11. Ter zitting heeft de man echter verklaard dat dit bedrag niet juist en dat de schuld volgens de man per peildatum € 69.232.94 betrof. De man heeft dit bedrag echter niet onderbouwd, zodat niet is duidelijk is geworden waarop dit bedrag precies is gebaseerd. Vordering II wordt dan ook afgewezen. Als de man het noodzakelijk acht, kan hij tot aflossing van eventuele schulden met betrekking tot [bedrijf X] overgaan uit het aan hem uit te betalen deel van het depot ter zake van de overwaarde van de woning aan de [adres 2] .
Geldlening aan [bedrijf X] .
4.38.
De man vordert vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om een bedrag van € 200.000,00 uit te betalen aan de man zodat hij [bedrijf X] kan betalen ten behoeve van de aflossing van het openstaande bedrag op de lening van dhr. [persoon A] . De man stelt dat de financiële situatie van [bedrijf X] op dit moment niet goed is. [bedrijf X] heeft geld moeten lenen van [bedrijf X] . De holding beschikte echter ook niet over genoeg vermogen om alles te kunnen financieren. Daarom heeft de holding € 200.000,00 moeten lenen van een gezamenlijke vriend, dhr. [persoon A] . Het is in het belang van partijen dat [bedrijf X] draaiende wordt gehouden en schulden worden beperkt. Omdat de vrouw haar medewerking niet wil verlenen aan het aflossen van deze schuld vordert de man hiervoor vervangende toestemming.
4.39.
Dit voorzieningenrechter verwijst naar wat onder 4.37 en daarvoor is overwogen. Deze vordering van de man heeft betrekking op een schuld van [bedrijf X] . aan een derde. In beginsel staan de man en de vrouw daarbuiten, ook al hebben zij beide belang bij het voortbestaan van [bedrijf X] en [bedrijf X] . Er zal uiteindelijk een verdeling en totale financiële ontvlechting tussen partijen moeten plaatsvinden. Dat kan niet worden gerealiseerd in het beperkte kader van dit kort geding. De voorziening die per saldo wordt getroffen is dat beide partijen een deel van de gerealiseerde overwaarde op de verkochte woning ter beschikking krijgen, vooruitlopend op de toekomstige verdeling en financiële ontvlechting.
4.40.
Deze vordering wordt gelet op het voorgaande afgewezen.
Betaling van het overige in depot zijnde bedrag aan partijen
4.41.
De man vordert vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor de opdracht aan de notaris om het overige in het depot zijnde bedrag, na aftrek van de kosten van het depot en na betaling van de twee bedragen ten aanzien van de gezamenlijke schulden, bij helfte tussen partijen te verdelen.
4.42.
Gelet op wat is overwogen onder rechtsoverweging 4.29 en hiervoor, wijst de voorzieningenrechter vordering IV toe tot een bedrag van € 253.229,72.
Vervangende toestemming vakantie en aanvraag spoedpaspoort
4.43.
De man vordert vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen voor een vakantie naar Schotland van 17 oktober tot en met 25 oktober 2025 van de man samen met [minderjarige] . De man vordert in het verlengde hiervan ook vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, te verlenen aan de man om met spoed een paspoort aan te vragen voor [minderjarige] .
4.44.
De vrouw voert aan dat zij op zich niet tegen een vakantie van de man met [minderjarige] naar Schotland is. Zij wil hiervoor echter alleen haar toestemming verlenen onder de voorwaarde dat de man ervoor zorgt dat [minderjarige] haar tweemaal belt tijdens deze vakantie. Het paspoort kan wat de vrouw betreft aangevraagd worden, maar zij wil er na de vakantie de beschikking over krijgen.
4.45.
De voorzieningenrechter overweegt dat van een spoedeisend belang, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam is gebleken.
4.46.
Ten aanzien van de door de vrouw gestelde voorwaarde wordt verwezen naar wat is overwogen onder rechtsoverweging 4.11. Nu de vrouw aangeeft dat zij verder geen bezwaar heeft tegen deze vakantie en niet in geschil is dat [minderjarige] op dit moment niet over een paspoort beschikt, worden de vorderingen V en VI toegewezen.
4.47.
Wat er na de vakantie met het paspoort dient te gebeuren, zoals wie het paspoort in zijn/haar bezit houdt, ligt thans niet ter beoordeling voor aan de voorzieningenrechter. Het ligt in de rede dat de advocaten van partijen daarover met elkaar in overleg treden. Hetzelfde geldt voor vergelijkbare geschillen ten aanzien van volgende vakanties voor zover partijen samen dan nog steeds niet tot redelijk overleg in staat zijn.
4.48.
Het nemen van een beslissing op deze vorderingen was niet eerder mogelijk. Dat hangt samen met het door partijen in dit kort geding in conventie en in reconventie over en weer instellen van (uiteindelijk) een veelheid aan vorderingen van heel verschillende aard.
Proceskosten
4.49.
De proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen (ex)echtgenoten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de man, voor het treffen van een regeling ter finale kwijting in de procedure bekend onder C/10/690395/HA ZA 23/1082 voor een bedrag van € 35.000,00, alsmede verleent vervangende toestemming, in plaats van de man, aan de notaris om voornoemd bedrag van de in het depot aanwezige gelden uit te betalen aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de advocaat van de eisende partij in voornoemde procedure;
5.2.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de man, om een bedrag van € 2.000,00 uit te betalen van de in het depot aanwezige gelden aan de vrouw, zodat zij dit kan doorbetalen aan de buren van partijen ( [naam] ) vanwege de kosten van de schutting;
5.3.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de man, voor de opdracht aan de notaris om het overige in depot zijnde bedrag, na aftrek van de kosten van het depot en na aftrek van de gezamenlijke schulden ten aanzien van de schuttingskosten en een minnelijke regeling uit een andere procedure, bij helfte tussen partijen te verdelen. Waarbij de notaris aan de vrouw een bedrag van € 253.229,72 zal uitkeren;
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, aan de man voor de opdracht aan de notaris om het overige in depot zijnde bedrag, na aftrek van de kosten van het depot en na aftrek van de gezamenlijke schulden ten aanzien van de schuttingskosten en een minnelijke regeling uit een andere procedure. Waarbij de notaris aan de man een bedrag van € 253.229,72 zal uitkeren;
5.8.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, aan de man voor een vakantie naar Schotland van 17 oktober tot en met 25 oktober 2025 van de man samen met [minderjarige] ;
5.9.
verleent vervangende toestemming, in plaats van de vrouw, aan de man om met spoed een paspoort aan te vragen voor [minderjarige] ;
5.10.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2025.
[3894/1729]