ECLI:NL:RBROT:2025:12310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
11872919 VV EXPL 25-532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruimingsvordering in kort geding tegen bewindvoerder wegens ernstige overlast door huurder met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonbron en ZEKER Financiële Zorgverlening B.V., de bewindvoerder van de gedaagde. Woonbron heeft de ontruiming van een woning gevorderd, omdat de huurder, die kampt met verslavingsproblematiek, ernstige overlast veroorzaakt aan omwonenden en zijn woning in vervuilde staat heeft achtergelaten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden, gezien de ernst van de overlast en het gedrag van de huurder. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de huurder hulp weigert en dat er geen zicht is op een oplossing op korte termijn. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en de bewindvoerder veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen. Daarnaast zijn de proceskosten aan de bewindvoerder opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De vordering tot betaling van huur door Woonbron is afgewezen, omdat er geen huurachterstand is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11872919 VV EXPL 25-532
datum uitspraak: 2 oktober 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen
ZEKER Financiële Zorgverlening B.V.,
als bewindvoerder over de goederen van
[gedaagde],
vestigingsplaats: Almere Buiten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.E. van der Bent.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’, ‘de bewindvoerder’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 september 2025, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van de bewindvoerder van 17 september 2025, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 17 september 2025, met bijlage.
1.2.
Op 18 september 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Woonbron aanwezig [naam 1] (sociaal beheerder) en [naam 2] (juridisch medewerker) bijgestaan door mr. Glen-Boedhram. De bewindvoerder in de persoon van [naam 3] was aanwezig, bijgestaan door mr. Van der Bent.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt een woning van Woonbron. Woonbron is dit kort geding begonnen omdat [gedaagde] ernstige overlast veroorzaakt aan omwonenden. Ook heeft hij meermaals lekkage vanuit het gehuurde bij zijn onderbuurvrouw veroorzaakt. Woonbron wil dat de kantonrechter de bewindvoerder in dit kort geding veroordeelt om het gehuurde te ontruimen, omdat (volgens haar) met voldoende zekerheid vast staat dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Woonbron wijst erop dat sprake is van verslavingsproblematiek en dat [gedaagde] (veel) hulp aangeboden heeft gekregen, maar dat hij hulp weigert en (vrijwillige) opnames voortijdig afbreekt. De onderbuurvrouw van [gedaagde] is zo bang voor hem, dat zij haar woning tijdelijk heeft verlaten en nu in een wisselwoning woont. Zij zal uiterlijk op 30 november 2025 weer moeten terugkeren naar haar woning.
2.2.
De bewindvoerder is in de procedure verschenen. Zij heeft bevestigd dat er (alleen) sprake is van vrijwillige hulpverlening en dat [gedaagde] die inderdaad weigert of voortijdig afbreekt. Zij heeft geen contact met [gedaagde] zelf; alle contacten over het bewind lopen via zijn broer.
De bewindvoerder moet het gehuurde ontruimen
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonbron heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat er met een (voldoende) grote mate van zekerheid vanuit kan worden gegaan dat de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde] in een bodemprocedure zal worden ontbonden. Er is namelijk sprake van ernstige overlast. [gedaagde] handelt daarom niet als een goed huurder. Zijn tekortkoming is zo ernstig dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De overlast is ook zo ernstig, dat vooruitlopend op ontbinding van de huurovereenkomst de vordering ontruiming van het gehuurde in dit kort geding kan worden toegewezen.
2.5.
Woonbron heeft toegelicht waar de overlast die [gedaagde] veroorzaakt uit bestaat. Er is sprake van geluidsoverlast, stankoverlast, wateroverlast, vervuiling van het gehuurde (inclusief ongedierte), intimidatie van omwonenden en dreigementen. Uit het verweer van de bewindvoerder is niet gebleken dat de overlast zich niet voordoet, of in mindere mate, of door anderen wordt veroorzaakt. Omwonenden hebben bij Woonbron geklaagd over de overlast. Voor de onderbuurvrouw van [gedaagde] is de situatie zo ernstig geworden dat zij niet meer in haar woning kon blijven. Woonbron heeft haar in een wisselwoning geplaatst, waar zij tot en met 30 november 2025 kan blijven. De sociaal beheerder van Woonbron, [naam 4], heeft op de zitting toegelicht dat het gehuurde ernstig vervuild is. Woonbron schat in dat zij ongeveer € 30.000,- aan kosten zal moeten maken om het gehuurde weer geschikt te maken voor verhuur aan iemand anders. Ook de ambulant begeleider van [gedaagde] bevestigt in zijn schriftelijke verklaring dat hij veel rommel en dode muizen in het gehuurde heeft gezien en dat er geen meubels staan.
2.6.
Dat [gedaagde] overlast veroorzaakt, heeft hoogstwaarschijnlijk te maken met zijn verslaving aan verdovende middelen. Dat betekent echter niet dat de tekortkoming (het zich niet gedragen als goed huurder) niet aan hem wordt toegerekend. De ambulant begeleider van [gedaagde] is op zoek gegaan naar een plaats waar [gedaagde] begeleid kan wonen. Door omstandigheden buiten [gedaagde] om is er tot op dit moment geen plaats voor hem gevonden en is er ook geen concreet zicht op een plaats waar hij binnen afzienbare tijd terecht kan. De begeleider van [gedaagde] verklaart ook dat [gedaagde] recent weer na één dag is vertrokken na een opname om af te kicken en dat hij hoog in zijn middelengebruik zit.
2.7.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat voldoende vast staat dat sprake is van ernstige overlast die aan [gedaagde] moet worden toegerekend en dat [gedaagde] door het gehuurde te laten vervuilen ernstige schade toebrengt aan Woonbron. Dit zal leiden tot een ontbinding van de huurovereenkomst. Woonbron heeft er belang bij dat het gehuurde zo snel mogelijk wordt ontruimd, nu de onderbuurvrouw van [gedaagde] uiterlijk op 30 november 2025 weer zal terugkeren naar haar eigen woning. Er is geen concreet zicht op een plek voor begeleid wonen voor [gedaagde], zodat van Woonbron niet kan worden verlangd dat zij nog even afwacht tot de bewindvoerder de huurovereenkomst vrijwillig kan opzeggen.
2.8.
Omdat de goederen van [gedaagde] onder bewind staan en de huurovereenkomst een ‘goed’ is in de zin van de wet, is de bewindvoerder de formele procespartij in dit kort geding. Zij zal daarom worden veroordeeld om het gehuurde te ontruimen. De kantonrechter stelt de ontruimingstermijn, zoals gebruikelijk, op veertien dagen na betekening van het vonnis.
De vordering tot betaling van € 643,93 per maand wordt afgewezen
2.9.
Woonbron vordert ook een veroordeling van de bewindvoerder om een bedrag van € 643,93 (de geldende huur) per maand te betalen tot de datum van ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter wijst die vordering af. Er is geen sprake van een huurachterstand en de bewindvoerder heeft op de zitting verklaard dat zij alle vaste lasten betaalt. Er is geen reden om aan te nemen dat zij daarmee zal stoppen nu de ontruimingsvordering wordt toegewezen; Woonbron heeft daarom geen belang bij een vonnis waarin de bewindvoerder wordt veroordeeld om deze betalingen te blijven doen.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van de bewindvoerder, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die de bewindvoerder aan Woonbron moet betalen op € 146,14 aan dagvaardingskosten, € 135,-aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 959,14. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna bepaald.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Woonbron dat eist en de bewindvoerder daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen veertien dagen na de datum waarop dit vonnis is betekend de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 959,14 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909