In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding over een ontruimingsvordering. De eiser, een verhuurder uit Amsterdam, heeft de gedaagden, twee huurders uit Rotterdam, aangeklaagd vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 26.092,28. Ondanks dat de gedaagden hulp hebben gezocht, is er geen zicht op een oplossing op korte termijn. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat de ontruimingstermijn op dertig dagen wordt gesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand zo hoog is dat het aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, maar heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen omdat de gemachtigde van de eiser niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagden, die grotendeels ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.