ECLI:NL:RBROT:2025:12463

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
10-149372-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met algemeen gevaar voor goederen

Op 10 oktober 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van een bedrag van € 5.750,00, omdat de verdachte een aannemelijke verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de criminele herkomst van het geld, aangezien de verdachte had verklaard dat hij dit bedrag van zijn moeder had ontvangen en het geld bestemd was voor legale uitgaven.

Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan het medeplegen van een ontploffing. De feiten wezen uit dat op 20 april 2025 een explosie had plaatsgevonden bij een woning in Rotterdam, waarbij de verdachte als opdrachtgever was betrokken. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en andere medeverdachten, wat leidde tot de explosie. De verdachte had een cruciale rol gespeeld in de organisatie van de explosie en was verantwoordelijk voor de financiën. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 28 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-149372-25
Datum uitspraak: 10 oktober 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboortpelaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
gedetineerd in [detentieadres] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (primair) en onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 (witwassen)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is wettig en overtuigend bewijs voor feit 2. De verdediging heeft ter zitting stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verdachte € 3.000,00 van zijn moeder heeft ontvangen en dat de verdachte dit bedrag vervolgens heeft opgenomen. Voor dit gedeelte kan de verdachte worden vrijgesproken. Voor het bedrag van € 2.750,00 is sprake van witwassen. De verdachte heeft daarover geen verklaring afgelegd.
4.1.2.
Beoordeling
Hoewel het – op zijn minst genomen – opmerkelijk is dat de verdachte bij de aanhouding een bedrag van € 5.750,00 aan contant geld in de bosjes heeft gegooid, heeft de verdachte ter zitting een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de herkomst van het geld. Hij heeft verklaard dat hij geld heeft ontvangen van zijn moeder en dat hij contant geld op zak had voor de huur van een feestzaal en voor de aankoop van cadeaus voor zijn kind. Dat het contant geld bestond uit coupures van € 50,00 past in zijn verklaring en de aanwezigheid van dergelijke coupures levert op zich zelf genomen nog geen overtuigende witwasindicatie op. Ook heeft de raadsvrouw ter zitting stukken overgelegd ter onderbouwing van de legale herkomst van het aangetroffen geld bij de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte onder meer geld heeft ontvangen van zijn moeder. De raadsvrouw heeft aangegeven dat deze stukken een aantal weken geleden al aan de rechtbank en het openbaar ministerie zijn verstuurd. Het had in dat geval op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om deze verklaring nog nader te onderzoeken. Het is daarmee onvoldoende aannemelijk geworden dat het aangetroffen geld een criminele herkomst heeft.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (medeplegen ontploffing teweegbrengen)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de gebruiker is geweest van de snapchataccounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 7] .Daardoor is er geen direct bewijs dat de verdachte betrokken zou zijn geweest bij de ontploffing. Subsidiair kan de rol van de gebruiker van deze accounts niet gekwalificeerd worden als die van medepleger.
4.2.2.
Beoordeling
Relevante feiten en omstandigheden
Op 20 april 2025 om 22:55 uur heeft er een explosie plaatsgevonden bij [adres 2] . Uit het politieonderzoek is gebleken dat als gevolg van de ontploffing onder andere meerdere ramen zijn gebroken, er rookontwikkeling was, er een zwarte plek op de grond bij de voordeur van [adres 2] zichtbaar was en er restanten van vuurwerk op de grond lagen.
Uit de camerabeelden is gebleken dat kort voor de ontploffing een auto heeft stilgestaan bij de avondwinkel KCT aan de Middellandstraat. Even later is aan de bijrijderszijde een persoon uitgestapt, die vervolgens zijn route vervolgde naar de Bloemkwekersstraat. Dit bleek later te zijn: [medeverdachte 1] . Ook is gezien dat de bestuurder van het voertuig is uitgestapt. Dit bleek later te zijn: de [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft later verklaard dat hij samen met de [medeverdachte 2] naar de Maashaven in Rotterdam is gereden om een Cobra 6 op te halen. Vervolgens zijn zij samen naar de Kruiskade gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie bij [adres 2] gepleegd. De explosie is door [medeverdachte 1] in een video op de (geleende) telefoon van de [medeverdachte 2] vastgelegd. Na de explosie is [medeverdachte 1] weer bij de [medeverdachte 2] in de auto gestapt en zijn ze weggereden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Snapchataccounts
Uit onderzoek naar de telefoons van de [medeverdachte 2] is gebleken dat er gesprekken via Snapchat zijn gevoerd die betrekking hebben op de explosie.
De [medeverdachte 2] (
[gebruikersnaam 1]) zat in een groepsgesprek met [medeverdachte 1] (
[gebruikersnaam 2]) en de accountnamen
[accountnaam 1] , [accountnaam 2]en
. [accountnaam 3]. De [medeverdachte 2] heeft één dag na de explosie een screenshot doorgestuurd van het gesprek, waarin wordt gesproken over het uitblijven van de betaling. Uit nader onderzoek is gebleken dat:
  • [medeverdachte 1] gebruiker is van
  • de [medeverdachte 2] gebruiker is van
  • de [medeverdachte 3] ( [accountnaam 4] ) gebruiker is van
  • de [medeverdachte 4] gebruiker is van
  • de verdachte de mogelijke gebruiker is van
Is de verdachte ‘ [accountnaam 2] ’ en ‘ [accountnaam 7] ’?
De verdachte heeft iedere betrokkenheid stellig ontkend. Hij heeft verklaard dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de snapchataccounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 7] .De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk. Uit het politieonderzoek is gebleken dat het snapchataccount
[accountnaam 2]op 11 december 2024 is aangemaakt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer was tijdens het aanmaken van het account in gebruik bij de verdachte, hetgeen de verdachte ook heeft beaamd. De Thuisbezorgd-bestellingen in die periode laten zien dat de verdachte dit telefoonnummer ook daadwerkelijk gebruikte tussen 24 juni 2024 en 19 maart 2025. Vanaf 20 maart 2025 heeft de verdachte voor het plaatsen van bestellingen een ander telefoonnummer ( [telefoonnummer 2] ) gebruikt. Met dat telefoonnummer [telefoonnummer 2] is, zowel voorafgaand aan als na de explosie, telefonisch contact geweest met de telefoon van de [medeverdachte 4] . Ook is uit onderzoek gebleken dat de snapchat-ID van
[accountnaam 7]in verschillende uitgelezen telefoons is opgeslagen met gebruikersnaam
[gebruikersnaam 4]en
[gebruikersnaam 5] .Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij wel eens
[naam]wordt genoemd. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte steeds de gebruiker is geweest van de accounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 7] .
Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft de rol van opdrachtgever vervuld. Uit de snapchatgesprekken blijkt dat de verdachte een aansturende rol had en dat andere verdachten bij hem verantwoording aflegden.
[accountnaam 7]stuurde voorafgaand aan de explosie naar de [medeverdachte 4] het bericht: ‘Alles gefixt, fix alles lekker zelf anders, je mag hem sturen’. Ook toen er problemen waren omdat de explosie niet juist zou zijn uitgevoerd, werd er bij de verdachte aangeklopt. De [medeverdachte 4] vraagt na afloop van de explosie aan de verdachte: ‘Wat ga ik nu aan die boys uitleggen dan’. Wanneer de [medeverdachte 3] in de groepschat navraag doet over het uitblijven van de betaling wordt
[accountnaam 2]door de [medeverdachte 4] toegevoegd. De [medeverdachte 4] verwijst naar de verdachte, waarop de verdachte schrijft: ‘Die man wil niets loslaten’.
Taakverdeling
Op basis van meerdere verklaringen en het berichtenverkeer uit het dossier kan worden geconcludeerd dat de verdachten die in de groepschat zaten allen betrokken waren bij de explosie. De verdachten hadden – ook los van de groepschat – contact met elkaar over de opdracht. Daarbij was sprake van een taakverdeling. De [medeverdachte 4] heeft van de verdachte de opdracht gekregen om mensen te regelen voor de klus. Hij heeft vervolgens de [medeverdachte 3] als tussenpersoon benaderd om uitvoerders te regelen, waarna de [medeverdachte 3] een groepschat heeft aangemaakt met de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Ook waren er afspraken over de betaling. De [medeverdachte 3] verklaarde dat hij € 1.500,00 zou krijgen, waarvan hij een deel aan ‘de uitvoerder’ en ‘die jongen die zou rijden’ moest geven. De [medeverdachte 4] heeft bij Maashaven de cobra-6 aan [medeverdachte 1] (‘de uitvoerder’) gegeven. Ook de [medeverdachte 2] (‘die jongen die zou rijden’) zat op dat moment als bestuurder in de auto. Vervolgens zijn de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen richting de Bloemkwekersstraat gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie veroorzaakt.
Sprake van medeplegen?
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de verdachte.
Op basis van de hiervoor omschreven feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld moet worden aangenomen dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling. Om de explosie bij de woning aan de [adres 2] te laten slagen was samenwerking met anderen vereist: de opdrachtgever moest de opdracht geven, de bomleverancier de cobra leveren, de tussenpersoon uitvoerders regelen en de uitvoerders het explosief plaatsen. Zonder een van hen had de explosie niet kunnen plaatsvinden. De verdachte was de opdrachtgever van de klus. Hij heeft daarin een onmisbare en cruciale rol vervuld. De verdachte heeft de opdracht voor de explosie aan de [medeverdachte 4] gegeven en stond met hem in nauw contact. Ook was de verdachte verantwoordelijk voor de financiën. Hij zou de betaling regelen en besloot de tussenpersoon en uitvoerders niet uit te betalen.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de (intellectuele) bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. De voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is daarom in voldoende mate komen vast te staan. Het primair ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Gemeen gevaar voor goederen, geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit het dossier is gebleken dat de explosie bij de woning aan de [adres 2] gemeen gevaar voor goederen heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft gerekwireerd dat ook het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat een cobra zwaar en illegaal vuurwerk betreft, bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen concluderen dat in dit geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De cobra is op de tweede etage op de grond voor het appartement van [adres 2] neergelegd en afgestoken. Het is onaannemelijk dat voorbijgangers op straat daardoor ernstig gewond hadden kunnen raken. Ook was er niemand aanwezig in de woning op [adres 2] .
Het ten laste gelegde te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal van dit bestanddeel worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (primair) ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
feit 1
hij op
of omstreeks20 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met
een ofmeer anderen,
althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een
of meerderestuk
(s)(illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra
), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit
/deze
explosief
/explosievenin de richting van een woning gelegen
op/aan de
[adres 2] en
/ ofin het portiek
/ de flatte gooien,
althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning
(en) en/of de inboedel
van die woning(en)te duchten was
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
primair: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft, samen met anderen, een ontploffing teweeggebracht bij een woonhuis, midden in een woonwijk. Hij was de opdrachtgever van de explosie. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer intimiderende vorm van geweld. Het teweegbrengen van een explosie bij een woonhuis is een ernstig strafbaar feit, dat in de samenleving grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt en een grote inbreuk op de rechtsorde maakt. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij een dergelijk ernstig misdrijf heeft willen plegen, enkel voor financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol die de verdachte als opdrachtgever in het geheel heeft vervuld. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, mede omdat de verdachte partieel wordt vrijgesproken voor het onderdeel ‘gevaar voor zwaar lichamelijk letsel’ en verdachte van het onder 2 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, noch in zijn opstelling ter zitting aanknopingspunten om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon en het in beslag genomen geld (€ 5.750.00) verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de in beslag genomen telefoon en het geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geld (€ 5.750.00) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het feit onder 2.
De in beslag genomen telefoon zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit onder 1 is met behulp van dit voorwerp begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 (primair) ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
1. STK GSM (de telefoon)
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geld:
Een bedrag van 5.750,00 EUR.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en L.W.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter, evenals de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 20 april 2025 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] en/ of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of
meer tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] en/ of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was,
welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, op of omstreeks 20
april 2025 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld,
bedreiging en/ of misleiding en/ of het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, te weten door
- een taxichauffeur/snorder en/of uitvoerder te regelen en/of
- de betaling te regelen en/ of
- vuurwerk, althans enig explosief, te regelen en/of
- adressen en/ of informatie en / of opdrachten door te sturen en/ of te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of een of
meer tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door,
een of meerdere stuk(s) (illegaal) vuurwerk (waaronder een Cobra), althans enig
explosief,
in aanraking te brengen met open vuur en (vervolgens) dit/deze
explosief/explosieven in de richting van een woning gelegen op/aan de
[adres 2] en/ of in het portiek/ de flat te gooien, althans nabij die
woning(en) te plaatsen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning(en) en/of de inboedel
van die woning(en) te duchten was en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander/anderen,
te weten de in dat portiek en/ of in de naastgelegen woningen aanwezige personen
te duchten was,
bij en/ of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 april 2025 te
Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/ of opzettelijk gelegenheid, middelen en/ of
inlichtingen heeft verschaft, door
- een taxichauffeur/snorder en/of een uitvoerder te regelen en/of
- de betaling te regelen en/ of
- vuurwerk, althans enig explosief, te regelen en/of
- adressen en/ of informatie en/ of opdrachten door te sturen en/ of te verstrekken;
feit 2
hij op of omstreeks 21 mei 2025, te Rotterdam een contant geldbedrag van 5750
euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat dit/die voorwerp(en), onmiddellijk of middellijk, afkomstig
was/waren uit enig misdrijf of uit enig eigen misdrijf.