ECLI:NL:RBROT:2025:12337
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet tegen uitspraak bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de verzetrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 5 april 2023. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant tegen een besluit van de Minister van Financiën niet-ontvankelijk verklaard. De opposant had verzet aangetekend, maar het verzetschrift bevatte geen gronden die gericht waren tegen de eerdere uitspraak. De verzetrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke gronden zijn ingediend en dat er geen verschoonbare reden was voor het niet voldoen aan de wettelijke eisen die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt aan een verzetschrift. De verzetrechter heeft de zaak op 17 december 2024 behandeld, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De verzetrechter heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de opposant geen belang had bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft de opposant in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen, maar hier is niet op gereageerd. De verzetrechter heeft uiteindelijk het verzet niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de verzetgrond.