Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De kern van het geschil
2.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2024, met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van de man, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijzing van eis in conventie van de vrouw, met producties 6 tot en met 9;
- de akte van de man, wijziging en vermeerdering van eis in reconventie, met producties 7 tot en met 19;
- de conclusie van de vrouw: antwoordakte (wijzing en vermeerdering van eis in reconventie) tevens houdende vermeerdering van eis in conventie, met producties 10 en 11;
- productie 20 van de man, houdende een doorgestuurde e-mail van de man aan zijn advocaat, twee rekeningafschriften en een screenshot van chatberichten;
3.De feiten
4.Het geschil
in conventie
5.De beoordeling
“Cliente wenst vooralsnog geen verdeling van de huwelijksgemeenschap. U verblijft in de echtelijke koopwoning en voorzover cliente bekend bent u niet in staat om de woning zelfstandig te financieren. Cliente is bereid om de woning en alle overige zaken onverdeeld te laten. Zij vindt het belangrijk dat het kind wanneer zij bij u is in haar vertrouwde omgeving kan blijven.”
Ad F. de belastingteruggave over 2021 en 2022), maar de man heeft geen bankafschriften van zijn eigen bankrekeningen op de omvangspeildatum in het geding gebracht, hetgeen tenminste op zijn weg had gelegen. De rechtbank heeft daardoor geen inzicht in de hoogte van de banksaldi van de man. Daarom beoordeelt de rechtbank de verdeling van de saldi en de vordering van de man ter zake van de belastingteruggave los van elkaar, en worden de saldi op de bankrekeningen toegedeeld aan de partij op wier naam de betreffende bankrekening staat, zonder nadere verrekening.
“Ik zal daar 5% rente opgooien. Het zal worden verrekend met het uitkoopbedrag en anders restwaarde van de woning.”
- dat hij het poetsbedrijf van zijn oom in 2009 (dus nog voor het huwelijk) heeft overgenomen voor € 180.000;
- dat hij daardoor nog een schuld aan zijn oom heeft die € 145.000 bedraagt, exclusief rente;
- dat hij vanwege de financiële crisis en later corona op deze schuld nauwelijks heeft kunnen aflossen, maar zelfs nieuwe schulden heeft moeten maken om de zaak draaiende te houden;
- dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor deze schulden;
- dat een andere schuld, aan [naam 1], € 29.323,22 bedraagt;
- dat de onderneming ook veel (andere) schulden heeft, tot in totaal ongeveer € 75.000.
- dat het betreft een ‘overeenkomst van geldlening’ waarbij aan kredietnemer [naam 4] € 215.000 is geleend met het doel de overname van de activiteiten van het poetsbedrijf alsmede de complete inventaris en inboedel;
- dat kredietnemer jaarlijks aan aflossing € 14.620 betaalt;
- dat kredietnemer per jaar over het uitstaande krediet een rente van 2% betaalt;
- dat de overeenkomst is aangegaan en ondertekend op 1 mei 2009; en
- dat het adres van kredietnemer is: [adres].
‘die blijkbaar verloren is geraakt’, reden waarom er volgens de oom een nieuwe (en geantedateerde) overeenkomst is opgemaakt. De verklaring van de oom houdt verder in dat er uitsluitend contante betalingen zijn gedaan en dat op 10 oktober 2024 nog € 182.300,- aan schuld en vervallen rente openstaat. Dat zou volgens de verklaring het restant betreffen ná aftrek van de waarde van de Maserati (12.000,-), die de oom zegt te hebben ingenomen.
De schuld aan [naam 1]
dat het dossier is gesloten wegens dat de hoofdsom niet is voldaan’.
‘Maseratti’en één keer
‘Maseratti reparatie’. De bedragen zijn veelal geen ronde bedragen. Uit de door de man overgelegde producties blijkt dus niet dat op de peildatum sprake was van een lening van de man bij [naam 1] van € 29.323,22 en evenmin dat daarop is afgelost door te poetsen voor [naam 1].