ECLI:NL:RBROT:2025:12516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/704886 / JE RK 25-1667
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over voorlopige ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 augustus 2025 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige], die is blootgesteld aan huiselijk geweld en alcoholproblematiek van de ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is zodanig dat [voornaam minderjarige] momenteel in een pleeggezin verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling te verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden te verlenen. Tijdens de zitting waren de ouders aanwezig, samen met hun advocaat en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de GI gedeeld en geconcludeerd dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter hoopt dat de ouders in de komende periode de nodige stappen ondernemen om de situatie te verbeteren en dat er uiteindelijk een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/704886 / JE RK 25-1667
Datum uitspraak: 20 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter over het horen op een voorlopige ondertoezichtstelling en verlengen machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. N. Roos uit Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 10 augustus 2025 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het bericht van mr. N. Roos met bijlagen van 20 augustus 2025.
1.2.
Op 20 augustus 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna: de GI, [persoon B] .
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
M.M. Lukomski, tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
Bij beschikking van 10 augustus 2025 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 november 2025. Tevens is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken en is de beslissing voor het overige aangehouden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Hierop moeten partijen nog worden gehoord. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Over de duur van vier weken is al beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot
10 november 2025.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De aanleiding voor het verzoek is het huiselijk geweld tussen de ouders, waar [voornaam minderjarige] getuige van is. De moeder is bekend met alcoholproblematiek. De politie is een paar keer noodzakelijk gebleken en ook vrijwillige hulpverlening is al langere tijd betrokken, zonder resultaat.
De grens is bereikt. De zorgen over [voornaam minderjarige] zijn groot en het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] veilig is. Alcoholproblematiek is hardnekkig en het zal tijd kosten om de situatie daadwerkelijk te veranderen. Positief is dat de ouders goede plannen en voornemens hebben. Het is belangrijk dat de ouders in de komende periode laten zien dat zij de knop kunnen omzetten.
4.2.
De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. Het huisverbod van de moeder loopt af op 21 augustus 2025. De ouders hebben met Veilig Thuis een partnergesprek gehad, waarbij er veiligheidsafspraken zijn gemaakt. De ouders zijn bekend met een patroon van huiselijk geweld en alcoholproblematiek. Hulpverlening is noodzakelijk. Het crisisinterventieteam (CIT) en Veilig Thuis hebben de moeder geadviseerd om naar Antes te gaan. De moeder heeft aangegeven dat zij hiervoor openstaat, maar heeft zich nog niet aangemeld. De situatie is te kwetsbaar om [voornaam minderjarige] op dit moment terug te plaatsen bij de ouders. Wel is het positief dat de vader [voornaam minderjarige] heeft ingeschreven bij een kinderdagverblijf. De ouders zullen in de komende periode moeten laten zien dat zij zich inzetten voor de hulpverlening en zich houden aan de veiligheidsafspraken. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] in het pleeggezin en er zijn omgangsmomenten met de ouders ingepland.
4.3.
Door en namens de vader wordt ter zitting verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing per direct op te heffen en het overige verzochte af te wijzen. Er wordt geen verweer gevoerd tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. De vader en ook de moeder staan open voor de hulpverlening. Een positieve ontwikkeling hierbij is dat het huisverbod van de moeder niet wordt verlengd. De beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing is te snel genomen. De vader erkent dat er een incident heeft plaatsgevonden en er hulp nodig is. De situatie heeft de ouders laten inzien dat het zo niet langer kan. De vader heeft zelf geen alcoholprobleem maar staat open voor relatietherapie en praktische tips. De ouders hebben besloten om weg te blijven van alcohol. De vader kan voor [voornaam minderjarige] zorgen en heeft haar aangemeld voor een kinderdagverblijf. Met hulpverlening in de thuissituatie kunnen de problemen geneutraliseerd worden. De vader staat er zelfs voor open om, indien het nodig is, zijn baan op te zeggen. [voornaam minderjarige] wordt bijna twee jaar en de ouders willen graag haar verjaardag samen thuis vieren. De ouders willen een kans krijgen om zich te bewijzen.
4.4.
Door de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder voelt zich slecht. Het is nooit haar bedoeling geweest om deze situatie te creëren. De moeder erkent dat ze weleens alcohol gebruikt en dat de vader en zij soms ruzie hebben. De ouders zijn in staat om voor [voornaam minderjarige] te zorgen en zijn vastbesloten om de situatie te veranderen. De moeder staat open voor therapie en gaat de dag na de zitting gelijk naar de huisarts om een doorverwijzing te vragen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:257 BW) en dat de uitgesproken voorlopige ondertoezichtstelling, zoals verzocht en ter zitting niet weersproken, daarom nog steeds passend en geboden is. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
[voornaam minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zij is langere tijd blootgesteld aan ruzies en huiselijk geweld tussen de ouders en bij de moeder is sprake van alcoholproblematiek. Op 10 augustus 2025 is de situatie geëscaleerd, waarna [voornaam minderjarige] diezelfde dag met spoed uit huis is geplaatst in een pleeggezin. De moeder zat op dat moment op het politiebureau en de politie en het CIT constateerden dat de vader niet in staat was om de basale verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich te nemen. Hoewel de vader ter zitting aangeeft dat hij hiertoe wel in staat is, heeft de vader dit op dat moment niet laten zien. Er zijn al langere tijd grote zorgen over de thuissituatie, waarbij ook hulpverlening in het vrijwillig kader is betrokken. Gebleken is dat de ouders de eerder gemaakte veiligheidsafspraken onvoldoende zijn nagekomen en de ruzies en het alcoholgebruik zijn doorgegaan. Ter zitting stellen beide ouders dat het incident een ‘wake up call’ is geweest en dat ze nu echt aan zichzelf willen werken. Hoewel de kinderrechter het met de Raad en de GI eens is dat het positief is dat de ouders goede voornemens hebben en openstaan voor de hulpverlening, is het nog te vroeg om [voornaam minderjarige] terug te plaatsen bij de ouders. Het is noodzakelijk dat de ouders daadwerkelijk laten zien dat zij de situatie op een positieve manier willen veranderen. Hiervoor is het onder meer belangrijk dat er relatietherapie komt en de moeder bij de huisarts een doorverwijzing vraagt voor behandeling van haar alcoholproblematiek. De kinderrechter gaat er vanuit dat zo snel als mogelijk wordt toegewerkt naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouders. Hierbij staat het belang van [voornaam minderjarige] voorop. [voornaam minderjarige] heeft behoefte aan rust, stabiliteit en veiligheid. De kinderrechter hoopt dat het de ouders lukt om de veiligheidsafspraken na te komen en een positieve verandering teweeg te brengen.
5.3.
De kinderrechter houdt de genomen beslissing van de kinderrechter van
10 augustus 2025 dan ook in stand en verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 november 2025.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beschikking van de kinderrechter van 10 augustus 2025 in stand;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 10 november 2025;
6.3.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025 door
mr. M.C. Woudstra, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 1 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.