ECLI:NL:RBROT:2025:12318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
10.170303.25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van oplegger met container en e-steps, gevangenisstraf en taakstraf opgelegd

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een oplegger met een container en daarin e-steps. De verdachte, geboren in 2002, was op het moment van de diefstal in het bezit van een vrachtwagen en heeft deze gebruikt om de goederen te stelen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht maanden, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 42 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat zijn jonge leeftijd en werkstatus in zijn voordeel werkten. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar voor diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de vertegenwoordiging niet correct was. De rechtbank besloot ook over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij enkele verbeurd werden verklaard en andere aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10.170303.25
Datum uitspraak: 25 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen. Hiervoor heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest.
3.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op gon van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op
of omstreeks24 mei 2025 te Schiedam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
a. a) een oplegger (kenteken [kentekennummer 1] ),
b) een container (nr [containernummer] ) en
/of
c)
één of meerderee-steps (merk Kukirin, type G2) in/uit voornoemde container,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
a. a) [bedrijf A] ,
b) [bedrijf B] en/of
c) [bedrijf C] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak
en/ofverbreking,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.2.
Overweging omtrent het bewijs
De verdachte beschikte op 24 mei 2025 over een vrachtwagen met kenteken [kentekennummer 2] . Deze vrachtwagen is op deze dag in de vroege ochtend gezien, rijdend in de richting van en nagenoeg op de plaats waar later de weggenomen oplegger met container (zonder lading) is aangetroffen. De oplegger met container (met lading) was enige uren daarvoor, om 4.02 uur, weggenomen uit Schiedam door een vrachtwagen van hetzelfde merk en type als de vrachtwagen van de verdachte. Uit de tachograaf van de vrachtwagen van de verdachte volgt dat rond dat tijdstip met deze vrachtwagen werd gereden. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband bezien, is vast komen te staan dat de oplegger met container met de lading e-steps is weggenomen door de verdachte met de vrachtwagen waarover hij op dat moment beschikte.

4.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering straffen

6.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de
omstandigheden waaronder het feit zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een oplegger met container met daarin een lading elektrische steps. In de nacht van 23 op 24 mei 2025 is de betreffende oplegger met container met de lading elektrische steps weggenomen van de plek waar die stond geparkeerd. Daarbij heeft de verdachte de vrachtwagen gebruikt die hij sinds vier weken in gebruik had van zijn nieuwe werkgever.
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven.
De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de verdachte van het onderdeel medeplegen wordt vrijgesproken. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten voor ladingdiefstal en voor diefstal van een vrachtwagen (drie maanden gevangenisstraf). De rechtbank ziet in de jonge leeftijd van de verdachte, zijn blanco strafblad en het feit dat hij inmiddels weer aan het werk is, reden om hem geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Hiermee kan echter niet worden volstaan omdat dit geen recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank zal daarom ook een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
De beslaglijst
De officier van justitie heeft op de zitting twee lijsten overgelegd van in beslaggenomen voorwerpen waarover nog geen beslissing is genomen.
1. EUR € 5.480,- [beslagnummer 12]
2. Telefoon goednummer [beslagnummer 1]
3. Telefoon goednummer [beslagnummer 2]
4. Telefoon goednummer [beslagnummer 3]
5. Telefoon goednummer [beslagnummer 4]
6. DSI patch (onderdeel voertuig) [beslagnummer 5]
7. Pepperspray [beslagnummer 6]
8. Verbroken containerslot [beslagnummer 7]
9. Doos containerslot [beslagnummer 8]
10. Zegels (2 stuks) [beslagnummer 9]
11. Rolex horloge (nep) [beslagnummer 10]
12. HP Laptop [beslagnummer 11] .
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen voorwerpen 2, 8, 9 en 10 verbeurd te verklaren, de voorwerpen 6 en 7 te onttrekken aan het verkeer en de voorwerpen 3, 4, 5, 11 en 12 terug te geven aan de verdachte.
7.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de teruggave van het in beslag genomen voorwerp [beslagnummer 12] (€ 5.480,-) aan de verdachte gelasten.
De in beslag genomen voorwerpen 2, 8, 9 en 10, zullen worden verbeurd verklaard.
De verdachte kan de voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.
De in beslag genomen voorwerpen 6 en 7 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen 3, 4, 5, 11 en 12 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 59.280,- aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de heer [persoon A] - de indiener van het formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’ - was gemachtigd de benadeelde partij te vertegenwoordigen. Evenmin is gebleken dat de namens de benadeelde partij ter terechtzitting aanwezige persoon - de heer [persoon B] - op de bij wet voorziene wijze was gemachtigd om namens de benadeelde partij op te treden. Immers, een handtekening daartoe ontbreekt. De vordering kan opnieuw worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig (42) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van honderd en tachtig (180) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
negentig (90) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het feit de voorwerpen 2, 8, 9 en 10;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen 6 en 7;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen 3, 4, 5, 11 en 12;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 september 2025.