4.2.2.Beoordeling
Relevante feiten en omstandigheden
Op 20 april 2025 om 22:55 uur heeft er een explosie plaatsgevonden bij [adres 2] . Uit het politieonderzoek is gebleken dat als gevolg van de ontploffing onder andere meerdere ramen zijn gebroken, er rookontwikkeling was, er een zwarte plek op de grond bij de voordeur van [adres 2] zichtbaar was en er restanten van vuurwerk op de grond lagen.
Uit de camerabeelden is gebleken dat kort voor de ontploffing een auto heeft stilgestaan bij de avondwinkel KCT aan de Middellandstraat. Even later is aan de bijrijderszijde een persoon uitgestapt, die vervolgens zijn route vervolgde naar de Bloemkwekersstraat. Dit bleek later te zijn: [medeverdachte 1] . Ook is gezien dat de bestuurder van het voertuig is uitgestapt. Dit bleek later te zijn: de [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft later verklaard dat hij samen met de [medeverdachte 2] naar de Maashaven in Rotterdam is gereden om een Cobra 6 op te halen. Vervolgens zijn zij samen naar de Kruiskade gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie bij [adres 2] gepleegd. De explosie is door [medeverdachte 1] in een video op de (geleende) telefoon van de [medeverdachte 2] vastgelegd. Na de explosie is [medeverdachte 1] weer bij de [medeverdachte 2] in de auto gestapt en zijn ze weggereden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Snapchataccounts
Uit onderzoek naar de telefoons van de [medeverdachte 2] is gebleken dat er gesprekken via Snapchat zijn gevoerd die betrekking hebben op de explosie.
De [medeverdachte 2] (
[gebruikersnaam 1]) zat in een groepsgesprek met [medeverdachte 1] (
[gebruikersnaam 2]) en de accountnamen
[accountnaam 1] , [accountnaam 2]en
. [accountnaam 3]. De [medeverdachte 2] heeft één dag na de explosie een screenshot doorgestuurd van het gesprek, waarin wordt gesproken over het uitblijven van de betaling. Uit nader onderzoek is gebleken dat:
- [medeverdachte 1] gebruiker is van
- de [medeverdachte 2] gebruiker is van
- de [medeverdachte 3] ( [accountnaam 4] ) gebruiker is van
- de [medeverdachte 4] gebruiker is van
- de verdachte de mogelijke gebruiker is van
Is de verdachte ‘ [accountnaam 2] ’ en ‘ [accountnaam 7] ’?
De verdachte heeft iedere betrokkenheid stellig ontkend. Hij heeft verklaard dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de snapchataccounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 7] .De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk. Uit het politieonderzoek is gebleken dat het snapchataccount
[accountnaam 2]op 11 december 2024 is aangemaakt met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer was tijdens het aanmaken van het account in gebruik bij de verdachte, hetgeen de verdachte ook heeft beaamd. De Thuisbezorgd-bestellingen in die periode laten zien dat de verdachte dit telefoonnummer ook daadwerkelijk gebruikte tussen 24 juni 2024 en 19 maart 2025. Vanaf 20 maart 2025 heeft de verdachte voor het plaatsen van bestellingen een ander telefoonnummer ( [telefoonnummer 2] ) gebruikt. Met dat telefoonnummer [telefoonnummer 2] is, zowel voorafgaand aan als na de explosie, telefonisch contact geweest met de telefoon van de [medeverdachte 4] . Ook is uit onderzoek gebleken dat de snapchat-ID van
[accountnaam 7]in verschillende uitgelezen telefoons is opgeslagen met gebruikersnaam
[gebruikersnaam 4]en
[gebruikersnaam 5] .Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij wel eens
[naam]wordt genoemd. Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte steeds de gebruiker is geweest van de accounts
[accountnaam 2]en
[accountnaam 7] .
Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft de rol van opdrachtgever vervuld. Uit de snapchatgesprekken blijkt dat de verdachte een aansturende rol had en dat andere verdachten bij hem verantwoording aflegden.
[accountnaam 7]stuurde voorafgaand aan de explosie naar de [medeverdachte 4] het bericht: ‘Alles gefixt, fix alles lekker zelf anders, je mag hem sturen’. Ook toen er problemen waren omdat de explosie niet juist zou zijn uitgevoerd, werd er bij de verdachte aangeklopt. De [medeverdachte 4] vraagt na afloop van de explosie aan de verdachte: ‘Wat ga ik nu aan die boys uitleggen dan’. Wanneer de [medeverdachte 3] in de groepschat navraag doet over het uitblijven van de betaling wordt
[accountnaam 2]door de [medeverdachte 4] toegevoegd. De [medeverdachte 4] verwijst naar de verdachte, waarop de verdachte schrijft: ‘Die man wil niets loslaten’.
Taakverdeling
Op basis van meerdere verklaringen en het berichtenverkeer uit het dossier kan worden geconcludeerd dat de verdachten die in de groepschat zaten allen betrokken waren bij de explosie. De verdachten hadden – ook los van de groepschat – contact met elkaar over de opdracht. Daarbij was sprake van een taakverdeling. De [medeverdachte 4] heeft van de verdachte de opdracht gekregen om mensen te regelen voor de klus. Hij heeft vervolgens de [medeverdachte 3] als tussenpersoon benaderd om uitvoerders te regelen, waarna de [medeverdachte 3] een groepschat heeft aangemaakt met de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Ook waren er afspraken over de betaling. De [medeverdachte 3] verklaarde dat hij € 1.500,00 zou krijgen, waarvan hij een deel aan ‘de uitvoerder’ en ‘die jongen die zou rijden’ moest geven. De [medeverdachte 4] heeft bij Maashaven de cobra-6 aan [medeverdachte 1] (‘de uitvoerder’) gegeven. Ook de [medeverdachte 2] (‘die jongen die zou rijden’) zat op dat moment als bestuurder in de auto. Vervolgens zijn de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] samen richting de Bloemkwekersstraat gereden en heeft [medeverdachte 1] de explosie veroorzaakt.
Sprake van medeplegen?
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de verdachte.
Op basis van de hiervoor omschreven feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld moet worden aangenomen dat er sprake was van een onderlinge taakverdeling. Om de explosie bij de woning aan de [adres 2] te laten slagen was samenwerking met anderen vereist: de opdrachtgever moest de opdracht geven, de bomleverancier de cobra leveren, de tussenpersoon uitvoerders regelen en de uitvoerders het explosief plaatsen. Zonder een van hen had de explosie niet kunnen plaatsvinden. De verdachte was de opdrachtgever van de klus. Hij heeft daarin een onmisbare en cruciale rol vervuld. De verdachte heeft de opdracht voor de explosie aan de [medeverdachte 4] gegeven en stond met hem in nauw contact. Ook was de verdachte verantwoordelijk voor de financiën. Hij zou de betaling regelen en besloot de tussenpersoon en uitvoerders niet uit te betalen.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de (intellectuele) bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. De voor het medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten is daarom in voldoende mate komen vast te staan. Het primair ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Gemeen gevaar voor goederen, geen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Uit het dossier is gebleken dat de explosie bij de woning aan de [adres 2] gemeen gevaar voor goederen heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft gerekwireerd dat ook het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat een cobra zwaar en illegaal vuurwerk betreft, bevat het dossier onvoldoende informatie om te kunnen concluderen dat in dit geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De cobra is op de tweede etage op de grond voor het appartement van [adres 2] neergelegd en afgestoken. Het is onaannemelijk dat voorbijgangers op straat daardoor ernstig gewond hadden kunnen raken. Ook was er niemand aanwezig in de woning op [adres 2] .
Het ten laste gelegde te duchten gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal van dit bestanddeel worden vrijgesproken.