ECLI:NL:RBROT:2025:1234

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
ROT 23/4734
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Erdal, had zijn aanvraag op 3 mei 2023 afgewezen gekregen door verweerder, die bij het bestreden besluit van 30 mei 2023 zijn beslissing handhaafde. De rechtbank heeft op 28 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen. Eiser had zich op 7 november 2022 gemeld met een hulpvraag en kreeg op 13 januari 2023 een tegemoetkoming in de verhuiskosten. De afwijzing van de trapliftaanvraag werd gemotiveerd door een huisbezoek en een medisch advies, waaruit bleek dat eiser in staat was om de trap naar zijn souterrain te lopen met extra houvast. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eiser, waaronder strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, niet slagen. De rechtbank stelt vast dat er geen toezeggingen zijn gedaan over de plaatsing van een traplift en dat de beperkingen van eiser voldoende kunnen worden gecompenseerd met extra beugels.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk heeft gekregen en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4734

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 februari 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit Schiedam, eiser

(gemachtigde: mr. T. Erdal),
en

[naam verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. M.S. de Jong).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft een beroepschrift ingediend.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 28 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft zich op 7 november 2022 bij verweerder gemeld met een hulpvraag. Met het besluit van 13 januari 2023 heeft verweerder aan eiser een tegemoetkoming in de verhuiskosten toegekend. Eisers bezwaarschrift was gericht tegen dat besluit. Met het besluit van 3 mei 2023 heeft verweerder het hiervoor genoemde besluit ingetrokken en eisers aanvraag voor een traplift afgewezen. Met het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 3 mei 2023 heroverwogen en eisers bezwaren ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag om een traplift. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Verweerder heeft eisers aanvraag op de juiste gronden afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1.
De beroepsgrond dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel, slaagt niet. Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Op 22 december 2022 heeft in dit verband een huisbezoek door een Wmo-consulent plaatsgevonden en, omdat eiser het niet eens was met de uitkomst daarvan, op 21 februari 2023 door een verzekeringsarts. De bevindingen tijdens deze huisbezoeken zijn vastgelegd in een gespreksverslag en in het medisch advies van 21 februari 2023, naar aanleiding van een vraag van verweerder door de verzekeringsarts nog aangevuld op 7 maart 2023. Blijkens het medisch advies heeft voorts gericht onderzoek plaatsgevonden, zodat de rechtbank voorbij gaat aan de pas ter zitting ingenomen stelling van betrokkene dat de medisch adviseur slechts enkele minuten aan de deur met eiser heeft staan praten, zonder zelfs maar binnen te komen. Hierbij weegt mee dat deze stelling niet is ingenomen bij de hoorzitting op 18 april 2023 en evenmin in het (aanvullend) beroepschrift.
5.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder inzichtelijk gemotiveerd dat uit het medisch advies blijkt dat eiser in staat is om de trap naar zijn souterrain te lopen, maar dat hier niet voldoende houvast is en dat hij daarvoor gebruik kan maken van extra beugels in het trapgat. Aldus is afdoende gemotiveerd dat eiser zijn beperkingen kan compenseren door het gebruik van extra beugels, waardoor er geen noodzaak is tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift. De stelling van eiser dat de medisch adviseur eraan voorbij is gegaan dat al beugels zijn geplaatst maakt dit niet anders. Het standpunt van verweerder is immers dat er door het gebruik van extra beugels geen noodzaak is tot het plaatsen van een traplift. Pas ter zitting heeft eiser aangevoerd dat er geen ruimte is voor extra beugels, maar die stelling heeft hij tegenover de beoordeling door de medisch adviseur niet aan de hand van bijvoorbeeld foto’s onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat. Uit de door eiser in beroep overgelegde informatie van zijn huisarts van 4 augustus 2023 volgt ten slotte slechts dat eiser slecht ter been is, moeilijk de trap op en neer kan en daarbij ook weleens is gevallen. Die gegevens zijn niet strijdig met de bevindingen van de medisch adviseur en in het bijzonder volgt er niet uit dat de huisarts van oordeel is dat slechts met een traplift eisers beperkingen kunnen worden gecompenseerd.
5.3.
De beroepsgrond dat wegens inhoudelijke tegenspraak tussen de rapportage van de Wmo-consulent en het medisch advies sprake is van strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel, slaagt niet. Uit het door de consulent opgestelde gespreksverslag blijkt niet dat de plaatsing van een traplift is toegezegd. De consulent concludeert weliswaar dat eiser niet veilig de trap op en af kan gaan en dat het plaatsen van een traplift dit probleem zou kunnen oplossen – niet: dat
slechtshet plaatsen van een traplift dit probleem zou kunnen oplossen – maar dat in die situatie beoordeeld moet worden of de gehele woning levensloopbestendig is en dat dit niet het geval is, waardoor de consulent tot een verhuisadvies kwam. Hieruit blijkt niet dat aan eiser toezeggingen zijn gedaan of bij hem verwachtingen zijn gewekt. De verzekeringsarts is in zijn rapportage van 21 februari 2023 en in de aanvulling van 7 maart 2023 tot de conclusie gekomen dat gezien de problematiek van eiser primair gebruik kan worden gemaakt van extra beugels/houvast in het trapgat. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit mogen concluderen dat de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die eiser ondervindt daarmee voldoende worden gecompenseerd. Van strijd met het vertrouwensbeginsel of rechtszekerheidsbeginsel is niet gebleken. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers aanvraag om een traplift op de juiste gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van J.G. Mierop, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.